Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel
Afbeelding van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spelToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (8.47 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 36. Het Jan-Klaassen-spel

(1930)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXX. 't Wordt plezierig.

In den vooravond van den dag, welke op dien volgt waarvan de jonge barones van Dormael in haren brief aan Henriette de la Venance gesproken heeft, zit mijnheer Bareel-Van Dinter voor het langzaam uitdoovende kolenvuur van zijn salon. Zijn gelaat is bleek; zijn hoofd is moedeloos op de borst gezakt en zijn strak oog ziet, zonder te zien, naar den kolengloed. Tegenover hem zit zijne vrouw, nog mismoediger dan hij; er ligt eene doodelijke onrust op haar gelaat, en van tijd tot tijd wellen er zware zuchten uit hare borst op.

Er moet aan dien kouden en altijd gerusten speculant, een wel verschrikkelijk ongeluk overkomen zijn, om ditmaal zoo neêrslachtig te zijn!

De woekeraar Drummel, die voor mijnheer Bareel altijd een booze geest is, heeft zooeven de kamer verlaten; er heeft een tooneel plaats gehad, welks beschrijving wij niet zullen beproeven.

[pagina 167]
[p. 167]

Men herinnert zich dat Bareel eene vrij aanzienlijke som aan Drummel schuldig was, welke echter eenige maanden geleden, door het afleveren van eenige spoorwegactiën werd afgelost en ten gevolge waarvan de in pand gegeven diamanten van mevrouw in haar bezit waren teruggekeerd. Nu, op dit oogenblik dat wij de beide echtgenooten, aan het vuur gezeten ontmoeten, heeft Drummel bemerkt, dat de actiën van welke hij een aanzienlijk voordeel hoopte, geene andere waarde dan... scheurpapier hadden. Zij zijn met zeer kunstige handteekens bekleed, en als zoodanig mocht men ze als eene curiositeit beschouwen!

Mijnheer Bareel, voorzien van eene uitmuntende kwitantie, loochende ten stelligste het feit, verontwaardigde zich over de eerlooze verdenking van Drummel, riep de getuigenis van een aantal personen in, die de actiën ter beurze en in zijn huis onder 't oog gehad hadden en derzelver echtheid zouden bewijzen. De woekeraar was verschrikkelijk om aan te zien; zijn oog schoot bliksems; zijne ledematen hadden al het vuur en de spierkracht der jeugd bekomen, en toen hij dreigend uitriep: ‘Ik zal u en dien Darenge aanklagen!’ had de wisselaar een oogenblik in zijne schijnbare kalmte en gerustheid gewankeld.

Bareel had echter tegen Drummel ook het een en ander in te brengen, en hij deed hem dit zoo koel, zoo bedaard, zoo meester-van-zich-zelven, gevoelen; hij haalde zooveel goede redenen aan, dat de woekeraar waarachtig aan zijne onschuld begon te gelooven, en Tony Darenge alleen voor den schuldige hield. Toen echter Drummel, als het ware aan eene zinsverbijstering ten prooi, het huis verlaten had, legde de speculant de moeilijke rol af welke hij gespeeld had. Zonder aan zijne vrouw eenige verklaring van het feit zelve te geven - zij toch was een te kortzichtig wezen, om iets van het financieele wargaren te begrijpen - deelde hij haar zijne onrust meê over Tony; hij sprak van het

[pagina 168]
[p. 168]

proces waarin hij zou betrokken worden; van de ontsluiering van feiten, welke men het liefst zou zien verborgen blijven, omdat het domme publiek zeer dikwijls ‘schelmerij’ ziet, daar waar de handelaar en financie-man niets dan een slimmen trek ontwaren - en een slimme trek is toch wel geoorloofd, niet waar? Hij vreesde voor zijn crediet, dat sedert eenigen tijd begon te wankelen, en voor het wakker schudden van dat vervelend ras van schuldeischers. Overigens, wie ten volle gelijk heeft laat immers nog altijd van zijne beste veêren, in die booze advokaten-vingeren?

Die onrust is voor mijnheer Bareel zeker gewettigd. Er woelen echter reeds een aantal plannen, het eene al meer duivelsch dan het andere, door zijn geest, om zich uit het Vulcanus-net, dat door Drummel gespannen wordt, te redden.

De deur wordt geopend en Marietta treedt, prachtig opgetooid, binnen. De zware zijde van haar lichtblauw kleed ruischt over het tapijt; heur weelderig haar, waarin een bloemtak gevlochten is, de frissche blos op de wangen, het levendig oog, de welgevormde arm, waaraan een kostbaar sieraad fonkelt - alles vereenigt zich om de dochter van mijnheer Bareel inderdaad schoon te doen zijn.

Marietta gaat naar den Schouwburg; zij komt slechts even binnen om zich te laten bewonderen.

Noch de vader, noch de moeder gunnen haar echter een oogslag.

‘Gij zoudt dezen avond niet naar den Schouwburg moeten gaan, Marietta!’ zegt de vader.

Marietta schrikt bij die onverwachte woorden en werpt een verwonderden blik op de twee droomende oudjes.

‘En waarom niet?’ zegt zij bits.

‘Ik heb mijne reden!’ is het antwoord.

‘Maar ik,’ zegt het eigenzinnige kind, ‘ik heb ook mijne reden om er te gaan!’ en zij doet moeite om de smalle hand in den nog smalleren handschoen te bergen.

[pagina 169]
[p. 169]

De vader zwijgt op dat scherpe antwoord; hij is aan dergelijke antwoorden gewoon; eerbied voor hare ouders is geenszins eene van Marietta's deugden. Zij bekommert zich verder ook niet om het stilzwijgen, om de buitengewone houding van haren vader, om de zucht harer moeder. Zij vraagt zelfs met geen enkel woord naar de reden van dat alles, en neuriet een aria uit de opera die zij gaat bijwonen. Wel ziende, dat de stemming van vader en moeder niet met de hare overeenkomt, werpt zij een oogslag in den spiegel, die ten gevolge der schemering hare ranke gestalte niet meer duidelijk weêrgeeft, en verlaat het vertrek onder het uitspreken van die harde en vernederende woorden:

‘Wat zijt ge beiden pleizierig van avond!’

Dat treft den vader; het hoofd zakt dieper naar de borst en hij voelt zijn oog vochtig worden. Marietta bekroont dien avond, de opvoeding en leiding, welke men haar en zij zich-zelve gegeven heeft.

‘Dat kind,’ zegt hij tot zijne vrouw, ‘heeft geen hart.’

‘Och,’ antwoordt de moeder, ‘zij is nog zoo jong. Zij moet dezen avond Georges zien.’

‘Is hij dan weêr, na dat belachelijke tweegevecht in de stad gekomen?’ vraagt Bareel.

‘Het schijnt wel.’

Er flikkert een lichtje voor het oog van den speculant; hij keurt het nu volkomen goed, dat zijne dochter zich in den Schouwburg laat zien. Morgen zal hij jonker Georges gaan opzoeken en, zoo noodig, met het van Dobbelsteen geleende geld, dien wolf van een Drummel tevreden stellen.

Hoe! onderbreekt mij de lezer; was hij dan plichtig?

Stil! laat de twee echtgenooten in de schemering den onregelmatigen loop hunner gedachten volgen, en dewijl wij, lezer, goede vrienden zijn, zullen wij in een hoekje en fluisterend, den waren toestand blootleggen.

[pagina 170]
[p. 170]

Herinnert gij u nog wel dat, op den avond toen Tony Darenge den diefstal in zijns moeders huis zag mislukken, hij zijn patroon aantrof, en deze eene nieuwe gelukszon voor zijn oog deed schitteren?

Zonder twijfel is uw antwoord.

Op dien avond heeft de slimme Bareel gansch de ziel van zijnen klerk doorgrond, en er duidelijk in gelezen, dat hij voor geene schurkerij achteruit zou deinzen. Hij veinsde echter niets te weten, niets te zien, deed zijn klerk overheerlijke beloften, schonk hem schijnbaar zijn volle vertrouwen, hoewel hij heimelijk voornam hem met Argusoogen te volgen, spiegelde hem eene heerlijke toekomst voor, zooals men aan het kind de kleuren van den regenboog belooft, en deed, hoewel onrechtstreeks, een nevenbeeld - dat van zijne dochter in bruidstooi - in het verschiet voor hem oprijzen, evenals eene Chineesche schim tegen den witten muur. Genoeg, de stoeldraaiers-zoon was tevreden!

Den volgenden dag reikte mijnheer Bareel-Van Dinter - zoo onverschillig en achteloos als hadde hij hem een vlammetje toegereikt, om zijne sigaar te ontsteken - zijn klerk een aantal ongeteekende en dus waardelooze spoorweg-actiën toe, welke, volgens zijn zeggen, scheurpapier waren en ook moesten vernietigd worden. Het oog van Darenge had geflikkerd; hij sloot die sierlijk gedrukte stukken in zijn lessenaar, en - gewis om de verveling te verdrijven - vond de jongen er een duivelsch genoegen in om door wat nietigheden: krullen, strikken, en vooral door ze, met een solieden naam te doopen, die arme verstootelingen aan hare authenthieke zusters gelijk te maken.

Wat is hij behendig, die Darenge! Waarachtig, hij heeft al de hoedanigheden, om op een verheven voetstuk in de samenleving te geraken!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Het Jan-Klaassen-spel. Met levende beelden uit onzen tijd