Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verborgen geluk (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verborgen geluk
Afbeelding van Verborgen gelukToon afbeelding van titelpagina van Verborgen geluk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verborgen geluk

(1877)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XIV.

De avond is gevallen. Het meisje staat ter zijde van den lessenaar in Wilfried's kamer. Hare rechterhand rust bevend op het slot. Indien haar vader komen mocht, zou zij hem bidden, hem smeeken geene daad te begaan, die eene eeuwige, eene onuitwischbare vlek op den naam der Richard's werpen zou.

Betsy's vermoeden wordt waarheid! Nu hoort ze een zacht geritsel aan de deur; langzaam wordt ze geopend en een zwart hoofd, daarna eene zwarte, gebogen gestalte, verschijnt en schuift zacht binnen en komt recht op den lessenaar aan.

Eenig gerucht op de hoogere verdieping doet de gestalte stil staan en luisteren, en eindelijk op de teenen naderen.

Juist ontsteekt men in het huis daar tegenover licht; een heldere straal valt door het venster op den lessenaar, en op het oogenblik dat de oude man de hand op het meubel legt, raakt hij de koude, bevende hand zijner dochter aan, en zij zelve staat voor hem - bleek als een doode, bleek alsof zijne overledene vrouw andermaal uit haar graf is opgestaan.

‘Wilt gij een dief worden!’ zegt het meisje met eene diep ontroerde stem.

De vader deinst achteruit.

Dief, dief! Dat woord heeft ook zoo vreeselijk geklonken. Dat verwijt heeft plotseling in zijn ziel, de eer van het verledene opgewekt. 't Is als een bliksemstraal door zijn geest gedrongen en 't heeft dezen verlicht.

Een dier snelle en niet zelden onbegrepen omwentelingen, heeft in Richard's ziel plaats.

Dief, dief! klinkt hem in de ooren, en terugkeerende vliegt hij in

[pagina 38]
[p. 38]

zijne kamer terug. Hij wil door elk ander betrapt worden, maar niet door zijn eigen kind!

Nu zit hij voor de tafel, het hoofd in de handen geleund. Niets hoort men in de kleine kamer dan het snikken van Betsy, die, in een hoek gezeten, weent. Het licht van het lampke op tafel, werpt een flauwen schijn op het nu onaangeroerd naaiwerk - het eenige bestaan der ongelukkige familie - en dat gezicht plaagt den ouden man zóódanig, dat hij het hoofd omwendt. Naast de lamp staan de bloemen, en ook die plagen hem: het is alsof zij hem een ander misdrijf verwijten.

‘Mijnheer Richard!’ zegt er eene vreemde stem in de geopende deur.

De gewezen kantoorbediende rijst op en mijnheer Georges Delmare staat voor hem. De drift maakt zich nu weêr eensklaps van Richard meester, en zonder een woord te spreken, grijpt hij de bloemen en slaat ze den nieuw binnengekomene in het aangezicht.

‘Ziedaar mijn antwoord!’ buldert hij. ‘Ik heb u begrepen, mijnheer; gij hebt met een stuk geld den toegang in mijn huis willen koopen. Ik ken u en de uwen. Uw vijffrankstuk kan ik u niet in het aangezicht werpen, maar wel uwe bloemen.’

‘Mijnheer....’ roept Georges.

‘Ga heen, ga heen! of ik breng u een ongeluk toe!’

Betsy is opgestaan; verschrikkelijk is de uitdrukking van het gelaat en de houding van den driftigen vader. George is bleek en ontzet - bloodaards zijn zij allen! - de trappen als het ware afgerold: zoo jaagt die oude man hem vrees aan. Hij heeft alles begrepen: die vader is niet blind gelijk zoovele anderen.

Nu, over dit avontuur zal hij dezen avond niet roemen. Misschien toch wel! Onbeschaamdheid is dikwijls eene deugd bij die soort van menschen.

Dat alles is zoo snel gebeurd, dat Betsy er geen woord van begrijpt. Haar vader is ook niet in eene stemming om haar eene regelmatige uitlegging te geven; hij raast en buldert als een bezetene en zijne vuist bonst op deur en tafel. Bevend raapt Betsy de bloemen, die over den vloer verspreid liggen, op.

Eindelijk bedaart de vader.

‘Van wie,’ zegt hij, ‘van wie komen die bloemen?’

‘Van Max Wilfried,’ antwoordt de dochter altijd snikkend.

‘Nu, ik dacht dat ze van dien windbuil waren!’ zegt de oude man eenigszins kalmer, terwijl het meisje de plaats in den hoek, die zij zooeven verlaten heeft, weêr inneemt.

Gedwee, zooals Betsy hem sedert lang niet meer gezien heeft, nadert haar de oude man. Hij legt zijne hand op haren schouder en blijft een oogenblik besluiteloos staan; dan zet hij zich naast haar neêr, legt den arm om haar middel en laat zijn hoofd op haar hoofd zakken.

Richard weent; hij erkent dat hij een ellendeling is, dat hij het

[pagina 39]
[p. 39]

ongeluk en de armoê in huis heeft gebracht - en gisteren heeft hij aan dien rampzalige - maar neen! dat moet zijne dochter niet weten.... Hij dacht dat de bloemen door hem gezonden waren, en de eer zijner dochter blijft hem toch altoos dierbaar.... 't Is om haar bestwil dat hij zóó handelde...

Voortaan wil hij niet meer drinken; hij wil eerlijk man, goed vader, rechtzinnig Kristen worden - en Betsy hoort dat alles aan, doch kan geen woord uitbrengen.

Juist komt er iemand den trap op - 't moet Max Wilfried zijn. De oude man staat op en gaat heen, want hij gevoelt dat hij dien eerlijken jongen, zonder roodworden niet meer in het aangezicht zou kunnen zien.

Richard's geweten is ontwaakt. Het spook zijner vrouw stapt weêr naast hem voort; het gaat weêr met hem langs de huizen, over de pleinen, langs de Schelde; doch het verwijt hem nu niets meer. Het dankt hem, omdat hij de verderfelijke herberg is voorbijgegaan; dat hij niet naar de stem van dezen of genen kameraad geluisterd heeft; het moedigt hem aan, en roept hem toe:

‘Werk, werk! de arbeid zal het hart van alle vlekken zuiveren!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken