Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a. (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.
Afbeelding van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.Toon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.47 MB)

Scans (18.14 MB)

XML (1.76 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche gedichten uit de veertiende eeuw van Jan van Boendale, Hein van Aken e.a.

(1869)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 704]
[p. 704]

Bijlage D.
Boec vander wraken.

Fragment eener rhapsodie uit onderscheidene leerdichten, voorkomende in een hs. van den Rinclus, dat vroeger behoorde tot de bibliotheek van lord Heber. - Afgedrukt in Mone's Anzeiger, 1838, kol. 539 volg., vermeld in zijn Uebersicht, nr 370, 3. De verschillende oorsprongen er van werden aangewezen door prof. De Vries in zijne inleiding van den Lekenspiegel, bl. CXXXV-VI. - De veertien eerste regels behooren tot die Rose; met v. 61 begint de tweede afdeeling van het Boec vander wraken.

 
Ga naar margenoot+
 
Ga naar margenoot+ Armoede heeft gierecheiden bracht,
 
Die in de werelt heeft groete macht,
 
Want gierecheide heeft gedaen
 
Dicke menegen man verslaen,
5[regelnummer]
Ende gemaect menech orloge
 
Ga naar margenoot+ Tusschen coning ende hertoge;
 
Borge doetse maken ende stedeGa naar voetnoot1 groet,
 
Dier men en hadde negeene noetGa naar voetnoot2,
 
Op dat die gierecheit en dade,
10[regelnummer]
Die altoes eens anders scade
 
Ga naar margenoot+ Gherne sageGa naar voetnoot3 ende hare bate,
 
Dit doet maken menech gesate
 
Ende vergaderenGa naar voetnoot4 gout ende scat.
 
Ga naar margenoot+ Gonnecrt werde ierst op brachte dat!Ga naar voetnoot5
15[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Bi desen liedenGa naar voetnoot6 waren te stoert
 
Die sempel liede, daer men af hoert;
[pagina 705]
[p. 705]
 
Die hadden een goet sempel leven,
 
Dat hem nature hadde gegeven,
 
Ende en daden noeysent goet,
20[regelnummer]
Want valscheit ende overmoet
 
Dede hem proper goet gewinnen,
 
Ende deilen dlant in allen sinnen,
 
Ende setten palen ende meere;
 
Ende bi wilen vochtense seere,
25[regelnummer]
Die starken namen den cranken thare.
 
Doe si dit worden geware,
 
Vergaderden si alle gemeene,
 
Ende cosen den straksten onder hem alleene,
 
Ende maectene prince ende here.
30[regelnummer]
Hi swoer hem dat hi voert meere
 
Hem soude bescermen van quadien,
 
Ende so dwingen ende castien,
 
Dat si met verden souden leven,
 
Ende hise ter doot niet en soude begeven.
35[regelnummer]
Doe gaf hem elc van den sinen
 
Soe vele, dat hi sonder pinen
 
Met groeten eeren leven mochte,
 
Na dat hem allen gaderenGa naar voetnoot1 dochte.
 
Dit ambacht hielt hi enen tijt,
40[regelnummer]
Soe dats die roeveren hadden nijt,
 
Ende droegen soe vele over een,
 
So dat si goet en lieten en geen,
 
Si en roefdent ende stalent tallen stonden;
 
Ende alsi den prince alleene vonden,
45[regelnummer]
Versloegen sine menech werven.
 
Doen moeste hem tfolc anderwerven
 
Hem selven besetten al gemeene,
 
Beide die grote ende die cleenne,
 
Ende gaven den prinee rente so groet,
50[regelnummer]
Dat hi vele serzante ontboet,
 
Die hem holpen in allen tiden
 
Beide vechten ende striden,
 
Ende waren heme onderdaen,
[pagina 706]
[p. 706]
 
Na dat wi die boeke verstaen.
55[regelnummer]
Dus waren die ierste dinge,
 
Daer af princen ende coninge
 
Ierstwerf quamen ende lantsheren,
 
Die nu hare aerme volc ontderen.
 
Noch een redene sal hier na comen,
60[regelnummer]
Die ute Leeken spiegel es genomen.
 
Ga naar margenoot+ Hier begent die ander boec,
 
Hoe God sinen swaren vloec
 
Op die Kerstene senden sal,
 
Ende om der menschen sonden al.
65[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Methodocius, die heilege man,
 
Daer ic af te seggene began,
 
Was bescop ende martelare,
 
Maecte een boec scoene ende clarc,
 
Ende was een Griec, als ic versta,
70[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die vele dichte vorc ende na,
 
Welc boec op Adame begint,
 
Ende op tgroete ordeel int,
 
Daer hi in toent vele saken
 
Van Gods Ons Heeren wraken,
75[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ende hoe dat na Noes tiden
 
Ierst began dat striden,
 
Ende oec orloge ende toren,
 
Dies men niet en hadde te voren;
 
Want vor dien tiden, alsoe men leest,
80[regelnummer]
Ga naar margenoot+ En hadde negeen lantshere geweest.
 
Ende hoe ierst op quamen lantsheren
 
Willie u toenen ende leeren,
 
Also dese here Methodosius
 
In sinen boec bescrijft aldus.
85[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Sint dat die diluvie gine.
 
Wan Noe, in wacre dine,
 
Aen syn wyf enen sone,
 
Jonitus heet die gone,
 
Ende was gedaen als een wigant,
90[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die ierst astronomie vant,
 
Ende was wys van alre conste,
 
Alsoct hem Onse Here onste.
[pagina 707]
[p. 707]
 
In deser tijt was een gijgant,
 
Nembroch was hi genant,
95[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Sterc ende groet was hi van machte,
 
Ende was van Sems geslachte.
 
Dese was anc Jonitum gekerct,
 
Ende Jonitus heeft hem geleret
 
Hoe si souden regneren
100[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ende tfolc onder hem keren,
 
Ende hem dat maken onderdaen.
 
Nembroch heeft dat wel verstaen,
 
Ende maecte thant sine woene
 
Daer nu staet Babiloene,
105[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ende wert here daer naer
 
Van al dien landen daer.
 
Dit was dierste, als iet leerde,
 
Die op erterike regneerde,
 
Ende was so mechtech eer iet lane,
110[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dat hi al die lande dwane.
 
Doe Chams geslachte wert geware
 
Dat Nembroch so mechtech ware,
 
Maecten si enen here thant,
 
Die Pontipus was genant.
115[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Jafeths geslechte dier gelike
 
Maecten oec een coninerike,
 
Ende ander lieden oec, te waren,
 
Soe dat vier conincriken waren
 
Ghemaect in corter tijt,
120[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die emmer hadden altoes strijt
 
Onderlinge ende orloghe grot,
 
Daer omme menech man bleef doot;
 
Want elc woude allene regneren,
 
Ende sine omsaten onteeren.
125[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Na Noe so quam Nembrochs rike,
 
Ende verwan mogendelike
 
Chams rike met al den lande
 
Metten swerde ende met brande.
 
Daer na quam weder Chams geslachte
130[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Om dit te wrekene met crachte,
 
Met volke, wien dats wondert,
[pagina 708]
[p. 708]
 
XXm ende dre hondert,
 
Om te wrekene dese dine
 
Op Nembrochs nacomeline,
135[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die Consorius hiet, als ic verstoet;
 
Ende dit was volc al te voet,
 
Ende elc, alsic bescreven vant,
 
En hadde maer een roedt in de hant.
 
Consorius ten selven tiden
140[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Liet se over ene riviere liden,
 
Ende doe quam hi daer iegen,
 
Ende heefse alle verslegen
 
Datter een niet en ontgine:
 
Dits te horne vremde dinc.
145[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hier na quam met groter machte
 
Een van Jonitus geslachte,
 
Die wilen Noes sone was,
 
Daer ic hier te voren af las,
 
Ende destrueerde alle die lande
150[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Metten swerde ende met brande,
 
Die over die Eufrate lagen
 
Met meneger groter plagen,
 
Want si daer te nieute daden
 
.LXVI. grote staden,
155[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Met al den landen alsoe
 
Die desen steden horden toe.
 
Men woestine, also wi vinden,
 
Die .iij. grote riken van Inden
 
Ende der Ismaliten lant,
160[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Datmer nimmer volcs in vant;
 
Van welken Ysmaliten,
 
Die soe vremde sijn van viten,
 
Dat men u wonder mochte vertellen
 
Van wondere, dat si werken sellen
165[regelnummer]
Ga naar margenoot+ In kerstenheit van wraken al,
 
Dat men seer beiammeren sal.
 
Nu merct, hoe sterc ende hoe serc
 
Ghewroken heeft God Onse Here
 
Van beginne altoes die sonden,
170[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Also ons die boeken orkonden,
[pagina 709]
[p. 709]
 
Ende metten swerde meest nochtan.
 
Sint dat de diluvie ran
 
Ende ye sint, alsie verstaen can,
 
Dat lantshere op quam
175[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ende met heren wert berecht,
 
So ne gebrac strijt no gevecht;
 
Elc ware gherne de meeste here
 
Ende stect den anderen uten kere,
 
Daer af dat comt vroech ende spade
180[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Den volke menech onghenade,
 
Want dovermoet vanden heren
 
Moet in dleste over tfolc keren;
 
Dat volc moet den scade dragen,
 
Ende verbrant syn ende verslagen.
185[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Went een lantshere metter hant
 
Enen anderen af syn lant,
 
Men tiet siere vremecheit an:
 
Mar nentGa naar voetnoot1 een maet man
 
Enen anderen tsine, gedweit,
190[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Men tiet an siere quaetheit,
 
Ende nemt hem syn leven daer bi,
 
Mer de lantshere blyft vri.
 
Mi twifelter ane sekerlike
 
Ofte lantshere comt in hemelrike;
195[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Want alselc recht ende genade,
 
Als si ons doen vroech ende spade,
 
Sal hem goe doen na dit leven,
 
Ende hem alselc oordeel geven,
 
Also Hi selve doet gewach
200[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Wies mont niet liegen en mach.
margenoot+
Rose.
margenoot+
8885
margenoot+
8890
voetnoot1
R. steenen.
voetnoot2
R. Dies si en hadden gheenen noot.
margenoot+
8895
voetnoot3
R. siet.
voetnoot4
R. gaderen.
margenoot+
8898
voetnoot5
R. Gonneert werde die up brochte!
margenoot+
Verg Lekensp l.c. 35.
voetnoot6
Lees tiden.
voetnoot1
algader.
margenoot+
Die wrake. B. II.
margenoot+
5
margenoot+
10
margenoot+
15
margenoot+
20
margenoot+
25
margenoot+
30
margenoot+
35
margenoot+
40
margenoot+
45
margenoot+
50
margenoot+
55
margenoot+
60
margenoot+
65
margenoot+
70
margenoot+
75
margenoot+
80
margenoot+
85
margenoot+
90
margenoot+
95
margenoot+
100
margenoot+
105
margenoot+
110
margenoot+
115
margenoot+
120
margenoot+
125
voetnoot1
Lees nemt.
margenoot+
130
margenoot+
135
margenoot+
140

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken