Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel
Afbeelding van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.47 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel

(1930)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XIV. De lijkbidder Mos.

Ik keer met u, lezer, eenige oogenblikken naar Tony Darenge terug; wij ontmoeten hem op zekeren heerlijken september-avond, op het oogenblik dat hij het huis van mijnheer Bareel-Van Dinter verlaten heeft, waar een talrijk gezelschap van jonge heeren vereenigd is; - maar voor Tony is dat huis te eng, te versmachtend geworden.

Zoo gelukkig als hij vroeger in die woning geweest was, zoo rampzalig is het hem nu daar.

Er waren elegante heeren gekomen en hadden den jongeling bij Marietta als het ware verdrongen; het meisje zelve, dat een uur te voren zoo verliefd scheen te zijn, had in alles bewezen dat zij door die heeren - die in kleeding en manieren zoo verre boven Tony verheven waren - verkoos gevleid te worden.

Tony gevoelt nu al de folteringen der jaloezie; hij haat de vrienden, die zoo licht de zegepraal over hem behaald hebben - neen! hij haat iedereen, gansch de wereld vermengt hij in zijne machtelooze vervloeking. Hij haat vooral zijne familie en hare beschermers, en hij begrijpt niet hoe die rijke menschen zich het hoofd kunnen breken met dat gemeene en domme werkvolk.

[pagina 89]
[p. 89]

De maan giet een zilverachtig licht over de wandeling, van waar men het huis van mijnheer Bareel zien kan. Blauwig verheft het zich uit de donkere massa boomen welke het deels omringen. Aan de twee bovenvensters en ook boven de deur is er licht: 't zijn twee vurige oogen en een vurige mond, die den rampzalige, akelig spottend toegrijnzen.

Naast Tony strekt zich een watervlak uit, hetwelk door eene lichte kabbeling bewogen wordt en, wonderlijke speling! iedere rimpel kaatst de ronde schijf der maan terug, hetgeen eene gansche reeks gouden schijven vormt - alsof eene mysterieuse hand, de hand van Satan, daar onder in het water, eene zich steeds hernieuwende reeks blinkende goudstukken vallen laat.

De legende vertelt ons hoe in vroeger tijd de duivel op aarde verscheen om er zielen op te koopen; doch de mode is veranderd. De vorst der hel is thans een rentenierend koopman geworden; hij heeft zijne commis-voyageurs - de jenever en het goud, die zijne zaken met een verwonderlijk goed geluk behartigen!

Tony Darenge zet zich op eene bank neêr en de kin in den palm der eene hand latende rusten, staart hij naar de fantastische goudstukken in het water. Hij ziet ze dalen, in de zwarte diepte verdwijnen en zich weêr hernieuwen, zoo dikwijls de wind de watervlakte kabbelen doet.

Geld moet hij hebben; want hij gevoelt maar al te wel dat hij anders nooit de pronkende jongelingen, bij Marietta in de schaduw zal kunnen stellen. Hij benijdt de rijken, vloekt zijne geboorte, welke hem het schandmerk der vernedering op het voorhoofd gedrukt heeft. Goud, al moet er dan ook bloed aan kleven!

Tony siddert een oogenblik - want zie, 't is alsof hij daar, tusschen het loover, een spooksel ziet, dat het aangezicht zijns vaders heeft. De dooden zijn niet altijd dood, zegt men; zij rijzen soms uit hunne rust op en misschien

[pagina 90]
[p. 90]

hebben de misdadige denkbeelden van den zoon, de rust van den eerlijken stoeldraaier gestoord.

Wat maakt Tony dien avond zoo weekhartig? Hij, die anders beweert, dat alle bijgeloovige vrees, hem tijdens zijne kindsheid ingeboezemd, reeds lang is weggedampt - even als de nevelen van den wijn die de hersens bedwelmt, na eenige uren rustens wegdampen! Hij wil dit denkbeeld verzetten; doch het blijft hem bij: 't is een der laatste sprankels van het versmoorde geweten.

De afgebroken tonen van een dronkemans-lied klinken Tony in het oor.

Eene zwarte menschelijke gestalte treedt welhaast te voorschijn in zwart gala met witten halsdoek en eene soort van witten mantel op den arm, waarover kruiselings eene zwarte streep loopt.

De vreemdeling waggelt een oogenblik en zet zich nu op dezelfde bank neêr waarop Tony gezeten is.

‘We zullen een oogenblikje rusten!’ mompelt hij.

Tony beziet den vreemdeling en beeft; er ligt iets spottends, iets sarcastisch in zijn bleek gelaat; iets wonderlijks in die verwaarloosde balkleeding, iets onbegrijpelijks in dien witten mantel, met die zwarte kruiselings loopende streep, op den arm - en indien die kerel eensklaps tot Tony zeide: ‘Wilt gij uw ziel verkoopen?’ hij zou denken dat Satan zijne rust verlaten heeft, en in het kleed van een advokaat of een dansmeester voor hem zit.

De vreemde blaast, licht den hoed op en wischt met de mouw het zweet van het voorhoofd.

‘Gij hebt misschien een langen weg afgelegd?’ vraagt Tony, zonder eigenlijk te weten wat hij zeide.

‘Inderdaad!’ is het korte antwoord; en Tony is in zoodanige stemming, dat hij gaarne heen zou gaan. ‘Ik kom van 't kerkhof.’

Dat antwoord klinkt akelig en er kriemelt Tony iets op het hoofd, alsof zijne haren ten berge rijzen; doch eens-

[pagina 91]
[p. 91]

klaps gaat er een licht voor zijn geest op: - hij herkent Mos, de lijkbidder, die in gala-kleed en met een droefheid huichelend gelaat is heen gegaan, maar die onder weg zooveel slokjes had gedronken dat het verdriet ten eenemale was weggespoeld.

‘Wien hebt gij er zoo laat doen onder stoppen?’ vraagt nu Tony meer gerust gesteld.

‘Bah! een kind van een paar maanden!’ zegt Mos onverschillig en spuwt op den grond.

‘Gij komt recht vroolijk van dien droeven plicht terug?’

‘Bah! denkt ge dat zoo iets mij aan het hart komt. Ik zou er de menschen wel levend kunnen instoppen, als er dat maar van komt!’ - en bij het woordje dat schuift hij den duim over den wijsvinger, om het geld-tellen te verbeelden. ‘Geld is de ziel van alles.’

‘Dat is waar.’

‘Wat is de wereld?’ gaat Mos met het cynismus zelfs in den toon der stem voort. ‘Wat anders dan een samenzijn, waarin de eene mensch de echel is van den andere. De behendigste en stoutste haalt het meeste binnen! De eene zuigt bloed uit de levenden, de andere uit de dooden. Toen de cholera in onze stad heerschte, was het een heerlijke tijd voor ons.’

‘En indien die ziekte u zelf eens hadde aangetast?’

‘Bah! als 't op is, zegt men, is het koken gedaan! Dan komen op hunne beurt mijne confraters en zij kloppen de mijnen zooveel centen uit de beugeltesch als zij kunnen. Ik ben zeker dat ze geen halven cent uit oud confraterschap zullen laten vallen: nu, om 't even, ik zou het ook niet doen!’ en de ruwe kerel lacht, want hij meent daar iets zeer aardigs gezegd te hebben.

Mos haalt eene flesch te voorschijn, waaruit een sterke jeneverreuk opstijgt, klokt een paar malen en reikt de flesch aan Tony; deze weigert. Mos slaat er den stop weêr op en gaat voort:

[pagina 92]
[p. 92]

‘Gij zijt nog jong, mijnheer; de oude Mos wil u een goeden raad geven, die geld waard is. Neem niets ter hand dat geen klinkende munt geeft. Sommige woelen hier voor roem en eer, hangen den eerlijken mensch uit en loopen met hunne teenen door de schoenen, terwijl anderen die minder gevoelig en nauwgezet zijn, door hen rijk worden, en als Pietje-de-Dood hen eindelijk weghaalt en ze ginder op het kerkhof geborgen zijn, graast een jaar later de geit van den doodgraver op hun graf, en die wordt er rond en vet.’

Tony lacht.

‘Toen ik jong was, droomde ik van al wat schoon was. Ik was bij meester Klincko ter school geweest en maakte gedichten aan de maan en aan de bloemen; ik hoopte een groot man, dat wil zeggen, een armen duivel te worden. Mijn vader was echter een praktisch man; hij klopte er gelukkig ieder rijmwoord uit en bestemde mij, om hem als lijkbidder op te volgen. Toen ik bang van de dood was, wreef hij mij een paar malen met mijn neus over het rimpelige vel van eene oude woekeraarster, leerde mij hoe ik een bedroefd gezicht trekken moest - en ik zelf, want ik ben wel zeker eene uitzondering op al de lijkbidders - ik leerde zelve, hoe ik na de begrafenis een flikker kon slaan in de danszaal, zonder mij al te veel aan opspraak bloot te stellen. Ik ben er een welgesteld man meê geworden. Mijne zonen vinden het ambt niet deftig genoeg meer, hoewel de oude Mos zijne schaapjes daardoor op het droog heeft gekregen; zij zoeken een anderen weg en zullen andere levende volbloedigen vinden om ze af te tappen.’

‘Gij zijt een groot wijsgeer, Mos.’

‘Tracht te doen zooals ik, jonge heer; bekommer u niet te veel om 't geen men geweten noemt, want dan blijft ge zeker gansch uw leven door een armen drommel. Sommige neuswijzen zullen u den steen wel willen toe-

[pagina 93]
[p. 93]

werpen, maar de massa aanbidt het gouden kalf en zal u vereeren en ontzien. Binnen kort verlaat ik mijne zaken en ga, even buiten de stad, rentenieren; men benoemt mij tot lid van commissiën tot verbetering der losgelaten gevangenen, tot uitroeing der bedelarij en dronkenschap, tot inrichten van begrafenis-fondsen - en Mos wordt nog eens lid van den gemeenteraad gekozen, in welken hij tijd zal hebben om te rusten, te slapen en op de eeuwigheid te denken.’

Mos is een monster voor u, voor mij, lezer; voor Tony was hij een engel!

Lang is die cynieke mensch reeds verdwenen, eer Tony opstaat en zegt:

‘Laat ons gaan, Mos heeft gelijk.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het Jan-Klaassen-spel. Met levende beelden uit onzen tijd