Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend (1844)

Informatie terzijde

Titelpagina van Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend
Afbeelding van Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleendToon afbeelding van titelpagina van Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.44 MB)

Scans (23.91 MB)

XML (1.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

verzameld werk
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend

(1844)–J.P. Sprenger van Eijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina III]
[p. III]

Tweede register. nalezing op de spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder uit het Dierenrijk ontleend.

  Bladz.
Aan het lammeren ziet men wat ooien vol geweest zijn 38
[Aan] vreemde lieden kinderen en vreemde honden is somtijds de kost verloren 21
Al regende het varkens gij zoudt geen borstel kunnen krijgen 50
[Al] verloren als men het uit de eijeren (ook wel het hoenderhok) halen moet 8
Allengskens eet de wolf het schaap 57
Alle spinnekoppen zijn geen struisvogels, schoon ze lange pooten hebben 46

[pagina IV]
[p. IV]

  Bladz.
Als dat gebeurt, zat er wel een aap uit mijn g . t vliegen 2
[Als] de eksters op de varkens vliegen, dan is het om de luizen te doen 34
[Als de] ezels elkander kraauwen, dan blijft de liefde in 't land 11
[Als de] haren geschoren zijn, dan dansen de luizen op de stoppels 34
[Als de] hond onder ligt, al de wereld wil hem bijten 22
[Als de] katten ganzen eijeren leggen 26
[Als de] koekoek zwijgt, hoort men den leeuwerik 29
[Als de] vos de passie preekt, boeren past op je ganzen 55
[Als] ééne koe blaat, dan blaten ook de anderen 27
[Als ééne koe] viest, dan ligten de anderen de staarten op [27]
[Als] ik dood ben ka..e een hond op mijn graf 20
[Als] men den haan hoort kraaijen, moet men niet altijd gelooven, dat het dag is 13
[Als men] uit de luizen is, dan komt men in de neten 33
Alweer kwaad water zei de reiger, en hij kon niet zwemmen 43
Apen vlooijen; (wat doet gij?) wilt gij ook den zak ophouden? 2
Bedrieg een anderen hond met dat been, ik ken het wel 17
Beter een hond te vriend dan te vijand 21
Boer pas op je ganzen! 12
Bijt hem een vloo, zoo is Holland in last 53

[pagina V]
[p. V]

  Bladz.
Daar de hond zijn kop door krijgt haalt hij ook zijn g.t door 22
[Daar] dienen geen twee hanen op ééne werf 12
[Daar] is een otter in 't bolwerk 39
[Daar is] kat noch hond afgekomen 18
[Daar] twee grieten in huis zijn behoeft men geen’ bassenden hond [18]
[Daar] vliegen geen uilen met bonte kraaijen 48
[Daar] zal een ooi lammen 37
Dat is maar luizenzalf 33
[Dat] louwt een beetje, zei de reiger en hij zat achter een bies 43
[Dat] mogt je de koekoek 28
[Dat] schaap zal ons de wolf niet ontjagen 44
[Dat] schoon aankomt, maar daarna met den staart steekt 47
[Dat] smaakt als eendebout 7
De beer is los 3
[De] ezel weet ook wat 10
[De] gekken grijzen niet, maar de ezels worden grijs geboren 11
[De] graauwe merrie is het beste paard 40
[De] man zocht naar het paard en hij zat er op [40]
[De] muizen liggen er voor de broodkast dood 36
[De] nachtegaal moet voor den uil wijken [36]
[De] stadige (gestadige) jager vangt het wild 56
[De] vogel is het schot niet waardig 54
[De] wolf en de gier zijn vergaderd 56
[De wolf] hapt nog naar het schaap, als hem de ziel uitgaat [56]
[De wolf] neemt zijne kansen waar, wanneer de hond slaapt 19

[pagina VI]
[p. VI]

  Bladz.
Die voor hond scheep komt moet beenen kluiven 19
[Die] zich zelven een schaap maakt, de honden bijten hem 21
[Die zich zelven een schaap maakt] wordt van de wolven gegeten 45
Duiven op zolder te houden, of dezelve te drinken te geven 6
Een adelaar of arend vangt geen’ vliegen 3
[Een] blind man schiet somtijds wel een kraai 30
[Een blind] paard zou er geen schade doen 40
[Een] ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie is een paaschei 9
[Een] ezel die vrijt, die p..t of hij smijt 10
[Een] garnaal heeft ook een hoofd 12
[Een] haan is stout (of fier) op zijn eigen erf 13
[Een] hond heeft liever 't gebeent, dan 't kostelijkst gesteent 18
[Een hond] is stout op zijn eigen dam 21
[Een] kat kijkt wel op een Koning 24
[Een] kattendans kan men alleen niet doen 26
[Een] kip op hol met een' hooiwagen 27
[Een] klein vischje een zoet vischje 52
[Een] koekoek en een sijs, die zingen geen eene wijs 29
[Een] man als een zalm, maar zoo vet niet 57
[Een] mug kan een' groot karel wel steken dat hij jankt 36
[Een] onzeker ei is een onwis kuiken 8
[Een] verslagen vogel komt niet ligt weer 54
Eene koe kakt zoo veel als zeven meezen 27
Eer zou de haas den hond vangen 13
[Eer] zoudt gij eene koe op stelten doen gaan 27

[pagina VII]
[p. VII]

  Bladz.
Eer zullen de wolf en het schaap vrienden worden 56
Eigen honden, duurkoop jagt 22
Elk gaat nu bij den vos school 55
[Elk] waant zijn uil een valk te zijn 48
Er is een vreemde stier in de wei (weide) geweest 47
[Er] liep geen dolle hond zeven jaar 21
[Er] vliegen zoo wel uilen in als over de kerk 48
[Er] zijn leeuwen op den weg 33
Geen olijker goed dan menschen, men vangt er zelfs apen mede 2
Goed honds, goed kinds 22
Groote visschen eten de kleine 53
Gij zijt de man niet om vijf pooten aan een schaap te zoeken 44
Heeft uwe moeder van een eend geschrikt? 7
Het gaat den kreeftegang 31
[Het gaat den] slakkengang 45
[Het] is al van 't varken, als 't niet wezen wil 50
[Het is] als schelvisch, die van Utrecht naar Amsterdam is gebragt 52
[Het is] een babok 4
[Het is een] blinde vink 51
[Het is een] brak - brakje 5
[Het is een] druiloor 38
[Het is een] duivenmelker 6
[Het is een] ezelsbrug 10
[Het is een] goede brak om het wild op te jagen 5
[Het is een goede] leg-hen 15
[Het is een] gouden deur aan een varkenskot 50
[Het is een] goudvink 51

[pagina VIII]
[p. VIII]

  Bladz.
Het is een janhen 15
[Het is een] kale jakhals 23
[Het is een] ligte vogel 54
[Het is een] lokvink 51
[Het is een] lokvogel 55
[Het is een] magere spiering 46
[Het is een] molenpaard 39
[Het is een] naaimug 35
[Het is een] onnozele duif 6
[Het is een] oude ram 43
[Het is een] rare vink 52
[Het is een] raven aas 42
[Het is een] regt kuiken 32
[Het is een] regte hazenkop 13
[Het is een regte] vloobak 54
[Het is een] slimme gans 11
[Het is een] spoorhond 20
[Het is een] tijger 47
[Het is een] vlasvink 52
[Het is een] vlugge ekster 9
[Het is een] vogel uit verren lande 55
[Het is een] wilde kraai 29
[Het is] er zoo vol als een potje met pieren 41
[Het is er zoo vol] dat men er geen’ hond met den staart kan doorhalen 17
[Het is] gebakken zei het scholletje 45
[Het is] geen kuiken van ééne mei 32
[Het is] goede visch, ware hij maar gevangen 52
[Het is] het zoo goed waard als een ei een oortje 9
[Het is] kwaad oude honden aan een band te leeren gaan 16
[Het is] maar apenkool 2

[pagina IX]
[p. IX]

  Bladz.
Het is maat hond 19
[Het is] niet voor de poes 42
[Het is] stinkende boter en vuile (ook wel rotte) visch 52
[Het is] taal om honden en katten te vergeven 22
[Het is] te laat zei de ekster, en had de bout in 't gat 9
[Het is te laat zei de] vos, toen zijn staart in 't ijs bevrozen was 55
[Het is] volmaakt zijn aap 2
[Het is] zwaluwen cement 58
[Het is] zijn stokpaard 39
[Het] kalf is op een oor na gevild 24
[Het kalf] zou zijn moer vinden, al zou het zich te bersten loopen [24]
[Het] komt er bij 't huilen der honden niet toe, dat de kalveren afsterven 18
[Het] lijkt naar hen noch koekeloer 15
[Het lijkt] zoo veel als een kat naar een eendvogel 26
[Het] past hem als een ezel de laarzen 11
[Het] schaap is den wolf bevolen 44
[Het schaap] wil den wolf bijten [44]
[Het] sluit als een tang op een varken 50
[Het] viel een witte hond met een' zwarten 17
[Het] wijd gedeelde kalf, liever een voet dan een half 23
[Het] zit of staat er zoo dik op, als haar op den hond 20
[Het] zijn hane (ook wel kromme) eijeren 13
[Het zijn] maar vleermuizen 53
[Het zijn] vosse (looze) streken 55

[pagina X]
[p. X]

  Bladz.
Hoe ver de vogel vliegt hij komt op zijn nest terug 54
Honden moeten beenen knagen 19
Hij banketteert als een luis op eene begraasde weide 33
[Hij] beeft als een juffershondje 16
[Hij] behoeft wel een gepeperden leeuwrik 33
[Hij] bevuilt zijn eigen nest 37
[Hij] braadt den haring om de kuit 14
[Hij braadt] er den haring uit [14]
[Hij] bromt als een duintor 47
[Hij bromt als een] roerdomp 44
[Hij] doet het per kraai 31
[Hij doet] iemand geen henne-ei schade 8
[Hij] draaft als een molenpaard 39
[Hij draaft als een] pekelharing op een pothuis 14
[Hij] droomt van schol en eet platvisch 45
[Hij] geeft niet meer om een leugen, dan een kraai om den zondag 30
[Hij] grimlacht als een ezel, die in het bosch door een wolf wordt begroet 11
[Hij] groeit in alle schoonheid op, gelijk de jonge apen 2
[Hij] haalt hem een pier uit den neus 41
[Hij] heeft al veel paascheijeren gegeten 8
[Hij heeft] de wolf bij de ooren vast 57
[Hij heeft] den haas op zijn leger geschoten 13
[Hij heeft] een hals als een zwaan 58
[Hij heeft een] hondenneus 20
[Hij heeft een] katterug 26
[Hij heeft een] kikker in zijn keel 27
[Hij heeft een] mier aan hem 34

[pagina XI]
[p. XI]

  Bladz.
Hij heeft een paardjes s…t geld 40
[Hij heeft een] slecht paard bereden [40]
[Hij heeft] ezelsooren 10
[Hij heeft] gevochten als een leeuw 32
[Hij heeft] hem zoo lief, als den hond de knuppel 21
[Hij heeft] kind noch kraai 29
[Hij heeft] muizennesten in 't hoofd 36
[Hij heeft] palingen in zijn kousen 41
[Hij heeft] schelvischoogen 45
[Hij heeft] streken onder zijn staart 46
[Hij heeft] van den ekster gegeten 9
[Hij heeft] zelf een os geslagt, hij behoeft uwe pensen niet 38
[Hij heeft] zoo een aardigen gang als een hond, die een knuppel aan den staart heeft 17
[Hij heeft] zijn kost eerlijk betaald als een paard zijn stalhuur 40
[Hij] helpt hem op den hond 20
[Hij] huilt sn.t en kw.l als een hofhond 21
[Hij] is aan de honden overgeleverd 20
[Hij is aan] het teefje vast 47
[Hij is] als een uil bij lieden van eere [47]
[Hij is] daar te huis, als een luis in een spijkerton 33
[Hij is] er gezien als een ham op een joden bruiloft 74
[Hij is er] op gebeten, als een ooijevaar op een kikvorsch 38
[Hij is er] te huis als een visch (ook wel snoek) op zolder 52
[Hij is er] zoo schielijk af te krijgen, als een zog van een appelmande 58

[pagina XII]
[p. XII]

  Bladz.
Hij is er zoo welkom, als een hond in de vleeschhal 17
[Hij is] leelijk ten haring gevaren 14
[Hij is] te slikken, als een gladde aal bij den staart 1
[Hij is] zoo barsch, als een spinnekop op een preekstoel 46
[Hij is zoo] beschaamd, als een paard dat zijns meesters kar omsmijt 40
[Hij is zoo] dik, als het varken van St. Teunis (ST. ANTONIUS) 50
[Hij is zoo] koud, als een bokje 4
[Hij is zoo] paapsch, als Duc d' Alfs hond, die at vleesch in de vasten 18
[Hij is zoo] plat als een schol 45
[Hij is zoo] stom als een visch 52
[Hij is zoo] vlug als een eekhorentje 6
[Hij is zoo] vriendelijk als een oorworm 57
[Hij] kakelt als een hen op een luif 15
[Hij] kan geen vin verroeren 51
[Hij kan] zoo met het kalf om 't hooi gaan 23
[Hij] koopt kat in den zak 24
[Hij] kruipt als een luis op een geteerde huik 33
[Hij] kijkt, als een hond dte het vleesch uit den pot gestolen heeft 17
[Hij kijkt] er op, als een hond op eene zieke koe 19
[Hij laat geen spinnewebben voor den mond wassen 46
[Hij] legt zijne eijeren in zijn eigen of buiten zijn nest 8

[pagina XIII]
[p. XIII]

  Bladz.
[Hij] liep druipstaartende weg 6
[Hij] ligt daar als een bandrekel 44
[Hij] loert, als een kat op eene zij’ spek 26
[Hij] loopt op een hondendraf 17
[Hij loopt] weg, als een hond voor den broodkorf 21
[Hij loopt] zoo snel, als of hij eijeren in zijn schoenen had 7
[Hij] maakt hem wijs dat paarden str….n vijgen zijn 40
[Hij maakt] van een mug een olifant 35
[Hij maakt] verzen als mosselen visch [35]
[Hij] mag niets dan kuikentjes en randjes van pannekoeken 32
[Hij] moet aan de kat of aan de kaas 26
[Hij] noodt gasten op een schaapshoofd 45
[Hij] of zij heeft een bek als een hooischuur 4
[Hij of zij heeft] het gekraaid 31
[Hij of zij] is als een muis, altijd uit eten nimmer t’ huis 36
[Hij of zij is] een kreeft 31
[Hij of zij] loopt als een vette gans 12
[Hij of zij] schreit krokodillen tranen 31
[Hij of zij] ziet er pierstekig uit 41
[Hij] piert hem 42
[Hij] poot hem een luis in zijn pels 33
[Hij] praat als of hij een schaapsschoer in zijn zak had 45
[Hij] pronkt als een hond in een tonnestoel 17
[Hij] rijdt altijd zijn eigen paardje 40
[Hij rijdt] op het roode ezeltje 10
[Hij] schiet hem den pijl tot de veeren in 't lijf 51
[Hij schiet hem] op zijn nest 37

[pagina XIV]
[p. XIV]

  Bladz.
Hij schiet twee kraaijen met één schot 30
[Hij] schreeuwt als of er een walvisch naar den hemel vloog 55
[Hij] schudt hem als een waterhond 22
[Hij] s…t als een reiger 43
[Hij] slaat er onder als malle jan onder de hoenders 16
[Hij] slacht de muis hij eet gaarne in een andermans trezoor 36
[Hij] speelt op zijn poot 42
[Hij] spreekt zoo hoogdravend als een haan die op den preekstoel kraait 13
[Hij] springt als een kakkerlak 23
[Hij springt als een] kalf in de wei [23]
[Hij springt als een] vogel van den hak op den tak 55
[Hij] steekt als een wesp 56
[Hij steekt] de vinnen van zich 51
[Hij steekt] een borst op als een pekelharing 14
[Hij] stinkt als een bok 4
[Hij stinkt] naar het geld als een bok naar muskus [4]
[Hij] treedt zoo moedig als een engelsche haan 12
[Hij] trekt zijn’ ooren in 38
[Hij] valt er in als een eend in het wak 7
[Hij] verheugt zich over een doode mees 34
[Hij] verliest een veer uit zijn staart 51
[Hij] weet er zoo veel van als een kat van 't zeven gesternte 24
[Hij weet] waar de haas liep 13
[Hij] werkt of zweet als een otter 39
[Hij] wil het hondengat uit 16

[pagina XV]
[p. XV]

  Bladz.
Hij wil met éénen sprong twee hazen bespringen 13
[Hij wil] vijf pooten aan een kalf 23
[Hij] wordt zoo rood aan zijn kammetje 24
[Hij] zal dat wel navlooijen 54
[Hij zal] den baars niet vergallen 3
[Hij zal] wel met hangende pootjes aankomen 42
[Hij] zet hem een klem op zijn staart 47
[Hij] ziet als een bok die knoflook (ook wel palm) eet 4
[Hij ziet als een] rat uit zijn oogen 43
[Hij ziet als een] stier die stooten wil 47
[Hij ziet] eene koe voor een' windmolen aan 27
[Hij ziet] er uit als een schelvisch (ook wel kabeljaauw) die gestorven ligt 45
[Hij ziet] zoo vies als of zijn moêr een rog was 44
[Hij] zingt als een krekel 31
[Hij] zit als een kikker op een kluitje 27
[Hij] zou weg loopen voor eene doode kat 26
[Hij zou] wel een stuk van een dood paard eten 40
[Hij] zwelt op als een pad 41
[Hij] zwemt als een visch 52
Ieder schot een vogel 54
[Ieder] vogeltje zingt zoo als het gebekt is 29
Ik beef van schrik als een morgenlands van het pikken van een kraai 30
[Ik] ben er zoo bekend als een snoek op een hooizolder 46
[Ik] heb bot gegeten en versta niet dat scherpzinnig is 5
[Ik heb] er een muis van hooren piepen 36
[Ik] mag niet lijden dat de wouw boven het kieken is 57

[pagina XVI]
[p. XVI]

  Bladz.
Ik wilde wel dat ik maar alle man met mosselschelpen betalen kon 35
In den donker is het goed moffelen maar slecht vlooijen vangen 53
Inmiddels sterft de Keizer, de olifant of ik 37
Jong vleesch zwelt in de pot 53
Keffende honden bijten niet 20
Kinderen zijn apen 2
Kleine vogeltjes maken kleine nestjes 54
Maak dat de ganzen wijs maar mij niet 11
Men kan niet veel gouds koopen voor een ei 8
[Men kan niet] vliegen voor dat men vleugels heeft 54
[Men kan] nooit weten waar eene koe een' haas vangt 28
[Men] kent den ezel aan zijn ooren 10
[Men kent den] vogel aan zijne veeren 54
[Men] moet een stok voor den hond dragen 21
[Men moet] niet eer wijn drinken, dan wanneer de ratten op zolder loopen 43
[Men] zegt van bleekershonden maar dat zijn beesten 21
[Men] ziet aan het nest wel wat vogel er in is 54
Met er tijd komt de hen op haar eijeren en laat de hen eerst op haar eijeren komen 15
Mooi weer en geen haring 14
Muisje wacht uw staartje 36
Niemand roept haring eer hij in 't net is 14
Of men van de kat of van de kater gebeten wordt, is hetzelfde 26
Onder honderd wolven is er geen goed 56
Rare honden, grappige duivels 22

[pagina XVII]
[p. XVII]

  Bladz.
Romp, slomp, twaalf eijeren, dertien kiekens 8
Schouten en baljouwen, schuwt men als de wouwen 57
St. Jacob bij 't ram, St. Pieter een lam 32
Terwijl de visch kookt smelt de boter 52
Twaalf boeren en één hond, dan heeft men dertien rekels 17
Twee honden aan een been, komen zelden overeen 20
[Twee] kwade honden bijten elkander niet 16
Vele ezels maken de last (of de vracht) ligt 10
Vlieg wil ook een vogel zijn 53
Vreemde zorgen dooden den ezel 11
Waar zal men het varken beginnen 50
Wat eenden hemeltje is dat, gedurig met den bek in 't nat 7
[Wat] je wou? - dat je neus een hitje was, wat zou je rijden 15
[Wat] men spaart voor den mond is voor de kat of de hond 19
Weg gaan mijn koeijen, riep de boer, en hij had zijn kalf bij den staart 28
[Weg] weg! voor 't varken daarmede 50
Witte raven vindt men zelden; alzoo zelden vindt men trouw 42
Wij honden vangen de hazen, zei 't keukenrekeltje 19
[Wij] scheiden zoo niet, zei de haan tegen de pier en hij vrat haar op 41
[Wij] zullen er op slaan als de boeren op de wolven 56
Zes kippen en een haan, daar kan een man op leeg gaan 13

[pagina XVIII]
[p. XVIII]

  Bladz.
Zoo zoet als een lam! lam! lam! is des wolfs vesperklok 32
Zij is een huishen 15
[Zij is een] huismosch 35
[Zij is een] stinkmossel [35]
[Zij] jongt als de konijnen 29
[Zij] leggen botje bij botje 5
[Zij] loopen als de ganzen 12
[Zij] maken een leven als of er een schip met vlooijen verging 54
[Zij] plukken hem als een vink 51
[Zij] slacht de koekoeken, zij kan met geene ledige maag zingen 29
[Zij] steken hunne borst op als een smerig eend 7
[Zij] zien naar het henne-ei en het ganzen-ei laten zij varen 7
Zijn haring braadt daar niet 14


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken