De mens van Paracelsus

Inhoudsopgave

1. [Tunnel van telkens]
2. [Bevrijd van het verbaal bezinksel]
3. [Nomade in dit noemandsland, hij zwerft]
4. [Sprakeloos geworden woorden wekken -]
5. [In dit taxonomisch veld verstrooid,]
6. [Denk Aldrovandi, en wat geschiedenis is]
7. [Te liggen in de vouw der woorden -]
8. [De etter in het vel, en het verval -]
9. [Warmte, waarvan ik willig werktuig ben,]
10. [Luisterend naar het landschappelijk lexicon,]
11. [De arm gestrekt, ik word abeel:]
12. [Als het paard paart, grijpt in het paradigma]
13. [Op het lijf geschreven letters,]
14. [Welneen, de taalweg is niet afgedicht -]
15. [Jij bent mijn leesbaar, dus mijn leefbaar teken -]
16. [Een ben in zichzelf vergrendeld,]
17. [Omsingeld door het dagwerk en de dingen -]
18. [Ik, die de mens van Paracelsus ben.]
19. [Moederschoot, matrijs voor leven -]
20. [Weet hoe ik mij verwijder]
21. [Vertaling van de ruimte, tulp -]
22. [Het leven erven, het leven sterven -]
23. [Zolang ik tot je spreek ben jij niet]
24. [Daar ben je dan, gesmolten]
25. [Met betekenis getatoueerd]
26. [Rivaal des hemels, je zwetend vel -]
27. [Aas en aars, het beeld ontbreekt]
28. [Verrast en falend, jij bent]
29. [In het krachtveld van de kruiden]
30. [Soms in dit vochtig wingewest]