Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëzij (1809)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëzij
Afbeelding van PoëzijToon afbeelding van titelpagina van Poëzij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëzij

(1809)–Hajo Albert Spandaw–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 169]
[p. 169]

Aan mijne gade.

[pagina 170]
[p. 170]
Felices ter et amplius,
Quos irrupta tenet copula
, nec malis
Divulsus querimoniis
Suprema citius solvet amor die.

horatius.
[pagina 171]
[p. 171]

Aan mijne gade.
Bij de 9de verjaring van ons Huwelijk.

 
Vrouw! er zijn nu negen jaren
 
Heengevaren,
 
Sints we voor het echtaltaar
 
Trouwe, heilge trouwe zwoeren,
 
Liefde's zegen wedervoeren,
 
En met onverbreekbre snoeren
 
Harten snoerden aan elkaàr.
 
 
[pagina 172]
[p. 172]
 
Ja! er zijn reeds negen jaren
 
Heengevaren,
 
Sints we elkaâr, in zuur en zoet,
 
Hartlijk minden, liefden, streelden,
 
Zaligheid en blijdschap teelden,
 
Voorspoed en genoegen deelden -
 
Deelden ramp en tegenspoed.
 
 
 
Wat is ons al wedervaren,
 
In die jaren?
 
Kom, herdenken we eens dien tijd!
 
Ligt, dat wij nog iets ontdekken,
 
Dat ons kan tot voordeel strekken,
 
En ons hart tot liefde wekken,
 
Ligt nog iets, dat ons verblijdt.
 
 
 
Hebben wij in 't huwlijksleven
 
Ons begeven,
 
In den duizeligen waan,
 
Dat ons niets, dan heil en zegen,
 
Niets dan voorspoed zou bejegen',
 
Dat wij steeds op effen wegen,
 
Steeds op bloemen zouden gaan?
 
 
[pagina 173]
[p. 173]
 
Neen, geliefde zielsvriendinne!
 
Onze minne
 
Boogde alleen niet op geluk:
 
Plegtig, met de heiligste eeden
 
Hebben wij voor God beleden
 
Liefde en trouw in zaligheden,
 
Liefde en trouw in leed en druk.
 
 
 
Wij toch wisten, dat deze aarde
 
Beurtlings baarde
 
Vreugd en smart, genot en pijn,
 
Dat gestaâge wisselingen,
 
't Lot der ondermaansche dingen,
 
't Deel van broze stervélingen,
 
't Deel van ons ook zouden zijn.
 
 
 
En - wat is ons dan bejegend?
 
o! Gezegend,
 
Wel gezegend was ons lot!
 
Ja! ons leven hier beneden
 
Was een lagchend, bloeijend Eden,
 
Vriendschap, liefde en zaligheden...
 
Alles, alles schonk ons God.
 
 
[pagina 174]
[p. 174]
 
'k Weet wel, wat ons harte griefde!
 
De geliefde,
 
't Liefste, dat de liefde ons gaf,
 
De eerstling onzer huwlijksloten,
 
't Roosjen, heerlijk voortgesproten,
 
Had zijn kelkjen naauw ontsloten,
 
Of 't viel van den stengel af.
 
 
 
En hij, die de wond weêr heelde,
 
Die ons streelde,
 
En een telg des Hemels scheen,
 
De eerste, de eenge, dierbre, schoone,
 
Nimmer te vergeten zone,
 
Uwe blijdschap, mijne kroone,
 
Dorde met het roosjen heen.
 
 
 
Dierbre vrouw! gij zijt bewogen!
 
Uit uwe oogen
 
Vloeit een heete liefdetraan:
 
'k Voel uw lijden, 'k lijd als vader,
 
Moeder! schreijen wij te gader!
 
De Eeuwige, onze Vriend en Rader,
 
Ziet ons leed met deernis aan.
 
 
[pagina 175]
[p. 175]
 
Laat ons, laat ons treuren, schreijen,
 
En verbeiën
 
't Uur, dat wij hen wederzien:
 
Troosten we ons! de lieve panden,
 
Veilig in Gods Vaderhanden,
 
Zullen eenmaal, vrij van banden,
 
Heerlijk ons in de armen vliên.
 
 
 
En - wat is ons meer bejegend?
 
o! Gezegend,
 
Wel gezegend was ons lot!
 
Zouden wij slechts tranen schenken
 
Aan het geen ons hart kon krenken,
 
En het zaalge niet gedenken
 
Van den liefderijken God?
 
 
 
Ja! ook dan zijn wij bewogen;
 
Uit onze oogen
 
Vloeit een heete liefdetraan,
 
Maar geen traan van smart en lijden,
 
Neen! van innig zielsverblijden,
 
Dien wij de Almagt dankbaar wijden,
 
Die ons steeds heeft welgedaan.
 
 
[pagina 176]
[p. 176]
 
Wat ook onze harten griefde,
 
De eeuwge Liefde
 
Zag meêdoogend op ons neêr;
 
Schonk, om onze min te loonen,
 
Om zijn goedheid ons te toonen,
 
Ons een meisjen en twee zonen,
 
Drie geliefde panden weêr.
 
 
 
Ja! wat ons ook mogt bejegen',
 
't Meest was zegen;
 
Weinig kwaad, ontelbaar goed,
 
Veel geluk en luttel smarten
 
Waren 't deel van onze harten:
 
Liefde leerde ons rampen tarten,
 
Uit het zure schiep zij zoet.
 
 
 
Drukten mij al eens de plagen
 
Onzer dagen,
 
't Leed van 't vaderland ter neêr,
 
Dronk ik vaak dien bittren droessem...
 
'k Vond, geliefde, aan uwen boezem,
 
In den frisschen lentebloesem
 
Van mijn kroost 't genoegen weêr.
 
 
[pagina 177]
[p. 177]
 
Slaan we op anderen onze oogen,
 
Diep bewogen,
 
Zien wij onzer broedren nood:
 
Harten, die zich zalig heeten
 
Door de heilge huwlijksketen,
 
Worden wreed van één gereten
 
Door den onverbidbren dood.
 
 
 
Vele lijden smart en pijnen,
 
Zuchten, kwijnen,
 
Worstlen met den tegenspoed;
 
Hoop en troost heeft hen begeven,
 
Zelfs de toekomst doet hen beven,
 
Daar wij nog gelukkig leven,
 
Leven in den overvloed.
 
 
 
Ja! groot zijn de zegeningen,
 
Die we ontvingen,
 
Naamloos zalig was ons lot;
 
Vreugde dauwde op onze treden,
 
't Huwlijk was voor ons een Eden...
 
Onverdiende zaligheden
 
Alles, alles schonk ons God.
 
 
[pagina 178]
[p. 178]
 
Zoo geliefde! zijn die jaren
 
Heengevaren;
 
Zoo herdachten wij dien tijd;
 
Veel - veel mogten wij ontdekken,
 
Dat ons kon tot heil verstrekken,
 
Weinig, dat ons leed kon wekken,
 
Veel - veel, dat ons hart verblijdt.
 
 
 
Zoo wij nog voor 't outer stonden,
 
Niet verbonden,
 
En wij wisten, dierbre vrouw,
 
Dat dit lot ons waar beschoren...
 
Zeker! zeker! ja! wij zworen
 
Nog veel vuurger, dan te voren,
 
Aan elkander eeuwge trouw.
 
 
 
Heffen wij dan 't hart naar boven,
 
Om te loven
 
Met de reinste erkentenis,
 
Hem, die ons dat heil deed smaken,
 
Die ons doet van liefde blaken,
 
Eeuwig wil gelukkig maken,
 
Die de beste Vader is!
 
 
[pagina 179]
[p. 179]
 
Laat ons verder op hem bouwen,
 
En vertrouwen:
 
't Geen hij doet is welgedaan!
 
Laat ons hem steeds de eere geven
 
Van al 't zalige in ons leven,
 
En dan moedig voorwaarts streven
 
Op de onzekre levensbaan!
 
 
 
Tot de dienaar van dien Vader
 
Ons te gader,
 
Of eerst d' een' dan d' ander wenkt,
 
En ons 't aardsch genot doet derven:
 
Leven wij steeds, om te sterven...
 
Om het leven te verwerven,
 
Dat God aan de braven schenkt!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken