Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Werken. Deel 34. Naar Cayenne (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Werken. Deel 34. Naar Cayenne
Afbeelding van Werken. Deel 34. Naar CayenneToon afbeelding van titelpagina van Werken. Deel 34. Naar Cayenne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.79 MB)

Scans (6.69 MB)

ebook (3.23 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Werken. Deel 34. Naar Cayenne

(1929)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

IV.
De martelaars.

Laat ons nu middelerwijl den priester opsporen, die den eed geweigerd heeft, in de handen der beulen viel en, volgens gemeld dekreet, naar het land der ballingschap werd gevoerd.

[pagina 85]
[p. 85]

Het rijke en nog altijd zoo godsdienstige land van Waas (Oost-Vlaanderen) heeft den naam van eenen dezer martelaars, Michaël Cop, pastoor te Zwijndrecht, bewaard.Ga naar voetnoot(1) Uit zijne pastorij verjaagd, had de waardige priester zich geruimen tijd in het huis van eenen zijner vrienden schuil gehouden;Ga naar voetnoot(2) 's avonds en 's nachts, in regen en wind, verliet hij de gastvrije woning, om aan zijne verstrooide schapen, die geen vereenigingspunt meer hadden, sedert de kerk gesloten was, troost en hulp te brengen.

Niets hield den waardigen man tegen, noch de koude en vochtige winternacht der Polderstreek, noch het onbruikbare der wegen, noch de sneeuw, de hagel of de wind, die over de ijzige vlakte gierde. Hij was de woorden gedachtig: Een goed herder mag zijne schapen niet verlaten!

Het was den 13 Februari 1798, nadat de priester in zijnen schuilhoek het Misoffer had opgedragen en zich gereed maakte om een pasgeborene het doopsel te gaan toedienen, dat twaalf gendarmen en eenige handlangers der republiek het boven aangeduide huis omsingelden. Er was een Judas geweest, die den herder verraadde en overleverde.... Op het oogenblik dat de priester langs den hof wilde ontvluchten en reeds deels door de haag gedrongen was, greep hem een der handlangers vast en

[pagina 86]
[p. 86]

duwde hem cyniek en spottend toe: ‘Michaël, gij zoudt ons nog te gauw zijn geweest.’

Men sleepte nu het weerloos offer naar de groote baan en zonder het huis nog te mogen binnentreden, zonder nog eenen handdruk te mogen geven aan zijne vrienden, zonder van kleed te mogen veranderen en dit of dat meênemen, werd de priester weggevoerd. Hij mocht ten hoogste het hoofd omwenden, en een laatsten blik op het dierbare dorp, op zijne dierbare kerk werpen. Het was dan ook het laatste vaarwel: Michaël Cop mocht de zijnen nooit weêrzien!

De gendarmen dreven hem voort. ‘De paarden,’ zegt zijn levensbeschrijver Van Bavegem, ‘trapten hem gedurig op de hielen, zoo verre, dat men aan de bloedplekken den weg kon zien, langs welken het slachtoffer was voortgestapt.’ Te Melsele bracht een trouwe vriend hem zijnen brevier, het boek des gebeds, het boek vol troost en hoop. Te Beveren zakte de nog nuchter zijnde priester, uitgeput en afgebeuld, neêr. Het meêlijden was algemeen onder de bevolking.Ga naar voetnoot(1)

[pagina 87]
[p. 87]

Op eene boerenkar, en altijd door eene woeste horde gendarmen omringd, bracht men den armen priester, naar St Nicolaas, van daar naar Lokeren, waar hem 's nachts, door een meêlijdend gevangenbewaarder, het middel ter ontvluchting werd aangeboden. Michaël Cop weigerde. ‘Anderen zouden voor mij kunnen lijden!’ was het grootmoedige antwoord. Den volgenden dag bevond hij zich in het tuchthuis te Gent, en daar verscheen een vriendschappelijk wezen, dat, om hem troost in zijn lijden te brengen, den dood of, erger nog, Cayenne trotseerde.

De pastoor van Burcht, de Eerw. Heer Schatten, gelukte er in, hem, in het kleed van een armen visscher, met eene reistesch aan den arm, te naderen,Ga naar voetnoot(1) bracht hem den troostgroet zijner familie over en tevens eene goede som gelds in goud, die men voorzichtigheidshalve in de kleêren naaide - en 't waren die penningen, welke naderhand eene groote rol in het leven des martelaars vervulden.

Te Rijsel ontmoette Michaël Cop veertien Belgische priesters, allen tot de ballingschap veroordeeld. Beurtelings kwamen zij te Douay, te Atrecht, te Baupaume, te Peronne,

[pagina 88]
[p. 88]

te Roye, geschokt op open karren, blootgesteld aan de onguurheden van het jaargetij, in gezelschap van geketende galeiboeven, omringd door liederlijke gendarmen en huzaren, schier overal gehoond, beleedigd, vervolgd en mishandeld door een gepeupel, reeds schuimbekkend bij de enkele aankondiging dat die ongelukkigen ‘priesters’ waren.

Ja, er bevonden zich meêlijdende zielen op hunnen doortocht; doch een openlijk bewijs van deelneming in hun verschrikkelijk lot, ontvingen de bannelingen zelden. De gevreesde republiek verlamde meest altijd elke beweging, versmachtte elk woord van liefde.

Het vervoer werd nog veel strenger, sedert de Eerw. Heeren Cop en Flotteau, de laatste onderpastoor van Beveren, dekenaat van Thourout, te Pont-St Maxence, eene poging tot ontvluchting hadden aangewend. Men deed de ongelukkigen handboeien aan, en bewaakte hen met strenge achterdocht.

O, die martelaars beleefden een langen kruistocht! Hun Calvarieberg lag aan genen kant der zee. Maar een der pijnlijkste gedeelten van den tocht was gewis die door Frankrijk, door het land dat zich eens beroemde de trouwe dochter der Kerk te zijn.... Doch de Veronica's ontbraken niet ten eenemale. Wij zegden het reeds: uit de huilende en dreigende menigte, welke hen omringde, verschenen soms edele vrouwen, engelen van liefdadigheid, die hen met gevaar van haar leven naderden, troost brachten, hulp verleenden, geld toestaken en de gezalfde handen met tranen besproeiden.Ga naar voetnoot(1)

[pagina 89]
[p. 89]

Wij haasten ons die lange martelbaan te verkorten, en doen de bannelingen Rochefort bereiken. Het onttakelde schip de Charente, welks bodem reeds zoovele slachtoffers gedragen had,Ga naar voetnoot(1) werd hunne gevangenis. Honderden priesters werden daar, in de vunzige kiel, krielend van ongedierte en met eenen pestwalm vervuld, opgestapeld. De spijs bestond uit roggebrood, erwten, boonen, eenig slecht vleesch, een halven liter wijn en verder water, dat hun in bakken werd voorgezet. De ongelukkigen sliepen in hangmatten, die zoo dicht op elkander hingen als spinnewebben.

Hoe akelig dit bestaan ook ware, het werd door het samenzijn verzoet. Allen hadden immers maar één denkbeeld; allen leden voor hetzelfde geloof, voor denzelfden God; hunne wenschen, hunne gebeden waren dezelfde.

Den 24 Juni 1791 kwamen er andermaal eenige Fransche en Belgische priesters aan, en onder deze laatsten de twee gebroeders Reyphius (een hunner was onderpastoor van Stavele, dekenaat van Poperinghe; de andere pastoor te Westvleteren, in hetzelfde dekenaat), die uit hoofde van ziekte te Chartres waren achtergebleven. Den 1 Augustus werden honderdnegentien van het getal aanwezigen, onder welke zestien Belgen, opgeroepen om op de Bayonnaise ingescheept en naar Cayenne vervoerd te worden.Ga naar voetnoot(2)

[pagina 90]
[p. 90]

Men was in Frankrijk aan het zien plegen van gruwelen gewoon geworden; maar het aanschouwen van zooveel ongelukkigen, bleek, gemarteld, uitgemergeld, ziekelijk, in lompen, vuil en afzichtelijk gekleed, trof de bevolking en men beleedigde ten minste de weerlooze slachtoffers niet meer.

Honderd drie-en-veertig lotgenooten werden acht dagen later naar het eiland Ré gevoerd. Zij waren de oudste en ziekelijkste, allen mannen in den dienst der Kerk vergrijsd en die, zooals de kloeke bisschop van Poitiers zegde, weigerden de blanke kroon des ouderdoms door een veroordeelden eed te bezoedelen.

Wij volgen deze laatsten niet; wij volgen de Bayonnaise, die welhaast met hare kostbare vracht zee zal kiezen.

voetnoot(1)
Michaël Francis Cop zag te Burcht, in dezelfde provincie, den 18 October 1746 het levenslicht. In het jaar 1772 werd hij priester gewijd, en welhaast tot coadjutor te Destelbergen, nabij Gent, benoemd. Later ontmoeten wij hem als kapelaan te Zwijndrecht en als pastoor van die gemeente, in opvolging van den eerw. Heer van Varendoncq.
voetnoot(2)
Volgens eene brochure, uitgegeven door den Eerw. Heer Van Bavegem, pastoor te Zwijndrecht, was dit huis in 1798 bewoond door den heer Menges, chirurgijn; het was in de nabijheid der Polders gelegen en leverde alzoo een gemakkelijk middel tot ontvluchting op, wanneer het gevaar mocht naderen.
voetnoot(1)
Dat medelijden was algemeen in de Nederlanden; overal werd aan de ongelukkige priesters de gastvrijheid, zelfs bij levensgevaar, aangeboden. Een bewoner van Gheel herbergde niet alleen vier Minderbroeders, maar toen zij ontdekt waren, verdedigde hij hen gewelddadigerwijs en begunstigde hunne vlucht. De directeur van de jury te Turnhout beklaagde zich over zooveel stoutheid bij den minister van justicie! (29 Thermidor, jaar VI.) ‘Alleen de deportatie van die vier gewezen Minderbroeders,’ zoo schreef hij, ‘kan er een einde aan stellen. Gij kunt niet gelooven hoeveel belang men in hun lot stelt en hoeveel hulp hun van rechts en links wordt gezonden.’ De eerlooze insinuatie en de even zoo eerlooze beschuldiging zegde verder (13 Messidor, jaar VI): ‘Goede zielen komen expresselijk van Gent, Herenthals, Gheel en andere streken, naar Turnhout, onder ander vrouwen en zeer schoone en jonge meisjes, om hun voorwerpen van troost te brengen, of datgene wat hunne krachten kan herstellen, welke zij verloren in de worsteling met, en in de ontwapening van twee gendarmen. De goede sukkelaars van Turnhout helpen de eerwaarden ook, door hun allerlei hulp te doen geworden, onder ander groote kruiken best Diestersch bier, jenever, enz., waaraan zij zich iederen dag bedrinken....’ Het laatste is, zeggen wij, eenvoudig eene republikaansche infamie.
voetnoot(1)
De priesters liepen veelal in het nederig werkmanskleed vermomd, hetzij om hunne vrienden te bezoeken of dienst te bewijzen, hetzij om hunne bediening uit te oefenen. De Eerw. Heer Van Bavegem vertelt, dat een Minderbroeder te Thielt, pater Jacobus (Vergouwen), verwittigd werd dat eene bakkersvrouw, nabij de hoofdwacht te Thielt wonende, in levensgewaar verkeerde en de laatste troostmiddelen van den godsdienst verlangde. Het was helderlichte dag. De Minderbroeder ging naar een zijner vrienden, eenen molenaar, kleedde zich in diens pak, deed de kar inspannen, legde er eenen zak meel op en vertrok naar Thielt. Vóór het huis nam de geestelijke den zak op het hoofd en trad bij den bakker binnen. Een uur daarna was de plechtigheid aan het sterfbed voltrokken, en de gewaande molenaarsknecht keerde ongemoeid terug.
voetnoot(1)
Te Chartres, onder ander, was dit het geval; 't was ook daar dat zekere heer Rémond, een koopman, aan de priesters ongeveer 600 francs gaf, om deze onder hunne ongelukkige broeders, die zij te Rochefort zouden ontmoeten, te verdeelen. De meeste dezer bijzonderheden zijn bewaard geworden door den Eerw. de Bay een der lotgenooten.
voetnoot(1)
Reeds in 1797 was de Charente met 220 priesters naar Cayenne vertrokken; een Engelsch oorlogschip randde echter in zee den bodem aan, en gansch ontredderd keerde deze naar Rochefort terug, alwaar het vaartuig later tot gevangenis gebezigd werd. De priesters, waarvan boven sprake is, werden later door het oorlogsschip de Décade overgebracht. In Juni 1798 landden zij in Cayenne en den 30 November 1799 waren er van de 220 nog.... 27 in leven.
voetnoot(2)
Het waren: M.F. Cop, pastoor van Zwijndrecht; J.V. de Neve, pastoor van Westcapelle: P. Dumon, pastoor van Mannekensverre; P.J. Asaert, pastoor van Haringhe; P. Reyphius, onderpastoor van Stavele; J.J. Reyphius, pastoor van Westvleteren; H. Flotteeu, onderpastoor van Beveren, bij Thourout; F.J. van Volxem, pastoor van St. Lievens-Essche; J.B. Moons, onderpastoor te Boom; P.J. Gémin, kapelaan te Rambergen; J. de Noodt, oratieheer te Scherpenheuvel; J. Keukemans, kapelaan van St. Walburgiskerk te Antwerpen; C. van Bever, religieus der abdij van St. Bernard bij Antwerpen; F. de Mals en P. Eyskens, monniken derzelfde abdij, en J.B. de Bay, regent der Bogaarde-school te Brugge.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Naar Cayenne. Episoden uit de geschiedenis der Fransche omwenteling


landen

  • Frankrijk


datums

  • 24 juni 1791

  • 1 augustus 1791