Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klaproosje en korenbloempje (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klaproosje en korenbloempje
Afbeelding van Klaproosje en korenbloempjeToon afbeelding van titelpagina van Klaproosje en korenbloempje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (4.84 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klaproosje en korenbloempje

(1926)–Agatha Snellen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

IV. In het kraaiennest. De witte eend.

Om de beurt bracht de eekhoorn de bloempjes naar boven in een nest met twee jonge kraaien. De oude kraaien waren niet t'huis.

Klaproosje en Korenbloempje gingen in 't nest zitten naast de jonge kraaien, die nieuwsgierig naar hen zaten te kijken.

O, hoe heerlijk was 't daar! Daar hadden ze zonneschijn evenals in hun korenveld en boven hen den wijden, blauwen hemel. En ze zagen over boomen en nog eens boomen heen en heel in de verte tuinen van menschen en velden en weiden.

‘Hé,’ zei Klaproosje, ‘hier zou ik wel altijd willen blijven, zoo hoog boven alles uit en zoo dicht bij den blauwen hemel!’

Juist kwamen de oude kraaien aangevlogen, ieder met een lekker hapje voor hun jongen. Deze begonnen te schreeuwen op een

[pagina 19]
[p. 19]

erbarmelijke manier en zetten hun bekken zóó wijd open, dat Korenbloempje bang was, dat ze open zouden scheuren.

‘Houdt toch stil met dat leelijke geschreeuw.’ riep Korenbloempje, ‘het is niet om uit te houden!’ en ze hield beide ooren dicht.

‘Wat? leelijk geschreeuw? Wat verbeeldt jullie je wel! en wat doe je in mijn nest, ik zal je er uitgooien!’

En vader kraai strekte zijn bek al uit naar Korenbloempje en Klaproosje; ze beefden van schrik!

Op eens hoorden ze een stem: ‘Ho, ho, niet zoo haastig, vriend kraai! Komt maar weer met mij mee, kleintjes, bij mij ben je ten minste veilig.’

Het was de eekhoorn, die eens was komen kijken, toen hij de kraaien hoorde t'huis komen.

Haastig klommen Korenbloempje en Klaproosje op den rug van den goedhartigen eekhoorn en al heel gauw lagen ze weer warmpjes en veilig bij de kleine eekhoorntjes in het nest.

De zon begon onder te gaan en de eekhoorn zei: ‘Gaat nu maar slapen, want je hebt van daag een vermoeienden dag gehad.’ Korenbloempje en Klaproosje lieten zich dat geen tweemaal

[pagina 20]
[p. 20]

zeggen, hun oogjes begonnen dicht te vallen en ook de kleine eekhoorntjes sliepen al gauw.

Toen vader eekhoorn ze daar zoo rustig zag liggen, ging hij weer weg, om zijn vrouw op te zoeken.

 

De oude kraaien konden maar niet vergeten wat Korenbloempje gezegd had.

‘Leelijk geschreeuw? Ik zal me wreken!’ zei vader kraai.

Zoo zacht, als hij kon, vloog hij naar beneden en keek in het eekhoornnest. Ze lagen nog allemaal rustig te slapen. Dat was een goede gelegenheid! Vlug greep hij Korenbloempje met zijn snavel beet aan haar blauwe jurkje en vloog met haar weg, ver, ver weg, altijd maar verder.

 

Korenbloempje voelde zich meevoeren, maar het was haar, alsof ze droomde, ze dacht er niet aan, tegen te spartelen.

Na heel lang gevlogen te hebben, ging de kraai op een breeden boomtak zitten, om uit te rusten en zette Korenbloempje naast zich neer.

Nu werd Korenbloempje heelemaal wakker. Neen, het was geen droom.

[pagina t.o. 20]
[p. t.o. 20]


illustratie

[pagina 21]
[p. 21]

‘Och Mijnheer kraai!’ riep ze, ‘wat wil je toch van mij? Breng me weer terug naar mijn lieve Klaproosje en naar het eekhoornnest!’ smeekend strekte zij haar handjes naar hem uit.

De kraai keek haar heel boos aan, maar zeide niets.

Na een poosje pakte hij haar weer beet met zijn sterken snavel, vloog met haar verder en verder naar een heel ander bosch, zette haar neer bij een grooten waterplas en verdween toen, zonder meer naar haar om te zien.

Daar stond Korenbloempje nu midden in het vochtige gras. Ze was blij, uit den bek van het booze dier verlost te zijn, maar wat zou ze nu beginnen, zoo ver van Klaproosje en van haar korenveld?

‘Wat moet ik doen?’ riep ze wanhopig.

‘Wie spreekt daar?’ zei een lage, vriendelijke stem.

Korenbloempje bemerkte niet ver van haar een groot dier en toen de maan even door de wolken scheen, zag ze, dat het een witte eend was.

Vol vertrouwen ging ze naar de eend toe en zei:
‘Ik ben Korenbloempje en een booze kraai heeft me hier gebracht!’ En langzamerhand vertelde ze alles, wat er met haar gebeurd was.

‘Arm kleintje!’ zei de eend op het laatst, ‘ja, wat nu te doen? Het beste is, dat je vooreerst stil hier blijft, morgen zullen we verder

[pagina 22]
[p. 22]

zien, nu is het nacht en tijd om te slapen. Doe maar, alsof je een klein eendje was en kruip tusschen mijn vleugels, daar is het lekker warm.’



illustratie

Korenbloempje deed, wat de eend haar zeide. Op haar lange luchtreis had ze het erg koud gekregen en ze was blijde onder de warme vleugels te kunnen kruipen van het goede dier. Alleen haar blonde kopje kwam te voorschijn.

[pagina 23]
[p. 23]

Zoo sliep ze heel gauw in, in haar warm veeren bed en wat nog het beste was, naast een warm kloppend hart.

Den volgenden morgen kusten de eerste stralen van de zon haar wakker, juist als in haar korenveld en ze was in het eerst verwonderd, geen bloempje te zijn en Klaproosje niet naast haar te zien staan. Toen kwam haar alles te binnen en het leek haar nu niet meer zoo verschrikkelijk als den vorigen avond, ze voelde zich jong en sterk, het kleine ding! En o, wat was het heerlijk, vlugge beentjes te hebben en zich te kunnen bewegen!

Zachtjes kroop ze tusschen de vleugels van de eend uit en ging toen heen en weer loopen, zoo hard ze kon, dat was een genot!

‘Wat doe je toch?’ zei de eend, die in dien tijd ook wakker was geworden.

‘Wel, ik gebruik mijn beenen!’ zei Korenbloempje vroolijk.

‘Zoo, zoo,’ zei de eend goedig.

‘Hoor eens,’ zei ze verder, ‘ik ga een poosje op het water zwemmen, daar voel ik me het best op mijn gemak en ga jij maar een beetje rond kijken, je zult je weg wel vinden. Als je me noodig hebt, kom dan maar weer hier, ik kom hier telkens terug.’

‘Dank je wel, lieve eend! Ja, ik zal mijn weg wel vinden.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken