Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klaproosje en korenbloempje (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klaproosje en korenbloempje
Afbeelding van Klaproosje en korenbloempjeToon afbeelding van titelpagina van Klaproosje en korenbloempje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (4.84 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klaproosje en korenbloempje

(1926)–Agatha Snellen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

III. De Eekhoornfamilie. Een kleine wildebras.



illustratie

De eekhoorn sprong van den boom af en kwam naar hen toe.

Toen ze het vlugge dier voor zich zagen met zijn mooien, langen staart, waren de bloempjes al half getroost en glimlachten door hun tranen heen.

‘Wel, wel, wat is er?’ zei de eekhoorn vriendelijk, ‘waarom ben je zoo bedroefd?’

‘Wij zijn zoo moe!’ klaagde Klaproosje.

‘En we hebben zoo'n honger en dorst!’ voegde Korenbloempje er bij.

[pagina 13]
[p. 13]

‘Arme kleintjes!’ zei de eekhoorn hartelijk, ‘maar ik weet wel raad. Ga allebei op mijn rug zitten, dan rijd ik je naar de beek, daar drink je wat water en verder gaan we naar mijn nest, daar zal ik een paar hazelnoten voor je kraken.’

‘Heel graag!’ riepen ze beiden te gelijk en klommen vlug op den rug van den eekhoorn; Klaproosje zat vooraan en hield zich vast om zijn hals en Korenbloempje achter haar sloeg haar armpjes om Klaproosjes middel. En zoo ging het heel vlug naar de beek.

Het was een heerlijk ridje!

Bij de beek vonden ze al gauw weer een paar eikeldopjes en gretig dronken ze van het frissche water.

Dat deed goed!

‘Stijg nu maar weer op,’ zei de eekhoorn. En zoo ging het terug naar den boom in vliegende vaart.

‘Niet al te gauw!’ riep Korenbloempje, ‘wij zijn zoo iets niet gewend.’

Langs den stam klom de eekhoorn met hen naar boven, dat vonden de bloempjes wel een beetje angstig, doch ze hielden zich maar stevig vast.

Zoo kwamen ze aan het eekhoornnest bij vier kleine eekhoorntjes,

[pagina 14]
[p. 14]

die hen nieuwsgierig aanzagen. Ze begrepen zeker niet, wat dat nu voor een paar diertjes waren.

‘Mijn vrouw is uit,’ zei de eekhoorn, ‘ze is een paar tamme kastanjes halen, een heel eind ver hier vandaan, de kleintjes houden daar zoo van.’

Onderwijl haalde de eekhoorn uit een verborgen holletje wat hazelnoten en kraakte die voor de bloemenkindertjes. Die deden hun hongerige maagjes goed!

‘Ik heb niets anders voor je,’ zei hij, ‘want eikeltjes daar houd je, denk ik, niet van.’

De bloemenkindertjes aten ieder wel zes noten en dat is heel veel voor zulke kleine wezentjes.

Toen voelden ze zich weer heelemaal opgeknapt, en vroolijk begonnen ze met de kleine eekhoorntjes te spelen. ‘Niet al te wild!’ zei vader eekhoorn, ‘je moet bedenken, dat het nest niet groot is en je mocht er eens één van allen uitvallen. Weet je wat, kinderen? Ik heb jullie gisteren beloofd, dat je van daag je eerste klimlessen zoudt hebben, daar zullen we nu eens mee beginnen.

Korenbloempje en Klaproosje, ik zal je op een tak brengen, waar je het goed zult kunnen zien.’

[pagina 15]
[p. 15]

Al gauw zaten de bloempjes op een breeden tak, vanwaar ze bijna den geheelen stam van den boom konden overzien, en de lessen begonnen.

Eerst kwam het eerste eekhoorntje heel voorzichtig uit zijn nest. Vader eekhoorn deed hem voor, hoe hij zijn pootjes moest zetten en het zoontje klom achter zijn vader aan, een heel eind naar boven.

Zoo ging het ook met het tweede en derde eekhoorntje. Maar het vierde was een echte wildebras, hij zie: ‘O, ik kan het al lang,’ en klom naar boven zonder te zien, hoe zijn vader het deed.

‘Wacht even! zachtjes aan!’ riep vader eekhoorn, maar de kleine hoorde niet en klom al hooger en hooger, de bloempjes zagen hem niet meer. Opeens, daar gleed hij uit en: plof, viel hij boven uit den boom naar beneden, het beestje had geen besef, zich onder het vallen aan een tak vast te pakken.

In een oogenblik was vader eekhoorn bij hem.

Gelukkig had de kleine wildzang zich niet bezeerd, maar hij was heelemaal versuft van den val.

Zijn vader beknorde hem niet, vader eekhoorn begreep wel, dat zijn zoontje nu van zelf voortaan wat voorzichtiger zou zijn.

[pagina 16]
[p. 16]

Bedaard en langzaam klom de kleine eekhoorn met zijn vader naar boven en kroop stilletjes bij de anderen in het nest.

‘Heeft hij zich heelemaal geen pijn gedaan?’ vroeg Klaproosje bezorgd.

‘O neen,’ zei vader eekhoorn, ‘wij eekhoorns zijn zoo licht en onze pluimige staart houdt ons tegen, zoodat we nooit hard vallen, Het was alleen maar de schrik.’

‘Ze kunnen toch al aardig klimmen!’ zei Korenbloempje.

‘O,’ zei de eekhoorn trotsch, ‘over een paar dagen kunnen ze het al even goed als ik en misschien nog beter.’

Juist kwam moeder eekhoorn t'huis, ze bracht twee groote kastanjes mee voor de kleinen.

Dat was een vreugde!

‘Eerlijk deelen, hoor!’ zei moeder, er zijn er nog meer aan den boom, maar het is een heel eind ver weg, als je allemaal heel goed klimmen kunt, dan mag je met ons meegaan en er van smullen, zooveel als je wilt.’

Hé, wat verlangden de eekhoorntjes er naar, even goed te kunnen klimmen als vader en moeder!

‘Hoor eens,’ zei vader eekhoorn tot Klaproosje en Korenbloempje,

[pagina 17]
[p. 17]

‘ik ga met mijn vrouw nog wat eikels zoeken, wil je nu zoo lang in ons nest blijven bij de kleintjes, of zal ik je ergens anders heen brengen?’

‘Het is zoo donker in het nest,’ zei Klaproosje.

‘Weet je wat,’ zei de eekhoorn, ‘dan zal ik je heel boven in het topje van den boom brengen in het kraaiennest, daar heb je zonneschijn en licht en kun je naar alle kanten uitkijken. De kraaien zullen het wel goed vinden.’

‘Heel graag!’ riepen Klaproosje en Korenbloempje tegelijk. Ze waren van 's morgens vroeg in het dichte bosch geweest en verlangden naar zonneschijn.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken