Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klaproosje en korenbloempje (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klaproosje en korenbloempje
Afbeelding van Klaproosje en korenbloempjeToon afbeelding van titelpagina van Klaproosje en korenbloempje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.36 MB)

Scans (4.84 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

sprookje(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klaproosje en korenbloempje

(1926)–Agatha Snellen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

II. Mierenberg. Vriendelijke bijtjes. De arme muis.

Toen ze weer rustig voortliepen, kregen ze al gauw een soort berg in het oog. Nieuwsgierig gingen ze er heen en nu zagen ze, dat het was, alsof de berg bewoog.

Aan een paar mieren, die dicht bij hen liepen, vroeg Klaproosje:

‘Wat is dat voor een berg, en wat friemelt daarop heen en weer?’

‘Friemelen?! Een beetje meer respect, hoor!’ zei één van de mieren, ‘dat is Mierenberg ons aller woning en wij mieren hebben het altijd erg druk.’

‘Waarmee heb jullie het druk?’

‘Waarmee? Ja dat kan ik je niet zoo in eens zeggen, dat zou je toch niet allemaal kunnen begrijpen! Maar ga uit den weg, je staat juist op ons pad!’

[pagina 7]
[p. 7]

‘Je bent niets vriendelijk!’ zei Korenbloempje.

‘Vriendelijk? dat is ook niet noodig, wij werken en dat is genoeg!’

‘Dat is heelemaal niet genoeg!’ zei Korenbloempje verontwaardigd.

‘Gaat uit den weg! zeg ik je nog eens, of we zullen je steken!’ En verscheidene mieren liepen tegen de schoentjes op van Klaproosje en Korenbloempje. Deze stampten met hun voetjes en liepen toen maar gauw weer verder.

‘Hè, hoe onvriendelijk zijn de dieren hier in het bosch toch!’ zei Klaproosje zuchtend.

‘Ja, de bijtjes en vlindertjes in het korenveld waren veel aardiger!’ zei Korenbloempje, ‘waren we maar in het korenveld gebleven!’

‘Hier in het bosch zijn ook bijen en die zijn ook vriendelijk!’ zei een gonzend stemmetje achter hen.

Ze keken verrast om en zagen een bijtje achter zich vliegen.

‘Heb je geen honger?’ vroeg het bijtje verder.

‘Honger? misschien wel,’ zei Klaproosje. Ze hadden beiden wel een knagend gevoel in zich, maar ze wisten niet, waardoor dat kwam, in het korenveld hadden ze nooite honger gekend.

‘Neem dan maar ieder een eikeldopje van den grond en veeg het wat uit, dan zal ik je honig geven.’

[pagina 8]
[p. 8]

Zij deden, wat de bij zei en zetten de dopjes netjes neer.

Toen liet de bij uit haar bek in elk dopje om de

illustratie

beurt wat honig vallen.

De bloemenkindertjes namen ieder een stokje van den grond, schilden daar de bast af en aten daarmee den honig.

Hè, wat smaakte die heerlijk! Het knagende gevoel ging er waarlijk van over.

‘Wil je nog wat meer? Ga dan maar mee naar onzen boom.’ Het bijtje vloog vooruit en de bloempjes volgden. Al gauw kwamen ze aan een hollen boom, waar verscheidene bijen uit en in vlogen.

‘Je behoeft niet bang te wezen, wij bijen hebben wel scherpe angels, maar we steken nooit, als we niet geplaagd worden.’ De bij riep haar zusjes, die juist t'huis kwamen en dadelijk lieten die een deel van hun honig vallen in de eikeldopjes, ieder bakje was tot aan den rand toe vol.

‘Dank je wel! Dank je wel, lieve bijtjes. Jullie bent heel, heel vriendelijk!’

Juist wilden de twee een eind verder op het zachte mos hun honig op gaan snoepen, toen ze een droevig gepiep hoorden. Ze

[pagina 9]
[p. 9]

zochten, waar dit gepiep van daan kwam en vonden niet ver van daar een veldmuis.

‘Wat heb je, arm dier?’ vroeg Korenbloempje.



illustratie

‘Och, och, een stekelvarken heeft megebeten!’ piepte de muis. ‘Ik ben wel dadelijk weggevlucht, maar mijn achterpooten doen zoo'n pijn, ik kan niet meer voort!

Was ik toch maar in mijn hol!’ klaagde ze verder, ‘daar zouden mijn kinderen mij wel te eten geven. Nu moet ik hier van honger sterven!’

‘Arme muis!’ zei Klaproosje medelijdend en ze haalde gauw haar honig, die het hongerige dier gretig opat.

Ook Korenbloempje gaf haar bakje vol.

‘Waar is je hol?’ vroeg Korenbloempje.

‘Ginds, een heel eind ver!’

‘Je bent voor ons te zwaar, om te dragen, maar, zie eens, daar is een dennetak, als je daar op gaat zitten, dan kunnen we je wel voorttrekken.’

[pagina 10]
[p. 10]

‘Ja, dat zou best gaan,’ meende Klaproosje.

‘Heel graag!’ zei de arme muis blij.

De bloempjes sleepten den tak naar de muis toe, deze ging er op zitten en hield zich stevig vast met haar voorpooten.

Elk aan een kant pakten de bloemenkindertjes den tak beet en zoo gingen ze op weg, terwijl ze telkens ophielden, om adem te halen en aan de muis te vragen, welken kant ze uit moesten.

Ten laatste kwamen ze aan het hol, geheel buiten adem. De kleine muisjes keken al angstig uit, of hun moeder nog niet terug kwam. Toen ze haar zagen op den dennetak, sprongen ze vroolijk om haar heen en de oudste stak zijn pootjes uit, om zijn moeder er af te helpen.

Wat was moeder muis blij! ze wilde aan de bloempjes haar geheelen voorraad zaden en vruchten geven, haar kinderen zouden wel wat anders gaan zoeken, zei ze. Maar de bloempjes wilden niets van haar aannemen, de muis had het immers, nu zij ziek was, zoo bijzonder noodig.

Vroolijk liepen de bloempjes verder, blij, dat ze wat voor het arme dier hadden kunnen doen. Na een poosje echter werden ze treurig gestemd, ze waren moe en hongerig en dorstig en die

[pagina 11]
[p. 11]

donkere boomen maakten, dat ze de zon niet konden zien, zooals in hun korenveld.

O neen, het was toch niet alles, kleine menschjes te zijn en de wijde wereld in te gaan!

Ze gingen zitten in het mos en schreiden zacht.

Daar opeens hoorden ze langs den stam van een boom een gekrabbel en toen ze opkeken met hun betraande oogjes, zagen ze een eekhoorn naar beneden komen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken