Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leerzaame zinnebeelden (1714)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leerzaame zinnebeelden
Afbeelding van Leerzaame zinnebeeldenToon afbeelding van titelpagina van Leerzaame zinnebeelden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.62 MB)

Scans (28.09 MB)

ebook (10.70 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leerzaame zinnebeelden

(1714)–Adriaan Spinniker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 158]
[p. 158]

Het XXXVIIste zinnebeeld.

Na lust volgt leed.



illustratie

Ik zeg dan dit, en betuig het in den Heere, dat gy niet meer wandelt, gelyk de andere heidenen wandelen in de idelheid van hun gemoed, verduisterd in 't verstand, vervreemd zynde van het leven Gods, door de onweetenheid, die in hen is, door de verharding van hun hert. Efez.iv.17,18.

Dat u niemand verleide met idele woorden: want om deeze dingen komt Gods toorn over de kinderen der ongehoorzaamheid. Zo zyt dan hun medegenooten niet. Efez.v.6, 7.

[pagina 159]
[p. 159]

Op het XXXVIIste zinnebeeld.

 
Het jonge wicht, van speelzucht ingenomen,
 
Schept zyn vermaak in 't springen van den hond,
 
En streelt zyn' vacht, en, zonder kwaad te schroomen,
 
Steekt zelf de hand gerust in zynen mond,
 
Terwyl het dier, met heen en weêr te jaagen,
 
Te kwispelen, en zich in bocht op bocht
 
Te wentelen, een blyk geeft van behaagen,
 
Als wierd het meê gedreeven van dien tocht.
 
Maar 't vinnig beest, in 't eind dat speelen moede,
 
Of wat te hard gegreepen in de huid,
 
Snaauwt toe, en byt het kind in zyne woede,
 
Dat all' de vreugd in smert en druk besluit.
 
O Waereldling, die uwe levensdagen
 
In aards vermaak dwaaslustelyk verslyt,
 
Zie hier het lot, dat voor uw waanbehaagen
 
Beschooren is, of in, of na deez' tyd.
 
De waereld toont een bly en lustig wezen,
 
En lacht u toe met vriendelyk gelaat,
 
Op dat zy dus uw' ziele zou beleezen,
 
Als gaf zy niet, dan vreugde zonder maat.
 
Gy doet, als 't kind. Van speelzucht overwonnen,
 
En zonder vrees voor onheil of gekwel,
 
Haalt uwe ziel te los en onbezonnen
 
De waereld aan, en geeft zich meê in 't spel.
 
Wat spel is dit? Het spel van schat-vermeêren,
 
Van hoog in eer te praalen, en is staat,
 
Het lyf met goud te sieren, en met kleêren,
 
En staâg te baân in weelde en overdaad,
 
Daar 't oog verdoolt in keur van lekkernyen,
 
't Gezelschap zich vermaakt in id'le reên,
 
En tydgekwist, en wuste danseryen,
[pagina 160]
[p. 160]
 
By zang en spel, gedommeld onder een,
 
Die oor en hert verrukken door hun klanken,
 
Of daar zich 't vlees in dwaaze min voldoet,
 
Of, door 't genot van uitgeleezen' dranken,
 
Naar eis van smaak, de tong haar' drinklust boet.
 
Naar deeze trek, of geene 't hert kan paaijen,
 
Weet zich met list de waereld stadig aan,
 
Als 't hondje doet, te buigen,en te draaijen,
 
Om des te meer haar' banden vast te slaan.
 
Door dat gestreel, dat toverachtig vleijen,
 
En elk volop te geeven naar zyn' zin,
 
Laat zich de ziel te jammerlyk verlei'en,
 
En kleeft gerust aan 't spel jaar uit, jaar in.
 
O dwaaze, wien dit ondier kan bekooren!
 
Zie toe, zie toe, waar meê gy t'zaamenspant.
 
Een zelve deel, als 't kind, is u beschooren,
 
Een felle beet van 's waerelds scherpen tand.
 
Al schynt zy niet gevaarlyk in uwe oogen,
 
Al toont zy steeds een' vriendelyken aard,
 
Gy vind eerlang elendig u bedroogen,
 
Als eens te recht haar grond zich openbaart.
 
Zy draagt vermomd een' draakenstaart, en tanden
 
Als van een' leeuw, den springhaan net gelyk,
 
Dien Gods gezant op Patmos dorre stranden
 
Zag klimmen uit het eeuwigduister ryk.
 
Hoe menig wierd van haar geweer getroffen,
 
Wanneer zy hem vervolgde met haar' haat,
 
En van den top des aanziens neêr deed ploffen,
 
Ten doelwit van elende, spot, en smaad!
 
En noch waar 't goed, dat ider in zyn leven
 
Dit lot beproefde, op dat een' korte smert
 
Hem noch in tyds een klaar gezicht mogt geeven,
 
En drukken diep een afkeer in zyn hert.
 
Maar ach! hoe zal, hoe zal die valse byten,
[pagina 161]
[p. 161]
 
En steeken met onlydelyke pyn,
 
Die in haar spel hun gantse leven slyten,
 
Als 't mommekleed van uiterlyken schyn
 
Eens door de dood gescheurd word, en verschooven!
 
Voor al, wanneer Gods Zoon op eene wolk
 
Ontzachelyk als rechter daalt van boven,
 
Om rekening te houden met zyn volk;
 
Als, 't veinzen uit, de waereld, snel verdweenen,
 
Met al, waar door zy 't herte nu behaagt,
 
Niets overlaat, dan naberouw en weenen,
 
Een' worm van spyt, die eeuwig plukt en knaagt.
 
O droevig eind van 't bly-beginnend speelen!
 
Schei uit, ô Mens, van dat onzalig spel,
 
Om in de vreugd, die grond heeft, hier te deelen,
 
En na de dood in 't eeuwigduurend wel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken