Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 42. In 't vervallen huis (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 42. In 't vervallen huis
Afbeelding van Werken. Deel 42. In 't vervallen huisToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 42. In 't vervallen huis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

Scans (10.76 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 42. In 't vervallen huis

(1932)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

V.

Het ging den smid niet voorspoedig: zedelijk en lichamelijk leed de man en daardoor ook leed zijn werk. Zijn gewin ging achteruit; vele kalanten, afgunstige menschen vindt men altijd, gingen elders, omdat zij beweerden dat als men er een zoo groot heer, als de zoon was, kon op nahouden, men niet noodig vond aan den vader geld te laten verdienen.

De zoon kostte inderdaad veel: immers, men kleedt zich niet goedkoop; men heeft honderden dingen noodig welke eenvoudige menschen ontberen; men moet wel eens

[pagina 90]
[p. 90]

met zijne vrienden de opera bezoeken, en waarom zou men geen gebruik maken van het bal, als men in het geheim zoolang de dansles heeft bijgewoond?

De moeder, arme, blinde moeder! vond dat zeer natuurlijk en zij stopte meer dan eens den jongen verkwister een vijffrank-stuk in de hand, dat vader Van Velden met zwoegen en wroeten gewonnen had - en wat moeten er, in deze dagen van concurrentie, veel zweetdroppels bijeen vloeien, alvorens zij in zulk een zilverstuk veranderd zijn!

Toen eindelijk de spaarpot te veel verminderde, toen men vreesde dat de vader op slot van rekening de tanden zou laten zien - want er bleef toch altijd iets over van dat vaderlijke gezag - kocht Georges op krediet. Helaas, dat is een afgrond, waarin men langs eene zachte en bloemrijke helling naar beneden glijdt, doch waaruit men zich meestal slechts opricht om des te misdadiger te zijn.

De smederij van den ouden Van Velden was rustig als een graf geworden. De man was ziekelijk, bleek en afgeteerd. Men schreef hem nu deze, dan gene ziekte toe; maar de dokter, een man met rijpe ondervinding en grijs van haren, wiens scherpe blik tot in het diepste van het menschelijk leven was doorgedrongen, schudde, bitter lachend, het hoofd en zeide:

‘Het zit u hier, vader Van Velden’ - en de geneesheer wees op het hart. ‘Gij hebt verdriet, man,’ ging hij voort en zette zich naast den leuningstoel van den smid neêr. Van Velden knikte langzaam, ten tecken dat de dokter den vinger op de wonde legde.

De vrouw verliet op dit oogenblik de woonkamer; de smid vertelde nu den geneesheer zijn huiselijk ongeluk, waarin zijn zoon een zoo groote rol speelde. Het deed hem goed, den ouden wroeter! dat hij zijn hart eens lucht kon geven.

‘Zij denken dat ik niets zie!’ zegde de zieke schamper. ‘Dat ik niet zie, hoe wij met groote stappen achteruit gaan:

[pagina 91]
[p. 91]

dat de winsten kleiner, onbeduidend zelfs, dat de schulden gedurig grooter worden. Ja, 't is waar, dokter, het verdriet vermoordt mij, want het gaat niet meer zooals in mijnen tijd.’

‘Ik beklaag u, vader Van Velden! maar gij zijt de eenige niet, die u in dergelijken toestand bevindt. Hooger, altijd hooger - dat is de ziekte van onzen tijd. Algemeen misnoegen heerscht in iederen stand, en men denkt, altijd door den uiterlijken schijn verblind, dat het geluk bij zijnen buurman en niet bij zich woont. De werkman werpt het schootsvel weg en draaft naar de beurs, de landbouwerszoon verlaat ploeg en spa, en dwaalt in de stad rond, om, in een stand dien hij eervoller vindt dan dien zijns vaders, de fortuin te beproeven. Ik heb er niets tegen, dat men zijn maatschappelijken toestand verbetere, maar men bouwt niet in het moeras, zonder eerst door een hecht paalwerk een vasten grondslag gelegd te hebben.’

‘Zoo denk ik er ook over!’ mompelde de zieke.

‘Gij hadt gelijk toen gij uw eenigen zoon in uw eigen ambacht wildet opleiden. Uw naam boezemde vertrouwen in en gaf aan uw opvolger reeds een goed vooruitzicht. De jongen is geleerd, zooals onze tijd dit vereischt; zijne kennis had hij zooveel mogelijk op zijne nijverheid toegepast en deze laatste verbeterd en uitgebreid; gij hadt ongetwijfeld den voorspoed in uw huis zien heerschen, en het zou u niet zeer hebben gedaan aan het hart, al ware dat alles hier wat meer gemoderniseerd geworden.’

De man knikte droevig; zoo had hij dikwijls de toekomst, doch wel zoo volledig niet, gedroomd.

‘Nu hebt gij uwen zoon in de hoogte willen heffen en uwe geldmiddelen laten u niet toe, hem zoo hoog te houden als hij zich geplaatst heeft; want die maatschappelijke toestand heeft duizenden behoeften, welke gij en uws gelijken kunt ontberen. De winsten op een koopmanskantoor zijn gering, omdat welhebbende Duitschers, enkel om zich in

[pagina 92]
[p. 92]

den handel te bekwamen, kosteloos op onze kantoren arbeiden. Niettemin maakt uw zoon zich meer en meer slaaf van de pracht, de weelde en de gemakzucht - lekkernijen die voor den rijke bestemd zijn. Wie zal dat ten slotte betalen? Gij; arme man!’

Van Velden weende.

‘Doch het is niet aan u, dat ik dit zeggen moest,’ hervatte de dokter, pijnlijk aangedaan over de tranen des grijsaards, ‘gij hebt het hart op de rechte plaats en verdiendet dat het einde van uw zoon gelukkiger ware dan het begin. Hoeveel huisgezinnen heb ik al ontmoet, in dergelijk geval! Het is alsof iedere burger wilde meêwerken tot den ondergang der samenleving, en het getal ledigloopende eerzuchtigen, oprechte parasieten, wilde vergrooten, die, als zij niet meer weten van wat hout pijlen te maken, het getal der onruststokers gaan vermeerderen en samenzweeren tegen Kerk en Staat: politieke tinnengieters, visschers in troebel water.’

De oude man sprak met zekere hevigheid; maar in den toon zijner stem lag eene diepe overtuiging, en voorwaar! er is waarheid in zijne afschildering van den hedendaagschen toestand. Hij wilde echter balsem op de toegebrachte wonde leggen, en hervatte op zachter toon, terwijl hij de vereelte hand des werkmans vriendschappelijk drukte:

‘Ik spreek niet van uwen zoon. God geve! dat hij in het aangevangen dobbelspel een hoog nummer werpe, immer het hart van een burgerjongen behoude, en u, brave man, het leven niet bitterder make dan het nu reeds is.’

‘Dit zal onze Joris nooit doen?’ viel de moeder, welke juist binnentrad en de laatste woorden gehoord had, een weinig bits in.

‘Ik hoop het,’ zeide de dokter; maar in zijn hart twijfelde hij er aan. De man had te veel ondervinding om er niet aan te twijfelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken