Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geuzen in de Kempen. Deel 1 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geuzen in de Kempen. Deel 1
Afbeelding van De geuzen in de Kempen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De geuzen in de Kempen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geuzen in de Kempen. Deel 1

(1875)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

V.
Wees op uwe hoede!

Volpard ging de deur uit en wandelde de straat in naar de school.

De leerlingen waren juist uitgegaan, en Boudewijn maakte zich gereed om de kaarsen uit te blazen, toen zijn broeder binnen kwam.

- Boudewijn, ik moest u een woord spreken, zei Volpard; laat ons hier even op een bank gaan zitten.

- Wat is er? Gij zijt zoo ontsteld; wat is er gaande?

- Luister maar; dikwijls hebben wij met elkander gesproken over de gezondheid van den kleinen Raphaël....

- Is de kleine ziek geworden?

- Neen; daareven was hij nog wel te pas; doch de arme jongen is zoo zenuwachtig....

- Ja, dat is hij van zijne geboorte af.

[pagina 65]
[p. 65]

- Lang heeft de geneesheer naar de oorzaak van dat zenuwachtig gestel gezocht, doch nooit gevonden. Dan was het de aanhoudende hitte, dan de vermoeienis, dan weêr een al te zwaar eten, dat den kleine op de maag lag, of wel het moesten de wormen zijn, die hem ziek maakten, doch de dokter is de plank mis, deerlijk mis.

- Ja, dat is wel mogelijk.

- De ware oorzaak is mij heden bekend geworden.

- Wat gij daar zegt!

- Nella vermaakt zich des avonds, wanneer Raphaël te bed gaat, met hem allerlei bange dingen te vertellen; en daarin ligt de oorzaak der overspanning en dier akelige verschijnselen, welke wij bij hem meer dan eens hebben opgemerkt.

- Wat zegt gij daar? Waarom is Nella niet wijzer? Honderdmaal heb ik er op aangedrongen den knaap nooit spookvertelsels te verhalen....

- Spookvertelsels en andere, die den geest van een kind verwarren, vrees aanjagen en uit de hengsels heffen.

- Al die dingen maken de kinderen vreesachtig voor ingebeelde gevaren, en werken steeds noodlottig op een teêrgevoelig zenuwgestel.

- Het doet mij genoegen dat mijn gevoelen in deze zaak ook het uwe is.

- Ik meende dat Nella meer verstand had.

- Verbeeld u dat zij dezen avond den armen jongen, voor hij insliep, meer dan een uur lang verteld heeft van duivelen, die met hunne zwarte, gepunte vlerken overal rondvliegen, om den mensch te verleiden; van Engelen, Serafienen en Cherubienen en anderen, die gelast zijn hier op aarde den mensch te bewaken, zijne ziel naar het Paradijs te voeren en meer andere domheden uit den ouden tijd.

- Dat zijn toch geen spookvertelsels.

- Ja, wel, en van de ergste soort; eenige dagen geleden moest het arme kind luisteren naar de geschiedenis van heiligen die door het vuur wandelen, en meer andere gekheden, die

[pagina 66]
[p. 66]

Nella mirakelen noemt. Hoe een volwassen mensch, in deze eeuw van beschaving, zich met dergelijke fabeltjes kan bezig houden!

- Wat gij daar fabeltjes noemt, zijn integendeel....

- Geloofspunten, meent gij?

- Luister eens, Volpard, ik ben volstrekt van uw gevoelen niet.

- Dat zou ook al heel wonder wezen; heb ik wel ooit een woord gezegd dat gij niet hebt tegengesproken?

- In zaken van godsdienst ga ik voor niemand ter zijde.

- Dat hoeft gij niet; en dat eenvoudige zielen uit de lage volksklas zich dat alles laten wijsmaken.... maar een schoolmeester, die een beschaafd en geleerd mensch moest wezen....

- Ik weet niet in hoe ver ik op beschaving en geleerdheid aanspraak mag maken, doch in dit geval wil ik gaarne tot de laagste volksklas behooren, en voor een eenvoudige ziel doorgaan.

- Dat is uwe zaak; doch laat ons van Raphaël spreken; zoo toch mag dat kind niet worden opgevoed.

- Raphaël moet worden opgevoed als een echt kristen.

- Gij hebt al wederom gelijk.

- Ditmaal zou ik niet gaarne ongelijk hebben.

- Het is schande in deze tijden van verlichting zoo te spreken.

- Zoudt gij dan liever het arme kind volgens de nieuwe geloofsleer van Luther, Calvien, of vijftig andere geloofmakers willen doen opvoeden?

- Indien gij mijn broeder niet waart, zoude ik u niet toestaan den spot te drijven met dingen, die door anderen, slimmer dan gij, worden geëerbiedigd.

- Ik heb de gewoonte niet met iets, wat het ook zij, te spotten; de nieuwsgezinden mogen hunnen gang gaan, doch ik ga den mijne.

- Wat zijt gij vandaag driftig.

[pagina 67]
[p. 67]

- Och, neen; ik zeg alles maar zoo als ik het meen.

- Nu, laat ons bedaard spreken; gij weet dat ik oneindig veel over heb, voor uwe kinderen....

- Daarvan ben ik overtuigd.

- Dat ik hen gaarne gelukkig zoude zien, en daarom ook heel mijn fortuin, dat nog al aanzienlijk mag heeten, na mijnen dood hun alleen zal toebehooren.

- Duizendmaal dank, in naam van Nella en Raphaël.

- Doch om Gods wil maak dat men den jongen, dien ik zoo liefheb, toch niet ziek make..... mijnheer Palmm, een ervaren man, keurt de handelwijze van Nella even als ik ten hoogste af.

- Mijnheer Palmm....?

- Die u en uwe kinderen veel, zeer veel achting toedraagt.

De schoolmeester dacht bij zich zelven, dat Palmm wel een oog konde hebben op zijne dochter, en hierin zijdelings werd aangezet door zijn broeder Volpard.

- Nu, om op Raphaël weder te komen, het kind loopt geen het minste gevaar; dat neem ik op mij.

- Met al die verwarring zijner denkbeelden, met al die overspanning des geestes.....

- Och, kom, is dat nu om te lachen?

- Zal men het kind ziek maken, en God weet....

- Ik heb nog nooit iemand zien sterven, door het aanleeren van ons oud, katholiek geloof.

- Wat zijt gij een achteruitkruiper! Gij moest een paar eeuwen vroeger geleefd hebben.

- Indien iemand mij daarover eerst had geraadpleegd, zou ik volgaarne den weg des levens een paar eeuwen vroeger hebben afgelegd,

- Ik niet.

- Ik wel, dan had ik toch ten minste het geluk gehad in een tijd te leven, dat de menschen braaf en eenvoudig zich hielden aan het oude en het goede.....

- Gij verstaat u zelven niet.

- Dan had ik den tijd niet hoeven te beleven, zoo als die

[pagina 68]
[p. 68]

van heden, dat de menschen oproerig worden tegen den wettigen souverein, het voorvaderlijk geloof vervangen door eene geloofsleer van eigen maaksel, kerken onteeren en.....

- Wat zijt gij welsprekend vandaag!

- En dat de priesters door het laf janhagel vermoord worden.

- Waar gebeurt dat alles?

- Hoor maar eens wat Wentsel Erbont van Duitschland verhaalt.

- Wentsel Erbont? Wat gij u laat wijs maken!

- Ik zie wel wat er op handen is ook hier te lande; ik heb toch twee oogen in mijn hoofd.

- Ja, er zijn groote gebeurtenissen op handen; daarom is het raadzaam op zijne hoede te wezen; de tijd nadert dat....

- Dat de nieuwlichters ook hier den baas zullen spelen.

- Zoo als gij zegt; ook raad ik u over al die dingen in de gelagkamer wat minder te praten; ja, neem u in acht.

- Gij zelf, broeder, neem u in acht.

- Wat is dat nu voor gekscheerderij?

- Luister; is het u bekend dat men zich bezig houdt met het opmaken van lijsten van hen, die heimelijk het bestuur des Konings tegenwerken?

- Welnu?

- En dat Volpard Mys wel eens op de lijst zou kunnen worden bijgeschreven.

Volpard werd bleek als een doode.

- Weet gij ook dat men u verdenkt de nieuwe leer te zijn toegedaan?

- Wat weet men in de Vrijheid daarvan? Nooit spreek ik over geloofszaken.

- De mond loopt over, waarvan het hart vol is.

Volpard was nadenkend geworden.

- Gij ziet wel, wie van ons twee zich in acht moet nemen, vervolgde de schoolmeester.

- De tijd zal leeren.

[pagina 69]
[p. 69]

- Ja, maar ook uw vriend Palmm, wien hier niemand kent, staat in een slecht blaadje.

- Palmm? Ik zal niet dulden dat men iets kwaads van hem zegt.

- Zeer wel, maar de schoolboeken, welke gij, bijna buiten mijn weten, hier in de school bracht, kwamen van hem.

- Wat kwaad steekt daarin?

- Dat waren kettersche schoolboeken.

- Waarom hebt gij dan die niet geweigerd?

- O, ik weet wel dat ik verkeerd heb gehandeld; doch ik vermoedde geen kwaad, omdat ik vertrouwen had in mijn broeder.

- En wie heeft die boeken onderzocht?

- Schoutet en schepenen hebben lont geroken, en....

- Wat zegt gij daar?

- En het is een duizendste geluk, dat gij beiden, en ook ik, dat wij allen niet in de kaars zijn gevlogen.

- In de kaars?

- De plakkaten des Keizers in zake van geloofsleeringen zijn u toch wel bekend?

- O, ja.

- Houd dan uw hoofd vast, wanneer gij u inlaat met verzet tegen het staatsbestuur en het verspreiden der nieuwe geloofsleer.

- Waar zijn uwe schoolboeken? vroeg Volpard ontsteld naar de schoolbanken ziende.

- Gelukkig heb ik ze in tijds kunnen verbranden.

Volpard scheen gerustgesteld.

- Wie is het die u over dit alles zoo goed heeft ingelicht?

De schoolmeester gaf een kleinen schreeuw.

- Ach, de goede God vergeve het mij! sprak hij geheel onthutst; had ik over die zaak geen stipte geheimhouding beloofd?

- Zoudt gij een geheim bewaren dat uw eigen broeder in het ongeluk konde helpen?

[pagina 70]
[p. 70]

- Nu, spreek daarvan aan geen levend mensch; doch wees op uwe hoede!

- Op mijne hoede? Ik ga er eens ernstig aan denken, of ik nog wel een dag langer zou blijven in dit apenland, en liever mij niet voor een tijd ga vestigen in het verlichte Duitschland.

- Dat is uwe zaak, broeder, ik voor mij blijf hier, dicht bij mijne school en afspanning, dicht bij mijne kinderen, dicht bij de kerk, waarin mijne voorvaderen, even als ik heden, kwamen bidden, waar vader en moeder slapen, en Boudewijn en zijne kinderen ook willen rusten.

- Wanneer toch zullen uwe oogen eens opengaan?

- Zij staan zoo ver open als het moet.

- Goeden avond!

- Insgelijks!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken