Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 42. In 't vervallen huis (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 42. In 't vervallen huis
Afbeelding van Werken. Deel 42. In 't vervallen huisToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 42. In 't vervallen huis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

Scans (10.76 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 42. In 't vervallen huis

(1932)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

II.

Eenige dagen na onze eerste kennismaking in De Klok, trad ik het nederig huis binnen, waar Gerrits met zijne moeder en drie zusters woonde. Dit huis ligt in de Hochstettersstraat en draagt het nummer 1; vroeger was het geteekend 28. Het was daar dat Gerrits den 13n Augustus 1827 geboren werd.

Na een klein voorhuis te zijn doorgegaan, kwam men in de nog al sombere huiskamer, die door een glazen wand van het voorhuis was gescheiden. 't Was vroeger een

[pagina 199]
[p. 199]

huis met nering geweest; dat bleek genoeg aan de voorhuizing en ook aan de gewoonte van de straatdeur altijd open te vinden.

De moeder van den man die, door eigen wilskracht en schitterend talent, tot een der hoogste plaatsen in het land opklom en wiens naam op het marmer der geschiedenis zal blijven leven - de moeder van Gerrits was eene burgervrouw, hetgeen zij gebleven is zooals haar zoon de burgerjongen bleef, niettegenstaande zijne standverheffing in later leeftijd.

Er heerschte in dien kring vooral eene eindelooze verkleefdheid, een innig wederkeerig vertrouwen tusschen moeder en zoon, dat overigens onder alle opzichten gewettigd was. Lodewijk, de eenige zoon, moest de eigenlijke steun worden van het huisgezin; de vader, een nederig en geacht burgerman, was reeds eenige jaren overleden.

Na het stedelijk atheneum bezocht en er zich een drietal vreemde talen te hebben eigen gemaakt, was Gerrits in het huis Van den Bergh getreden, waar hij weldra met de expeditie van den stoombootdienst op Londen belast werd, zich door rechtschapenheid, helder doorzicht en nauwgezetheid onderscheidde en de vriendschap zijner patroons verwierf, die hij ook gansch zijn leven behouden heeft.

Ik heb weinig menschen gekend, die zoo hardnekkig als Gerrits aan hunne eens aangenomen gewoonten gehecht bleven. Zooals ik hem in 1844 leerde kennen, was hij nog in zijn doen en laten in 1873. In de hemdsmouwen, blootshoofds en los ondervest, en in eene meer hangende dan zittende houding op de lange kachel leunend, zitten lezen - dat was en bleef bij hem een eigenaardigheid. Er was iets Amerikaansch in hem, dat hij nooit, doch zonder eenig beraamd overleg, verloochende.

Evenals de goede moeder hem, als kind, kraag en halsdoek toereikte, deed zij dit nog tot aan einde van zijn leven. Van orde in dergelijke zaken, van schikking zijner

[pagina 200]
[p. 200]

kleedingstukken, kamer of iets dergelijks, wist hij niets; het was alsof hem dit, evenals het schikken zijner Bibliotheek, te veel tijd wegnam. Hij las een boek, doch wierp het, na het gelezen te hebben, dikwijls ruw opengesneden, ter zijde, alsof het eene uitgeperste citroen ware geweest.

Maar kende Gerrits geene orde en huiselijke schikking, dan toch kende hij deze in het hoofd: wat hij gelezen had, stond klaar, duidelijk, in volgorde en door eene gezonde logica verhelderd, in zijn hoofd geprent; in alle administratieve betrekkingen, aanvangende met zijn kantoor en eindigende met het bestuur der stads- en landszaken, was hij een toonbeeld van orde en helderheid.

Klom men den trap van huis nummer 1 op, en bereikte men den zolder, dan bevond men zich onder de pannen, in een wit gekalkt kamerken, waar bed, stoel, eene kleine tafel en eenige wanordelijk opgestapelde boeken, gansch de meubeleering uitmaakten. Hier hing geen enkele print, geen kunstvoorwerp aan den muur - en dit bij iemand, die een zoo vurig kloppend hart had voor alles, wat wezenlijk schoon en goed was!

Daar, op den hoek van die kleine tafel, en altijd in zijne hemdsmouwen, schreef en studeerde Gerrits. Zijn lang, puntig, vast, klaar en duidelijk, nooit met overhaasting voortgebracht schrift, stemde met de ordelijkheid en de duidelijkheid van zijn hoofd overeen.

Daar schreef hij eenige novellen, twee tooneelstukken, en een paar brochuren, zooals de levensschets van Mathijs van Bree en het manifest der rederijkerskamer De Olijftak, waarin dit gezelschap tegen de miskenning van den Vlaamschen landaard protest aanteekende.

Gerrits was een denker; zijn geest was sterk beroerd door de heerschende denkbeelden van zijn tijd. Aan zijne letterkundige producten gaf hij dan ook eene ziel en week dus af van die school, welke enkel gedachtelooze novellen en gedichten in de wereld bracht. Zijn doel en strekking

[pagina 201]
[p. 201]

waren altijd streng moraal: het volk opbeuren uit de vernedering, waarin het verzonken lag, het leeraren en stichten - ziedaar zijn streven. Hij wilde dit bereiken door het romantisch verhaal, door het zoo vervallen tooneel, door de dagbladpers, door voordrachten, door litterarische kringen, kortom, door alle geestes-werking.

Achtereenvolgens schreef hij De Zoon des Volks, Menschenliefde, Tanchelm, De Godverzaker, De Oude Belgen, Eliza de Vries en Vertellingen, allen met een geest van ‘volksgezindheid’ behebt, doch getuigen gevende van de jeugd des schrijvers.

De schrijfstijl van Gerrits was gespierd, streng, vast; hij was nooit moeilijk, gewrongen of ingewikkeld. Gerrits schreef klaar, zooals hij klaar dacht. Die stijl, voortreffelijk in de journalistiek, miste echter voor de novelle het afgeronde, het gemoedelijke dat de Vlaamsche lezer verlangde. Verwonderlijk! Gerrits, die zoo helder, zoo natuurlijk dacht en sprak, en geen klassieke opvoeding genoten had, kon aan zijne vertellingen de natuurlijke tint niet geven, welke hij in de anderen zoo bewonderde.

Slechts in de laatste jaren van zijn leven vatte hij meesterlijk, in zijn politieke artikels, dien volkstoon, welke een korreltje attisch zout, dat is humor en volksspreuk, tusschen de meest ernstige uitlegging en ontwikkeling wil gemengd zien.

In zijne novellen was dit echter het gebrek van het oogenblik, van het begin eener loopbaan: alle schrijvers beginnen met het epos en de theatrale pose, om allengs af te dalen tot de photographische bespieding der natuur. Jammer dan ook, dat Gerrits in zijn letterkundige loopbaan niet volhardde.

Zooals ik hem in den beginne en later kende, bezat hij zonder den minsten twijfel al de hoedanigheden om den grooten historischen, den helden- en karakterroman, die in onze letterkunde tot nu toe gemist wordt, te behandelen.

[pagina 202]
[p. 202]

Ten gevolge van die eigenschappen, moest dus ook het tooneel hem aantrekken. Immers, Gerrits hield er van de groote driften in worsteling te brengen en snijdende contrasten in het leven te roepen; hij zag gaarne verrassende tooneelen uit de samenschokking ontstaan en gelukte daarin op eene gansch bijzondere wijze. Wij herhalen het, in later leeftijd en met de ontwikkeling der hem zoo eigen hoedanigheden, had Gerrits zonder twijfel eene nieuwe, gezonde en krachtige inrichting aan onze letterkunde gegeven, iets meer van dien Shakespeariaanschen ‘stalen grond’, die den Engelschen meester zoo schitterend kenmerkt.

Vele omstandigheden hebben hem echter van de belletrie afgeleid; niet dat Gerrits voor een opkomende moeilijkheid terugdeinsde - integendeel! Eene moeilijkheid was voor hem dikwijls eene reden te meer, om voorwaarts te gaan; doch na het eindigen van den vervelenden spellingsoorlog in 1844, door haarklievende professors en schoolmeesters en andere taalfabriekanten gevoerd, ging weldra de baan der Vlaamsche politiek open en toen deze, eenige jaren later, aantrekkelijker werd, trad Gerrits dezelve in en offerde de poëzie op. Die weg was ook zijn wezenlijke roeping.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken