Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind
Afbeelding van Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkindToon afbeelding van titelpagina van Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

Scans (27.43 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wim Hens. Lotgevallen van een pleegkind

(1915)–H.W. Sonnega Ez–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

V.
Een lage streek.

Veertien dagen later waren alle menschen, groot en klein, de geschiedenis met de kar vergeten; Jansen was best in zijn schik geweest met de ontvangen vergoeding en de jongens dachten al weer dertien dagen aan allerlei andere dingen.

Wim's schip was klaar; 't heette de ‘Adriana’. Het was mooi, zooals 't daar op het standaardje stond, niets ontbrak eraan, zelfs een kompasje van een ouden horlogeketting had oom op het stuurrad bevestigd.

De eerste maal was oom mee geweest en de proefvaart was prachtig geslaagd. Als een zwaan dreef ‘Adriana’ over het water, terwijl het windje de zeilen bolde.

‘Mag ik vandaag het schip weer eens laten varen, oom?’ vroeg Wim op een Woensdagmiddag.

Ja, oom vond het best, als hij maar voorzichtig was.

Wim ging naar de gebroeders Zwavel en deze waren dadelijk van de partij, dat spreekt van zelf, zoodat ze spoedig op weg waren, Wim in 't midden met Adriaantje op zijn arm, links Prop met de klos, rechts Stokkie met een hengel.

Bij de vaart bond Prop ‘Adriana’ aan het touwtje, Wim schoof haar te water en Stokkie duwde voorzichtig het scheepje van den oever.

Weldra zeilde het midden in de vaart.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Fijn gaat ie!’ zei Prop, ‘vieren, Bul!’

De jongens genoten van het aardige gezicht, dat hun zeilend scheepje opleverde. Maar Stokkie zei:

‘We hebben de zwaarden vergeten. Het zakt af.’

Het was zoo; het scheepje werd daarom naar den wal getrokken, het zwaard te lij naar beneden geduwd en dat te loevert hoog opgehaald; daarna begon de schoener opnieuw zijn tocht door de ‘baren’ van de Ringvaart, nu zonder zoetjesaan naar lager wal te drijven.

Aan beide zijden van de vaart stonden meerdere jongens te kijken. Eensklaps plompte er een dikke steen in 't water. Onze jongens schrokken ervan, want hij kwam vlak bij hun schip terecht. Tegelijk richtten zich drie paar verontwaardigde oogen naar de overzijde. De kinderen, die daar stonden, wezen naar beneden, naar den dijk. Even later snorde er weer een steen door de lucht; ook die was blijkbaar op ‘Adriana’ gemunt.

‘Laat je 't?’ schreeuwde Wim woedend tot de onzichtbare plagers.

Stokkie had ondertusschen nauwkeurig waargenomen, uit welke richting gegooid werd en wierp nu in 't wilde een steen naar dat punt van den dijk. Hij had goed gezien en goed gericht, want hij hoorde ‘Au!’ roepen; even daarna verscheen een viertal jongens op den dijk.

‘Zeg, als je gooit, zullen we je leeren, opscheppers!’ schreeuwde een lange slungel, die de hand aan zijn achterhoofd hield.

‘Dan moeten jullie maar niet beginnen,’ riep Bul; ‘Wie kaatst, moet den bal verwachten. Juist goed!’

De jongens antwoordden niet en deden, alsof ze niets meer in hun schild voerden en met aandacht naar het scheepje zagen.

Maar de kleinste zocht een halven klinker en stopte dien

[pagina 30]
[p. 30]

den grootsten stilletjes in de handen. En toen nu ‘Adriana’ vrij dicht bij hun kant was, hief deze plotseling den arm op...

‘Pas op, Bul!’ riep Prop nog, die 't zag.

Te laat! De groote steen was goed gericht en kwam in zijn volle vaarte op het scheepje terecht. Een paar ra's braken af, het stuurrad ging kapot en tot overmaat van ramp bleef de steen vastzitten tusschen een touwladdertje en de verschansing. Die vracht was te zwaar en het voorste gedeelte van de ‘Adriana’ zonk onder water!

Wim trok uit alle macht, Stokkie hielp en Prop zwaaide de bengels een steen achterna.

Gelukkig zat het touw goed vast en de schoener kwam aan wal. Maar in welken toestand!

Op 't achterdek was ongeveer alles stuk en van de kiel tot de wimpels was alles even nat, slijkerig en vies.

‘Die schooiers!’ kon Wim niet nalaten te mompelen; de tranen sprongen hem in de oogen.

‘We zullen ze 't betaald zetten,’ zei Prop, ‘ik ken ze.’

‘Ja, ik zag ook dat die lange lummel van Slier de aanvoerder was,’ voegde Stokkie erbij, ‘maar ze zullen er van lusten. Slier vooral.’ En hij zwaaide krijgshaftig met zijn hengel.

Ondertusschen wond Bul de klos op en toen zochten ze zijn huis, of liever zijn werkplaats op.

Tante Van Bergen was op het punt uit te gaan, toen het drietal, vergezeld van eenige buurjongens, op de stoep stond.

‘Wat is er, Wim?’ vroeg ze, ‘wat ziet je schip er uit!’

‘Ja, tante, dat hebben die lamme blik...’ Verder kwam hij niet, omdat bij den blik begreep, waarmede tante hem aanzag. Maar de tranen sprongen hem weer in de oogen.

Tante troostte, troostte met woord en daad, en weldra zaten de drie in het tuinhuisje te repareeren en tegelijk te smullen van een lekkeren appel. Tante vertrok.

[pagina 31]
[p. 31]

Met het repareeren vlotte het niet en de lust was er dus heel spoedig af.

‘Ik heb trek in nog zoo'n appel,’ zei Wim tot de vrienden, die 't roerend met hem eens waren. ‘'k Zal probeeren er nog eentje voor ons elk te krijgen, maar blijven jullie hier,’ voegde hij erbij.

‘Dag, Mien,’ zei hij, de keuken binnenstappende, waar de meid bij het fornuis bezig was.

‘Dag, Wim.’

‘Heb je je gebrand?’

‘Neen, hoe dan?’

‘Dan wou ik slaolie voor je halen en dan wou ik dat erop doen, dat verzacht zoo.’

‘Dat 's mooi van je, maar 't is gelukkig niet noodig.’

‘Gelukkig maar... Zeg, Mien, waar staan die zure appels...?’

‘Wou je die ook voor een brandwonde gebruiken misschien?’

‘Neen, dat niet, maar ik wou er nog eentje onder ons drieën verdeelen, omdat we zoo'n dorst hebben.’

Mien's hart was alweer verteederd, ze wees de appels en weldra spoedde Wim zich niet met èèn, maar met drie dikke door den tuin. Als 't op snoepen en trakteeren aankwam, nam hij 't niet zoo nauw met de waarheid en met de eerlijkheid, althans tegenover Mien niet.

Ze zaten vòòr het huis nog te knabbelen, toen Prop eensklaps riep:

‘Daar heb je ze!’

‘Wie? Waar?’ riepen de beide anderen.

‘Daar!’ En Prop wees met gestrekten arm naar de overzijde, waar de plagers van daarstraks aan 't visschen waren.

‘Komt eens mee,’ zei Wim gejaagd en hij trok de beide vrienden mee naar binnen. ‘We moeten met ze afrekenen, zoo gauw mogelijk. Zoekt wapens!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken