Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verborgen geluk (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verborgen geluk
Afbeelding van Verborgen gelukToon afbeelding van titelpagina van Verborgen geluk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verborgen geluk

(1877)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

V.

Ik ken geen ongelukkiger wezen dan een armen bloedverwant in betrekking tot zijne welgestelde of rijke familie; zelfs dáár waar de sukkelaar het meest welkom is, strekt hij op zekere oogenblikken nog tot last.

Kleeding - niet zelden ‘afleggers’ van dezen of genen - en manieren, zijn zoo dikwijls onhebbelijk.

Het gekregen kleed dragen verandert ook zoo zichtbaar de zeden en manieren van den mensch, ten minste bij hem die nog een weinig eigenwaarde in het hart behouden heeft. Wonderlijk ziet er de arme bloedverwant dus uit, en dat hindert in zekere omstandigheden de oudjes, en het doet zelfs de kinderen den neus optrekken.

Ook de kinderen houden niet van dien aardigen neef; het oudste dochterke of zoontje is zelfs eenigszins verlegen met den armen drommel, voor de keukenmeid of het kamermeisje - die daarin al tamelijk licht een middel vinden, om zich over dit of dat hoog woord van mevrouw te wreken.

Daarbij, de kinderen hebben wel eens opgemerkt, dat papa en mama toch zoo bijzonder veel niet op hebben met neef. Er worden immers geene toebereidselen voor hem gemaakt: men schuift maar enkel een stoel bij. Men haalt zelfs geen wijn op, 't geen anders bij de minste bijzondere gelegenheid gebeurt, en er komt nooit voor hem een pudding of eene taart op tafel, 't geen anders zoo lichtelijk gedaan wordt.

Wijn of pudding geven aan de kinderen den maatstaf van den eerbied, die de gasten aan vader en moeder inboezemen.

En dan, als een andere neef komt of moet komen, wordt er altijd lang te voren over gesproken; men maakt de logeerkamer gereed, men gaat hem afhalen aan het station, men brengt hem triomfantelijk binnen; er wordt omhelsd - en neef's zakken zwellen altijd van lekkernij en speelgoed. Maar ach! de arme neef wordt nooit gekust of waagt het ook niet te kussen, en in plaats van met gevulde zakken aan te komen, gaat hij integendeel niet zelden met gevulde zakken heen.

Bij een anderen welgekleeden neef, klimmen de jongens gaarne op de knieën, en zij plagen hem om daarop te mogen paard rijden; maar de arme neef is zoo wonderlijk toegetakeld! Zijn hoed is

[pagina 15]
[p. 15]

vuil, zijn kraag blinkt, zijne schoenen zijn zoo lomp. Gelukkig als dit of dat enfant terrible dit alles niet luidop zegt!

Ook hij heeft geene handeling om met kinderen om te gaan: de arme bloedverwant leeft immers alleen, altijd alleen; want hij heeft zich nooit de pracht kunnen veroorlooven te beminnen, en met de vrouw zijner keuze het lief en leed des levens te dragen.

En wat kan die arme bloedverwant vreeselijk eten! Mama heeft zich dat eens laten ontvallen; de kinderen herhalen het, en 't is een groot geluk als die kleine monsters het den ongelukkigen drommel niet vlak in het aangezicht werpen, en hem doen blozen als een paradijsappel.

Och, indien men eens wist welk een feest het voor hem is aan eene ruim voorziene tafel te zitten - hij, die misschien dagen van gebrek en honger beleefd heeft! En indien hij getrouwd is en kinderen heeft, wat moet hij in die oogenblikken dikwijls denken: ‘Ach, kon ik mijn eten eens tusschen mijn arme lievelingen verdeelen; of mocht ik het overschot maar eens heimelijk van tafel wegdragen!’

Wat de kinderen nog in het oog springt, is, dat men den armen neef nooit gaat bezoeken; men verzoekt hem evenmin; men laat hem komen, maar eens dáár, bekommert men zich niet veel of liever niet om hem. Men laat hem gaan en staan waar hij wil, al heeft men dan ook al eenige genegenheid voor hem.

Ook de man gevoelt zich niet te huis, en terwijl men binnen lacht, speelt en aardigheden zegt, sluipt hij de kamer uit en gaat in den hof - gesteld dat er een hof is, - of wel hij ontsteekt zijne pijp en gaat op de binnenplaats, met de handen op den rug staan kijken naar de trippelende hoenders, naar de vuile achtergevels, naar de vervelende schoorsteenen, naar den blauwen hemel, of liever, hij ziet naar niets - tot dat eene welwillende stem hem toeroept: ‘Maar, neef, kom toch binnen!’

‘Och, laat mij dit blad omkeeren en niet verder dat leven, die type fotografieeren!

Mijn Max Wilfried is een van die wezens, welke, men heeft het reeds genoeg bemerkt, om Gods wil, zooals het volk zegt, ontvangen worden en die, zonder twijfel, in zijn leven reeds meer dan eene der aangehaalde vernederingen moet ondergaan hebben.

Doch dat alles zijn, volgens zekere wereld, slechts vooroordeelen; men moet altijd en in elke gelegenheid weten ‘stand te houden.’ Nu, 't zij zoo: we gaan terug naar de eetkamer der Dolberg's.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken