Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Syons wijn-bergh (1670)

Informatie terzijde

Titelpagina van Syons wijn-bergh
Afbeelding van Syons wijn-berghToon afbeelding van titelpagina van Syons wijn-bergh

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Syons wijn-bergh

(1670)–M. van de Speybroek–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Inhoudende verscheyden schriftuerlijcke liedekens, uyt den Ouden en Nieuwen Testamente by een vergadert


Vorige Volgende

[Het negenste Liedt 4]

 
4. Wat sy in 't duyster bedreven
 
Wiert de Heer in 't licht gewaer:
 
Daerom mogen sy wel beven,
 
Die willen verbergen haer,
 
Met haer sonden // die bevonden
 
Seer groot sonder getal,
 
Die haer scheyden // en afleyden
 
Van God, die nimmermeer sal
 
Lijden sulcke boosheyt zwaer,
 
Sijn oogen zijn reyn en klaer.
De Heere schouwt uyt den Hemel, ende siet alle menschen kinderen: hy siet uyt sijne vaste Woonplaetse op alle Inwoonders der Aerde ... Hy let op alle hare wercken. Psal. 33. vs. 13. Arglistig is het herte meer dan eenig ding, ja doodelick is het: Wie sal het kennen: Jerem. 17. vs. 9. Ick de Heere door-gronde het herte, [ende] proeve de nieren: ende dat om eenen yegelicken te geven na sijne wegen ... vs. 10. O Heere der Heyrscharen ... Die de nieren ende het herte siet ... Jerem. 20. vs. 12. De Heere doorsoeckt alle herten, ende hy verstaet al het gedichtsel der gedachten. Chron. 28. vs. 9. Als 'er [noch] geen woort op mijne tonge is, siet, Heere gy weet alles, Psal. 139. vs. 4. Gy zijt te reyn van oogen, dat gy het quade soudet sien ... Habak. 2. vs. 13.
[pagina 53]
[p. 53]

De leelickheyt der sonde en kan nergens door uyt-gebeelt worden.

 
Indien een kloeck Pinceel, met diepen en verhoogen,
 
Het sondig Beelt door konst, na 't leven konde toogen,
 
En stellen voor het oog sijn grouwsaem Beelt, voorwaer
 
Wy liepen uyt ons selfs van schrick, en groot gevaer:
 
Brengt wat een Mensche kan ontsetten en beschamen,
 
Brengt al wat grouwsaem is in eenen hoop te samen,
 
Wat Spoocken dat men vint, wat Monsters dat men siet,
 
Al wat 'er leelick is en lijckt de sonde niet.
 
 
 
God is een reyne Geest van onbevleckter oogen,
 
Hoe soud' dat suyver licht de sond' in ons gedoogen,
 
De Heer' is niet als licht, als glans en held'ren dag,
 
Meer als oyt Mensch begeert, of Menschen oogen sag.

Men kan God nergens ontvluchten.

Waer soude ick henen gaen voor uwen Geest? Ps. 139. Ende waer soude ick henen vlieden voor u Aengesichte? vs. 7. Soo ick op voer ten Hemel, gy zijt daer: of beddeke ick my inde Helle, siet gy zijt [daer,] vs. 8. Nam ick Vleugelen des dageraets: woonde ick aen het uyterste der Zee; vs. 9. oock soude uwe handt my geleyden: ende uwe rechter-handt soude my houden, vers. 10. Indien ick seyde, de duysternis sal my immers bedecken: dan is de nacht een licht om my, vers. 11.
 
Weet dat God alles siet, sijn oogen noyt en slapen,
 
En alles wat 'er leeft, ja alles heeft geschapen,
 
Soud' God niet alles sien, een Schepper van 't gesicht,
 
Een Heere van de Son, een Vader van het Licht.
Mijn gebeente en was voor u niet verholen, als ick in het verborgene gemaeckt ben, Psal. 139. vs. 11, als een borduersel gewrocht ben, vs. 15. met vel, en vleesch bekleedet: met beenen oock, ende senuwen t' samen gevlochten. Job 10. vs. 11.
[pagina 54]
[p. 54]
 
Speelt u oneerlick spel in hoven en prieelen,
 
Maeckt inde duyster nacht u Kamers tot Bordeelen:
 
Siet binnen ons gemoet niet soo verholen kot,
 
Dat buyten sluyten kan het dapper oog van God.
 
 
 
Leent vanden dageraet sijn snel geswinde pennen,
 
Om tot den uyter kant van 't woeste Meyr te rennen,
 
Vliegt aen des Werelts eynd' eer gy daer komen kont,
 
Heeft Godes rasschen Geest u wegen al door-gront.
 
 
 
''t Is niet met all' ô Mensch! in onder-aerdsche kuylen,
 
Of onder 't swarte kleet van duysterheyt te schuylen,
 
De nacht is dag voor God, het doncker is hem licht,
 
Noyt was 'er yet bedeckt voor Godes klaer gesicht.
Soude sig yemant in verborgene plaetsen konnen verbergen, dat ick hem niet en soude sien, spreeckt de Heere? en vervulle ick niet den Hemel ende de Aerde? spreeckt de Heere, Jerem. 23. vs. 24. soude die de oore plant, niet hooren? soude die de ooge formeert, niet aenschouwen? Psal. 94. vs. 9.

 

D' Heylige menschen Gods hebben by gelegentheyt door mate en gave Gods de raet-slagen ende gedachten kunnen oordeelen.
[Onder andere] Elisa seyde tot Gahazi, 2 Kon. 5. vs. 25. van waer Gahazi? ende hy seyde; uwen knecht en is noch herwaert noch derwaert gegaen.
Maer Elisa seyde tot hem: ginck niet mijn herte mede, als die man [Naaman] hem omme keerde van op sijnen wagen u te gemoet ... vs. 26.
Petrus Act. 5. vs. 3. seyde, Anania waerom heeft de Satan u herte vervult dat gy den Heyligen Geest liegen soudet? ...

Wy sullen nu eens gaen toonen hoe dat God der Heyrscharen de Vader onses Heeren Jesu Christi sijnen beminden Sone oordeel en kennisse der gedachten ende overleggingen des Herten krachtiger (niet met mate) heeft mede-gedeelt, als eenige van sijne mede-genooten, de Heylige Menschen Gods.

[pagina 55]
[p. 55]
1. DE Vader heeft den Sone lief, ende heeft hem alle dingen in sijne handen gegeven. Joan. 3. vs. 35.
2. De Schrift-geleerde ende Pharizeen, Luc. 6. vs. 7. namen hem waer, of hy op den Sabbath genesen soude ... doch hy kende hare gedachten. vs. 8.
3. Als hy te Jerusalem was, op het Pascha in het Feest, geloofde vele in sijnen name, siende sijne teeckenen die hy dede. Joan. 2. vs. 23. Maer Jesus selve en vertrouwde haer hem selven niet om dat hyse alle kende: vs. 24. ende dat hy niet van nooden en hadde dat yemant getuygen soude vanden Mensche, want hy selve wist wat inden Mensche was, vs. 25. Want oock de Vader en oordeelt niemant, maer heeft alle het oordeel den Sone gegeven. Joan. 5. vs. 22.
4. Sijne Discipelen seyden tot hem, Joan. 17. siet nu spreeckt gy vry uyt ... vs. 29. vande dingen die het Rijcke Gods aengaen: Act. 1. vs. 3. nu weten wy dat gy alle dingen weet ... Joan. 17. vs. 30.
5. Hy seyde ... Symon Jona, Joan. 21. hebt gy my lief? Petrus ... seyde tot hem, Heere gy weet alle dingen ... vs. 17.
6. Jesus wist van den beginne, Joan. 6. des Euangeliums, Luc. 1. vs. 1. wie sy waren die niet en Geloofden, ende wie hy was die hem verraden soude. Joan. 6. vs. 64.
7. Den dag, Matt. 25. noch de ure, inde welcke de Sone des Menschen komen sal, vers 13. en weet niemant, noch de Engelen die inden Hemel zijn, noch de Sone, dan de Vader. Marc. 13. vs. 32.
 
Wat soeckt gy vast bescheyt van Godes eenig wesen,
 
Gy kont het, domme Mensch, in uwen Boesem lesen,
 
Ontsluyt maer u gemoet, stracx sult gy sien gewis,
 
Dat God in uwe Ziel, en in den Hemel is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken