Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella
Afbeelding van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en IsabellaToon afbeelding van titelpagina van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella

(1838)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Fabelen.

De waerheid en wil niet altyd gezegd zyn, is zoo oud als de tael zelve. Ook gebruikten onze ouden veelal de fabel om de ondeugden, die in alle standen haer verderfelyk venyn rondspuwen, te gispen. Reinaert de Vos is niet dan eene fabel, maer met eenen epischen vorm bekleed. Hy staet tot de eigenlyke fabel als de roman tot de

[pagina 72]
[p. 72]

sproke. Maerlant noemt twee dichters, Calfstaf en Noydekijn, die vóór of met hem geleefd en Esopus zouden vertaeld hebben, en die hy zeer pryst.

 
Die hevet Calfstaf ende Noydekijn
 
Ghedicht, in rime scone ende fijn.
 
Souke haer ghedichte, hi vinter inne
 
Spellicheit ende wijsheit van sinneGa naar voetnoot1.

De werken dezer dichters schynen verloren te wezen. Bilderdyk, in zyne Taal- en dichtkundige verscheidenheden, geeft de conclusie van drie fabelen van laetstgemelden opGa naar voetnoot2.

Clignett heeft eene verzameling van zeven en zestig fabelen uitgegevenGa naar voetnoot3, welke reeds overlang, onder den naem van Esopet, bekend was, en thans nog in handschrift in de boekzael der maetschappy van Leyden berust. Deze fabelen schynen in het begin der vertiende eeuw vervaerdigd. De schryver is niet bekend. Gelyk de tytel het uitgeeft, zyn het alle navolgingen van den schranderen Bultenaer. De voorafspraek begint aldus:

 
Ic wille u in die ere van ons Heren,
 
Bi beesten ende bi voghelen leren,
 
Wisen ende wel bedieden
 
Die nature van den lieden.
 
Elke beeste heeft hare manieren,
 
Dene soe es fel, dander goedertieren:
 
Dus sijn die man; maer die quade
 
Verwinnen die goede, dat is scade.

De fabels zelve zyn zeer kort en kernachtig. Men oordeele uit de volgende:

 
Een wolf becnaegde bene vele,
 
Hem bleef j stekende in die kele.
[pagina 73]
[p. 73]
 
Hi beloefdem giften groet
 
Diene holpe uter noet.
 
Met langhen halse quam daer een
 
Crane, die hem trac ute dat been.
 
Als die wolf al was ghenesen,
 
Wilde die crane ghepaijt wesen.
 
Doe seide die wolf: hi es wel onvroet
 
Mijn here die crane, die om tgoet
 
Niet en penst, dat men hem doet.
 
Hi pensder omme, wer hi vroet.
 
Hi stac sijn hoeft in minen mont,
 
Ic lieten keren al ghesont.
 
Hoert hier wonder soete liede,
 
Nochtan wil hijs hebben miede.
 
Souder emmer miede sijn
 
Met meeren rechte wer si mijn.
 
Dus mach hi winnen die doet
 
Den quaden ere ende goet.

De versificatie is met veel gemak behandeld, en in alles de eeuw van Maerlant waerdig.

In het meergemeld Codex van Van Hulthem vindt men tien fabelen, waervan het grootste gedeelte allezins de blyken draegt van oorspronglyk in het nederlandsch te zyn opgesteld. Ik zal er hier geene aenhalen, om dat ze alle eenigzins lang zyn. Onder een derzelve (Van den eenhoren) teekent zich de schryver Lodewyk:

 
Dit es de bede van Lodewike.

Wie is deze Lodewyk? Van Velthem? Althans is er uit dien tyd geen ander schryver, met dezen voornaem, tot nog toe bekend. Ook meen ik dat ze alle tien van denzelfden dichter zyn. Één styl, ééne voordracht; zelfs derzelver lengte zou, des noods, voor dit gevoelen pleiten.

voetnoot1
Spieghel historiael, deel I, bl. 176.
voetnoot2
Deel III, bl. 160-174.
voetnoot3
Bijdragen tot de oude nederlandsche letterkunde. 'S Gravenhage, 1819, bl. 3-380.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken