Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 42. In 't vervallen huis (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 42. In 't vervallen huis
Afbeelding van Werken. Deel 42. In 't vervallen huisToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 42. In 't vervallen huis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

Scans (10.76 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 42. In 't vervallen huis

(1932)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 206]
[p. 206]

IV.

Omtrent die dagen was de Vlaamsche partij diep verdeeld. Vleeschouwer schreef den konservatieven Roskam; Jan Van Ryswyck, rijk in aardige zetten, doch iemand zonder wezenlijk politieken zin en die zich later door het verguizen van wat hij vroeger vereerd had, onderscheidde, - Jan Van Ryswyck gaf den liberalen Schrobber uit. Men plonste volop in de modder der personaliteit en de vijanden van het arme Vlaamsch wreven zich de handen van pleizier, eeuwig getrouw aan de spreuk: verdeel en gij zult heerschen!

Gerrits nam, evenals ik, een afgezonderd standpunt in: hij betreurde die worsteling des te meer, daar men van beider kant elkaar met discrediet sloeg en aan de hoogere standen, ons uit kortzichtigheid vijandig, nieuwe reden gaf om onze zaak afkeerig te zijn.

Verscheidene jaren wijdde Gerrits zich hoofdzakelijk aan de studie; de geschiedenis was zijne lievelingslectuur. Hij maakte zich de oude litteratuur, gelijk de nieuwere eigen en was toen reeds geen vreemdeling in de Duitsche en de Engelsche letterkunde. Te dien tijde maakte hij geen deel van eenig gezelschap; doch toen zich van lieverlede een kring rondom hem vormde, ving ook, schier onbemerkt, de werking andermaal aan.

Deze laatste was overigens een onvermijdelijk gevolg van de tegenwoordigheid van Gerrits: daar waar hij stond, werd men welhaast leven gewaar.

Een ronde Vlaming, een man met een helder doorzicht en onwankelbare overtuiging, en die nooit, zelfs niet in de prangenste oogenblikken, zijn Vlaamsch karakter ver-

[pagina 207]
[p. 207]

loochende, de heer F. Carpentier, beambte op de griffie, later procureur bij de rechtbank, lid van den gemeenteraad en thans ontvanger der scheepvaartrechten bij de haven van Antwerpen, had zich nauw bij ons aangesloten en nam in alle ontwerpen een practisch aandeel.

Op de lange wandelingen, zelfs op de tochtjes op de Schelde - eene lievelingsuitspanning van Carpentier - werden niet zelden nieuwe plannen omtrent de Vlaamsche beweging besproken, gewikt en gewogen. Terwijl onze boot langzaam met den stroom afdreef, legde Gerrits ons een machtige werking voor, die korten tijd nadien, na tusschen den vriendenkring breedvoerig te zijn besproken, in de door ons gestichte Eikenkroon of door den Olijftak, werden uitgevoerd - de eerste gevestigd in de bovenzaal van het Café Grétry, in de Kammestraat; de tweede ter Beurze.

De rederijkerskamer De Olijftak, grootendeels uit mannen van den ouden doctrinairen deesem samengesteld, was slechts Vlaamschgezind, voor zooveel de volkszaak ten speelbal hunner denkwijze dienen kon. De diplomatie, welke er moest gebezigd worden om dit gezelschap een stap voorwaarts, in een eenigszins onafhankelijken zin te doen gaan, schoot meer dan eens te kort bij het scherpe doorzicht en de achterdocht van Van Kerckhoven, den bekenden romanschrijver.

Toen eindelijk deze laatste bemerkte, dat de overmacht van Gerrits en zijne vrienden te groot werd en de macht eindelijk aan de oude doctrinaire partij zou ontwrongen worden, deed De Olijftak nogmaals wat hij reeds vroeger op anderen, op Conscience, de Laet en Vleeschouwer, had toegepast; men riep den ban en achterban op, men werfde leden aan, die ten eenemaal vreemd waren aan de letterkunde, men vormde alzoo eene meerderheid - en men besloot tot de uitbanning van Gerrits over te gaan. Voorwaar, niet zeer liberaal!

[pagina 208]
[p. 208]

Het was eene avondzitting, den 21 Februari 1852. Drie en twintig personen zaten aan de lange tafel, die dwars door de zaal stond. Er heerschte een drukkende gedwongenheid tusschen de leden, en 't was alsof het twijfelachtig licht der twee Engelsche lampen op tafel, die sombere stemming nog vermeerderde. De stem van den voorzitter Verspreeuwen, leeraar aan het atheneum, beefde; zijn oog was onrustig en zijn gelaat was doodsbleek.

Alleen Van Kerckhoven, de ziel van al die kleingeestige kuiperij - het spijt ons dit hier te moeten herinneren - behield zijn ziellooze koelte en zijne stem was, evenals altijd, scherp, droog en onaangenaam.

Waarom was de voorzitter zoo ontroerd? De man had gewis de stemmen geteld en bemerkt dat hij, als voorzitter, de scheidingstem bij de uitsluiting, en de verantwoordelijkheid dezer laatste dus op hem alleen vallen zou - en een man van energie was Verspreeuwen niet.

Elf stemmen tegen elf deden uitspraak over de uitsluiting: de zaak was nog onbeslist. Er heersche eene doodsche stilte in de zaal. Ik zag op dat oogenblik Gerrits; zijn gelaat was niet ontzet; hij liet de kin in de linkerhand rusten en zag den voorzitter met dat groote, vranke en doordringende oog aan, dat voor iedereen die loyaal dacht, de spiegel was van eene waarachtig loyale ziel.

Met moeite wrong Verspreeuwen zich het ‘ja’ uit de keel. Er speelde een bittere glimlach om Gerrits' lippen; hij stond op, nam zijn hoed en ging heen. Men had hem inderdaad diep miskend. Al zijne vrienden volgden hem en teekenden een gemotiveerd ontslag van den volgenden inhoud:

‘Aangezien de uitsluiting van den heer Lodewijk Gerrits, als werkend lid des Olijftaks, in zitting van heden 21 Februari 1852, door elf stemmen tegen elf, dus slechts door de scheidstem van den voorzitter, den heer Verspreeuwen, besloten is;

[pagina 209]
[p. 209]

Aangezien die uitsluiting de Vlaamsche belangen kwetst;

Aangezien de feiten, tegen den heer Gerrits ingebracht, deels door de medewerking van eenigen der ondergeteekenden zijn daargesteld en in het algemeen door allen zijn goedgekeurd, als strekkende ter behartiging der belangen van het Vlaamsche volk;

Aangezien de vrije denkwijze in den Olijftak vernietigd is, door de maatregelen, die in de zitting van 7 Februari gestemd zijn, nemen de ondergeteekende werkende leden hun ontslag der rederijkerskamer De Olijftak.’

Onder deze ontslaggevers telde men de heeren Carpentier, Joseph Staes en hem, die deze regelen schrijft.

En welk waren nu de redenen van uitsluiting? Het Handelsblad kondigde daaromtrent het volgende artikel af: ‘Sedert veertien dagen werden in de Rederijkkamer De Olijftak maatregelen gestemd, welke een groot getal der leden diep kwetsten. Een werkend lid kon zich met geen Vlaamsch meer bezig houden, of het bestuur had het recht die werking te verdenken en dit lid voor zich te roepen, opdat het zich zou verantwoorden. De willekeurigheid zat in die rechtbank voor; want niet alleen gaf men aan dat reglement eene terugwerkende kracht; maar nog ontnam men het recht tot uitlegging aan den betichte, en men wilde de overige leden de uitsluiting blindelings doen stemmen.

Deze dwingelandij, in eene letterkundige vereeniging, indien men naar den wil van eenige personen niet denken en werken wilde, was slechts bestemd om diep de eensgezindheid te verbreken, en zeggen wij het luidop - zij was een vrije en letterkundige vereeniging onwaardig.

De beschuldiging, die men tegen den heer Gerrits inbracht, had geen rechtmatigen grond. Beschuldigd zijn, daar waar men kan voor het Vlaamsch te werken - dit moest eerder als eervol beschouwd worden; zeggen dat

[pagina 210]
[p. 210]

hij vijandelijk was aan de maatschappij, hiervoor had men niet de minste grondige bewijzen. Men heeft goed gevonden geene discussie te laten plaats hebben en den heer Gerrits onverhoord te veroordeelen.’

Ziedaar de liberale Vlaamschgezindheid in het volle daglicht gesteld!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken