Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verborgen geluk (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verborgen geluk
Afbeelding van Verborgen gelukToon afbeelding van titelpagina van Verborgen geluk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verborgen geluk

(1877)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

XXIX. (Kijkjes door het glas.)

Nog eens, mijne beste vrienden, de rarekiekkas uitgezet, en ons verlustigt met eenige kleine tafreelen, uit het huiselijk leven van mevrouw Delmare en haren echtgenoot.

 

***

 

Een bleeke, blonde jongen, met vinnige en onbeschaamde oogen, speelt in de salon, juist omdat het hem verboden is dáár te spelen. Hij bonst met een gomelastieken bal tegen de zoldering, schrijft met eene oude stalen pen over het tafeltje van palissander-hout, gaat met bemorste schoenen op de geborduurde kussens der leuningstoelen staan, om de kleine porceleinen popjes der étagère te vatten en deze behoorlijk den hals te breken. Nu roept de meid - de knaap doet alsof hij het niet hoort. Ze verschijnt op den trap - de knaap steekt de tong uit. Ze gelast hem de salon te verlaten - de knaap noemt haar: ‘canaille’ en werpt haar de poppen naar het hoofd. Daar vliegt de gomelastieke bal nogmaals naar boven, valt en werpt eene fijne chineesche bloemvaas om, die op het marmerblad der tafel in stukken valt. Mevrouw verschijnt, de meid wordt duchtig bekeven, brutaal behandeld zelfs, omdat ze niet beter de bevelen van mevrouw opvolgt en den jongen heer buiten de salon houdt, terwijl de jonge heer op eenen stoel klautert, de stukken porcelein te zamen raapt, ze weêr bij elkander brengt en lachend tot zijne moeder roept: ‘Zie, zoo is 't geweest, mâ!’ Hij is zoo slim, zoo geestig, zoo recht aardig, niet waar, mevrouw!

 

***

 

Mevrouw is in een prachtig toilet; zich met welgevallen spiegelende, ganteert zij zich. Georges treedt binnen. ‘Geleidt gij mij naar de Opera?’ vraagt de bekoorlijke vrouw. Georges let niet eens op haar, en rondziende en het eene voorwerp rechts, het andere links wegstootende, zegt hij: ‘Hebt gij mijnen sigarenkoker niet gezien?’ - ‘Ik zou u even goed kunnen vragen waar mijne haarspelden zijn.’ - ‘Ha! daar ligt hij.’ - ‘Dus gaat gij niet naar de Opera?’ - ‘Mijne vrienden der club wachten mij.’ - ‘Nu dan zal Albert mij vergezellen.’ - Wat geeft het hem wie haar vergezelt!

 

***

 

In de keuken gaat het er lustig toe. De rosse kamerknecht, een

[pagina 70]
[p. 70]

durver bij de vrouwen, danst tegenover de kamenier; de koetsier, een leerling in het vak der vrouwen, danst tegenover de keukemeid. - ‘Kom, mijnheer Jan,’ zegt de koetsier, ‘geeft ge niet eene flesch champagne!’ - ‘Waarom niet, drommels!’ en een paar minuten later walst hij de keuken in, met eene in zilver gekapte dame in den arm. - ‘Ik drink aan de dames!’ zegt plechtig de knecht, het glas met kralenden wijn in de hoogte stekende. - ‘Ja, aan de dames!’ zegt de koetsier. - ‘Gretchen, de kleine schreeuwt!’ zegt de kamenier tot de bleeke, blonde en magere duitsche kindermeid. - ‘Bah! lasst uns trinken!’ en het kleine serpent slaat den roomer op de tafel in stukken - en het meisje in de wieg weent nog altijd voort, tot dat de meid eindelijk kwaadaardig naar boven stormt, en het kind door een brutalen uitval: ‘Das ist sehr böse! Ich verlieze die geduld! Abscheulich!’ het verlaten wichtje nog luider krijten doet. Och, waarom is de moeder altijd afwezig!

 

***

 

Mevrouw ontvangt bezoek. ‘Hé,’ barones, dat is nu recht lief van u mij te komen bezoeken!’ - ‘Mijne allerliefste Leonie, wat geluk u te zien!’ - En ook zij, die adorabele Hortense!’..... En als de bezoeksters verdwenen zijn: ‘Heeft men ooit een dommer schepsel gezien dan die Hortense! En excentriek in kleeding! En zonder smaak! En dom - dom! En Leonie die zoo oud, grijs en gerimpeld wordt en nog altijd naar een laatste liefde vischt! En dan die barones de contrebande! Met haren gesmokkelden von.... Barones! De kruideniersdochter ruikt men altijd door al hare geparfumeerde blazoenen heen!’ - En dat noemt men in de wereld amies de coeur. God zegene ons!

 

***

 

Mevrouw maakt haar toilet om naar een prachtig avondfeest te gaan bij de barones de contrebande; ze zit voor den spiegel, en het glas geeft hare bevallige gestalte weêr. De schoonste der schoonen wil ze zijn. Men klopt.... Binnen! .... Het duitsche kindermeisje steekt het hoofd binnen en zegt dat kleine Georges niet wel is. - ‘Wat scheelt hem, Gretchen?’ - ‘Ja,’ hakkelt de meid in gebroken fransch, ‘hij ligt zoo stil in zijn bedje, en vraagt telkens om mama.’ - ‘Nu, ik zal straks even komen.’ - Een uur later is mevrouw gereed, en op het punt van heen te gaan, herinnert zij zich den zieken jongen. Ze snelt even den trap op. Kleine Georges ligt inderdaad onrustwekkend stil en bleek in zijn bed. Het kind steekt de handjes uit en wil door zijne moeder opgenomen en gekust worden. Zijt gij dwaas, jongen? Mama is immers in groot tenue..... En terwijl de

[pagina 71]
[p. 71]

moeder des nachts danst en zich vermaakt, weent kleine Georges, en ronkt de domme duitsche kindermeid.

 

***

 

't Is drie ure 's nachts, als het rijtuig mevrouw Delmare thuis brengt. Aan den arm van den blonden huisvriend gaat zij den trap op en wil de kinderkamer voorbij gaan; maar neen! zij herinnert zich haren Georges en stoot de deur open. Het duitsche Gretchen beweert altijd gewaakt te hebben. God! wat ziet dat kind er doodelijk bleek uit! Albert zal den docter halen; mevrouw vergeet zich van hare halssieraden te ontdoen. Haar kleed zou doen denken, dat ze op een openbaar feest is geweest: de rand is gescheurd en er zijn wijnvlekken op het witte balgewaad. 't Schijnt dat het in de zoogenaamde aristocratische wereld, in welke mevrouw verkeert, niet altijd zeer aristocratisch toegaat.... De docter komt. De koele man schudt het hoofd en mompelt: ‘te laat!’ En haar echtgenoot die niet weêrkeert! .... Ada zit naast het bedje, en weent en trekt zich de bloemen uit de haren, en vloekt haren lichtzin... De knaap wil zijne moeder kussen, en zij omhelst nu lang en vurig het stervende kind.

 

***

 

Acht dagen later wordt er van kleinen Georges niet meer gesproken tenzij door grootvader. Och, die vond den knaap zoo lief, zoo lief ondeugend! De oude man mist hem, grootmoeder mist hem ook, maar minder dan hij - die sukkelaar van een Dolberg! ‘Mijn Georges!’ zegt hij nog altijd, als er van kinderen gesproken wordt.

 

***

 

‘Wat overgroote uitgaven! Vijftien honderd francs aan valsch haar! Twee duizend francs aan het linnen-magazijn! Acht honderd francs aan parfumeriën en allerlei nietigheden! Duizend francs aan handschoenen! .... Maar ik zal het niet betalen, mevrouw, neen, ik zal het niet betalen!’ buldert Georges, rood van gramschap en bonst met de vuist op tafel. Mevrouw is over die woorden in 't geheel niet onthutst, en zegt: ‘Ja, vriend, een huishouden in onzen stand kost veel geld.... vooral, als de man’ - en ze schuift eenige rekeningen door de vingers - ‘nota's krijgt: zeven honderd vijftig francs voor sigaren, acht honderd francs voor handschoenen; verder aan jockeyclubs van allerlei aard, weddingschappen aan de speeltafel.... en verdere onvoorziene uitgaven! ....’ En Georges vliegt op, rukt haar zijne rekeningen uit de hand, werpt mevrouw de hare in het aangezicht, en verlaat de salon om in gezelschap zijner

[pagina 72]
[p. 72]

vrienden, dien onaangenamen dag te vergeten. Waar twee kinderen uit den burgerstand toch het verstand halen, om zoo prachtig en met zoo veel spoed, hunne banknoten te wisselen!

 

***

 

De twee oudjes Dolberg zitten voor het vuur: ze zijn diep neêrgedrukt, en slechts van tijd tot tijd komt er een zware zucht uit de borst van den ouden kruidenier. ‘Dat kon niet anders; dat huwelijk moest ongelukkig zijn! Ik heb het altijd gezegd.’ - Ik integendeel, ik heb het u voorzegd,’ laat mevrouw er snippig op volgen; ‘maar gij wildet niet luisteren.’ - ‘Wat ge daar zegt! neen, gij hebt het door gedreven.’ - ‘Ik? God beware mij.’ - ‘Ja gij, met al uwen hoogmoed.’ - ‘Dolberg, indien ik mij niet ontzag....’ en mevrouw nijpt de handen tot vuisten. De oud-winkelier weent en zwijgt, en in zijn hart klinkt het: ‘Och, wat waart gij gelukkiger, toen gij kruidenier waart!’ Nu zit hij alleen in de stille, doodsche kamer, die sinds eenigen tijd aan een grafkelder gelijkt. Raadsheer Jan is sedert lang vertrokken; Max Wilfried heeft hij in jaren niet meer gezien; alleen de hond komt zijn kop op de knieën zijns meesters leggen en ziet den ouden man goedaardig in de oogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken