Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verborgen geluk (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verborgen geluk
Afbeelding van Verborgen gelukToon afbeelding van titelpagina van Verborgen geluk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verborgen geluk

(1877)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

X.

Mijnheer Max is de getrouwe onderdaan van Betsy Richard.

Gisteren is hij op straat een emmer water voor haar gaan pompen; dezen avond ontmoette hij haar, toen hij van het kantoor kwam en heeft hare groote blauwe doos gedragen - hetgeen een paar jonge heeren hartelijk deed lachen.

Op zijn kantoor heeft hij zijn buurmeisje zeer naïef voor dit of dat naaiwerk aanbevolen - hetgeen zijne jonge gezellen, twijfelzuchtig en onbeschaamd uit mode, gelegenheid heeft gegeven, om met den sukkelaar te spotten en de spotternij is nog verdubbeld, sedert hij verteld heeft dat hij soms uren lang voor haar op de dwarsfluit speelt.

Dat was al te herderlijk voor een procureursklerk!

Wilfried begrijpt niets van dat alles, en evenmin begrijpt hij Betsy, die niet meer wil dat hij water haalt, de blauwe doos draagt, haar bij zijne makkers aanbeveelt, en die, wonderlijk genoeg! zelfs verzocht heeft zijn lievelings-instrument voortaan te laten rusten - omdat, zegt ze, met een fijnen glimlach, dit de kleine kinderen in de buurt belet te slapen.

Nu dat laatste begrijpt de procureursklerk.

Zoo even is mijnheer Max schier op de teenen bij zijn buurmeisje, dat ieverig werkte, binnengetreden. Het petrool-lampke brandde zoo flauw, dat de klerk het zijne in de plaats heeft gezet. Helder viel nu het licht op de onvermoeide naaister.

Betsy Richard is een schoon meisje, twintig jaren oud, rank van gestalte, zwart van haar, fijn geteekende wenkbrauwen, blauwe oogen, fijn gevormden neus - het kenmerk der Richard's - bleeke wangen, die nu eenigszins gepurperd zijn - kortom, eene schoonheid welke doorstraalt, zelfs nu zij er wel wat verwaarloosd uitziet.

Mijnheer Max zit vlak tegenover haar aan tafel, zonder juist iets te zeggen.

‘Het is reeds laat,’ zegt hij eindelijk en ziet naar de plaats waar vroeger de pendule gestaan heeft. ‘Uw vader’....

‘Die komt zoo vroeg niet!’ antwoordt Betsy, hetgeen eene aanzienlijke geruststelling voor den jongen is. ‘Overigens, gij zult hem

[pagina 26]
[p. 26]

den trap wel hooren opkomen’ - hetgeen den jongen man doet begrijpen, dat als zoodanig sein gegeven wordt, het tijd is van verhuizen.

Nieuwe stilte, gedurende welke mijnheer Max de oogen strak op Richard's dochter gericht houdt en inderdaad betreurt, dat zij een zoo liederlijken vader heeft. Toch beklaagt Betsy zich nooit, en nooit heeft ze zelfs een woord van verwijt, jegens den vader, over de lippen laten komen.

‘Gij speelt niet meer op de dwarsfluit, mijnheer Max?’ zegt Betsy, om iets te zeggen.

‘Wel, hebt ge niet gezegd, dat dit de kinderen in de buurt belette te slapen?’

Betsy ziet op en er speelt eene fijne glimlach om hare lippen.

‘Dat was niet zóó gemeend.’

‘Als het de kinderen niet hindert en u pleizier doet....’

‘Gij hebt mij niet begrepen, mijnheer Max. Mag ik u eens openlijk mijne gedachte doen kennen?’

‘Waarom niet!’

‘Gij hebt de levensondervinding wel wat verwaarloosd.’

‘Ik begrijp u niet.’

‘Als ge voor een meisje variaties op de dwarsfluit speelt,’ gaat Betsy glimlachend voort, want ze vindt die wijze van ontboezeming nu recht gek, ‘moet gij dat niet aan uwe kennissen gaan vertellen. Er is geen kwaad in, maar de menschen houden gewoonlijk alles voor belachelijk wat ze zelf niet doen, en dat enkel omdat zij de zaken van een ander oogpunt beschouwen, of zich juist niet in dezelfde gemoeds-aandoeningen bevinden. Uwe bekentenis, ik moet het u zeggen, is voor uwen leeftijd wel wat al te naïf, te dichterlijk voor uwe meer materiëele vrienden.’

‘Nu, die vind ik goed! Dan zou ik de waarheid niet meer mogen zeggen?’

‘De waarheid is in vele gevallen des levens een gevaarlijk ding. Uit uwe naïve dwarsfluit hebben uwe vrienden zonder twijfel een gansch ander gevolg voor uw hart getrokken, dan gij juist wildet bedoelen, en dat heeft aanleiding tot spotternij gegeven.’

‘En welk gevolg als 't u belieft, juffer Betsy?’

‘Ja, dat kan ik u niet zeggen,’ gaat het meisje voort en buigt het hoofdje gewis om een blos te verbergen, die de wangen purpert. ‘Ach, mag ik u verzoeken, mijnheer Max, de lamp een weinig op te draaien?’

Het helderder licht doet haar lief en goedhartig wezen meer voorkomen.

Die Betsy Richard is inderdaad een schoon meisje!

‘Leest gij veel mijnheer Max?’

‘Mijn kerk- en mijn wetboek.’

‘Dan begrijp ik dat gij er geen kwaad in vindt aan uwe vrienden te zeggen, wat anderen zich wel wachten over de lippen te laten komen.

[pagina 27]
[p. 27]

Wat wonderlijk meisje! Is het spotternij met den armen jongen, welke haar zóó doet spreken; of wel tracht zij in zijnen geest, door betere opmerking, een juister oordeel over al hetgeen hem omringt te doen ontstaan?

De jongen zwijgt en ziet eene poos strak voor zich.

‘Juffer Betsy mag ik u eens vragen, welk gevolg hier bedoeld wordt?’

Men ziet mijnheer Max is hardnekkig.

‘Waartoe noodig? Gij hebt mij wel verstaan.’

‘Neen, dat heb ik niet.’

‘Welnu, uwe vrienden zullen denken dat ge verliefd zijt.’

Wilfried wordt rood en zegt op hoogen toon en inderdaad verontwaardigd:

‘Neen, dat wil ik niet. Alle verliefden spelen toch niet op de dwarsfluit?’

‘Ieder vogel zingt in dat geval gelijk hij gebekt is. Maar juist omdat gij niet wilt dat dergelijke gevolgtrekking gemaakt wordt, moet gij er uwe vrienden geen gelegenheid toe geven. De menschen, vindt ge niet, beweeren altijd of meest altijd, het tegenovergestelde van hetgeen wezenlijk is, vooral wanneer het tegenovergestelde in het kwade of in het bespottelijke kan worden uitgelegd.’

Dat is eene waarheid, die de procureursklerk wel eens gemaakt, maar nog nooit toegepast heeft.

Die Betsy Richard is een geestig meisje!

‘Waarom zijt gij tegen mijn kerk- en wetboek, juffer Betsy?’ vraagt mijnheer Max na een poos stilzwijgen.

‘De hemel beware mij er voor! Maar dunkt u niet dat die twee boeken niet voldoende zijn, om zonder kleerscheuren door onze booze wereld te komen? Ik ben jong en een meisje; toch schijnt het mij toe, dat er tusschen die twee uitersten, eene wereld ligt die wij niet mogen verwaarloozen, en die, wanneer wij ze kennen, juist de twee uitersten beter doen beseffen. Het kerkboek spreekt u van het goddelijke, het bovenaardsche; het wetboek van, ik meen, al het kwaad dat de menschen kunnen begaan, waar de rechten van den burger beginnen en waar zij ophouden; maar tusschen deze is er een groot en nuttig boek dat niemand mag vergeten die in de wereld leeft.’

‘En hoe heet dat boek?’

‘Het menschelijk hart.’

‘En wat zou mij dat aanbrengen, juffer Betsy?’

‘Al was het maar om u te leeren,’ zegt Betsy lachend, ‘wanneer gij op de dwarsfluit spelen moogt, en dit gedaan zijnde, in welke woorden, en of gij daarover spreken kunt. Och, mijnheer Max mag ik u verzoeken, dat voetkussen wat nader bij te schuiven?’

‘Het schijnt dat gij in dat boek veel gelezen hebt, juffer Betsy?’

‘Ik? neen. Ik ben in zekere omstandigheden gedwongen ge-

[pagina 28]
[p. 28]

worden in dat boek eenige bladzijden te spellen. Dat is overigens meer de studie van den man, dan wel die der vrouw; maar het ongeluk is in dit geval de beste leermeester.’

‘Ja, gij hebt al veel ongelukken beleefd, juffer Betsy!’

Dat doet de fijngevoeligheid van het meisje zeer; nu zij deels het hoofdje oplicht, ziet mijnheer Max dat er tranen in de oogen blinken.

Na een oogenblik stilzwijgen zegt het meisje:

‘Mag ik u nog een verzoek doen? Zoudt gij niet even mijne streng garen willen ophouden? Maar’ voegt zij er lachend bij, ‘vertel dat niet aan uwe vrienden.’

Nu zitten zij vlak tegenover elkaâr; Betsy is zwijgend geworden en de procureursklerk aan dat vrouwelijk handwerk weinig gewoon, heeft het bijzonder druk om het garen uit de war te houden. Het zweet breekt den armen jongen uit; maar hij is gelukkig dien kleinen dienst aan zijn buurkind te mogen bewijzen.

't Is een schoon, een geestig, een gevoelig meisje, die Betsy Richard! Zij heeft een hoofd, zij heeft een hart. Maar toch wil of zal Max Wilfried niet verliefd worden. Neen, dat niet. Beschermen zal hij haar; vriendschap toedragen zooveel als mogelijk; maar zijn hart is met een stalen harnas omgord. Van dien kant is Max Wilfried een ontrefbaar kurassier!

Bij een gestommel op den trap laat de procureursklerk het garen vallen; het gedruisch doet hem opspringen en de vlucht nemen: 't is de oude die naar huis komt.

En 's nachts droomt de klerk van die wonderlijke Betsy; hij droomt van haar innemend gezichtje, van haar goed hart, van dat onbegrijpelijk boek - maar 's morgens is al dat garen zóódanig verward, dat hij het op generlei wijze regelmatig weêr afhaspelen kan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken