Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
...De pest voor een schip (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van ...De pest voor een schip
Afbeelding van ...De pest voor een schipToon afbeelding van titelpagina van ...De pest voor een schip

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

...De pest voor een schip

(1989)–Rosalie Sprooten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Ollie B.

Zijn naam was Olle Nordquist, maar soms noemde Max hem Ollie B., vanwege de gelijkenis. Ik moest er weer aan denken toen ik 's middags de zoom van zijn pyjamabroek naaide. Het was een fluitje van een cent. Om half drie was ik al klaar. Te vroeg om naar hem toe te gaan. Ik wist niet zeker of hij 's middags sliep.

De kwaadheid plakte nog steeds op mijn tong en had als het ware het gewicht van mijn armen verdubbeld. Max had ik sindsdien niet meer gezien. Hij was zonder iets te zeggen naar boven gegaan. Ik was met opzet langer in de pantry gebleven. De kok had weliswaar het luik demonstratief dicht gedaan maar had met geen woord over het voorval gerept. Ongewoon voor hem. Hij liet me graag van tijd tot tijd voelen dat ik een lagere in rang was.

De wanden van de hut sloten als een bus om mij heen. Ik had ruimte, maar vooral uitzicht nodig om tot rust te komen, om vrij te kunnen ademen. Ik besloot naar de brug te gaan waar Wallin dienst had. Na een kwartier naar buiten gestaard te hebben, innerlijk nog steeds vol boze woorden, ging ik weg. Het had toch geen zin om met hem over het vissen de praten. Max was om deze tijd bezig met het opnemen van het weerbericht. In de kaartenkamer stond de deur naar de radiohut een stukje open. Hij was zo intens bezig dat hij niet eens merkte dat ik korte tijd naar hem keek. Hij leek zo voorbeeldig in zijn werk dat ik soms niet wist of ik daar bewondering voor moest hebben of dat ik mij aan die volmaaktheid stoorde.

Terug in de hut pakte ik het borduurwerk uit de lade

[pagina 128]
[p. 128]

maar verder dan tien kruisjes kwam ik niet. Sinds mijn uitval tegen Selvik voelde ik me sterker, dat wel. De stilte die viel, op dat moment, had mij een gevoel van genoegdoening gegeven. Was ik ooit de sterkere geweest? Ieder gevecht dat ik met mijn broers was aangegaan om met kracht boven hen uit te stijgen was geëindigd in schuldgevoel en angst om hun boosheid en afkeuring. Dat zou ik nu niet toelaten.

Rond vier uur stak ik de pyjama onder mijn arm en ging naar de kapitein. Ik overwoog om hem in papier te verpakken maar dat vond ik om een of andere reden te gênant tegenover hem. Gelukkig was er niemand in de buurt toen ik op de deur klopte. Ik probeerde iets van geluid op te vangen maar zelfs met mijn linkeroor tegen het hout gedrukt was er geen stem te horen. Voorzichtig opende ik de deur op een kier.

‘Komt U binnen mevrouw, ik verwachtte u al.’

Ik schrok en wilde de deur weer sluiten. Hij leek uit de badkamer te komen want ik zag nog net hoe hij een handdoek terug in een andere ruimte gooide. Moest de steward die straks oprapen of zou hij dat zelf doen?

‘Is het U gelukt?’

Hij nam het kledingstuk van mij over en borg het meteen in een lade.

‘Ik ben U erg dankbaar mevrouw.’

Zijn hut zag er huiselijker en comfortabeler uit dan de rest van het schip. Een groot houten bureau maakte er een woon-werkkamer van. Door de openstaande deur zag ik zijn bed. Hij bewoonde zowat een hele flat hier. Ik zou de hutten van de matrozen wel eens willen zien. Misschien kon ik dat aan Berend vragen. Ik wilde weer weggaan toen hij informeerde of mijn ouders nog leefden en waar ik precies in Holland woonde.

[pagina 129]
[p. 129]

Ik gaf hem enkele details uit mijn leven. Hij hoorde mij aan. Zijn postuur licht gebogen, de ogen op de punten van zijn schoenen gericht en de handen op de rug.

‘Ja, ja mevrouw, mijn grootvader was ook boer. Hij had land en vee. Als kind kwam ik vaak op de boerderij. Ik speelde met de dieren, klom in bomen, liet de aarde uit zijn tuin door mijn kinderhanden gaan. Die geur van aarde... Met water besprenkeld bakte ik er koekjes van in de zon. Ik was een blij kind daar, mevrouw.’

Hij zweeg even om enkele pluisjes van zijn colbert te plukken.

‘Ik herinner mij een voorval dat ik U vertellen moet. Op een dag ontdekte ik een wespennest in de grond. De dieren vlogen af en aan door de kleine opening in het gras. Het was fascinerend om te zien. Maar toch goot ik het nest met mijn emmertje vol water. Het moet gegonsd en gebromd hebben daar in de grond van stervensnood. Een paar dagen later begon ik ervan te dromen. Ik vereenzelfdigde mij met de angstige dieren en leed onder wat ik hen had aangedaan, want in de kleinste worm zit nog de angst voor de dood en de wil om te leven.’

Hij zweeg een moment om zijn blik door de hut de laten gaan. Toen keek hij mij nadenkend aan.

‘De wreedheid, mevrouw, is in ieder mens. Niemand kan zich daarvan vrij pleiten maar desondanks is men niet verplicht om een ander te krenken of hem pijn te doen.’

Hij zei het met nadruk alsof hij mij wilde overtuigen. Ik zuchtte, want ik voelde mij onwennig in deze situatie.

‘Of hebt U een andere mening? Mijn grootvader was een bijzondere man. Hij was groot en sterk maar

[pagina 130]
[p. 130]

gelukkig heeft hij nooit weet gehad van mijn kinderlijke wandaad.’

Veel herinneringen riep hij bij me op. Had ik mijn grootvader op zijn boerderij gekend? Nee, die was ook al heel oud toen ik nog een kind was. Ik moest het doen met de verhalen van mijn moeder over haar ouders. Hoe groot en sterk haar vader was, de heer in huis wiens woord heilig was voor vrouw en kinderen. De laatste jaren van zijn leven zat de weduwnaar maar te rentenieren in een klein huisje aan de Geul in België, met uitzicht op zijn vroegere weilanden. Ontevreden over de koning, de belastingen en de pastoor. De macht van de pastoor, die had hij getrotseerd. Dat verhaal had ik de kapitein graag verteld maar daarin werd ik gehinderd door mijn lage plaats op de monsterrol. Ik was er vaak geweest. Iedere zondag achter op de fiets van mijn moeder. Waarom moest de kapitein nu uitgerekend over zijn grootvader spreken en mij op deze wijze in mijn vroegere wereld plaatsen die ik meende verlaten te hebben. Dat kwam mij nu niet van pas. Ik keek naar de zee en realiseerde me dat die te groot voor mij was. Zo onbegrijpelijk groot en diep terwijl ik thuis in alle water bijna de bodem kon zien. De grenzeloosheid van de zee leek ook tussen de mensen aan boord te zijn. Ik miste alle houvast die mij vertrouwd was.

Op de commode waar hij de pyjama in gelegd had, stond het portret van een vrouw. Hij zag dat ik er naar keek.

‘Dat is mijn echtgenote,’ zei hij haastig terwijl hij de foto in mijn hand drukte, ‘ze is helaas nogal ziek op dit moment.’

Ik was nog in mijn moeders verhalen en keek derhalve bijna door het portret heen.

‘Ja, ze is nogal ziek,’ herhaalde hij.

[pagina 131]
[p. 131]

Het was alsof zijn gezicht iets dikker werd, zo ingehouden sprak hij die woorden uit. De vrouw leek midden vijftig te zijn. Ze had een zacht gezicht dat omlijst werd door grijze krulletjes.

‘Ik heb gisteren nog een telegram van haar ontvangen. Ze ondergaat vandaag een galoperatie.’

Max had van de steward gehoord dat het echtpaar kinderloos was.

‘Vervelend voor haar dat ze juist nu alleen is.’

Het klonk weinig troostend.

Hij draaide zich om en staarde, net als Wallin altijd deed, door het raam naar de horizon.

‘Tja mevrouw, de zee, de zee.’

Hij maakte een moedeloos gebaar met zijn armen.

‘Men kan niet zoals men zou willen.’

Hij zweeg even en keek me aan.

Op zijn bureau zat een vlieg die God weet waar vandaan kwam. Zonder gevaar voor eigen leven zou zelfs hij niet het schip kunnen verlaten. ‘Het varen mevrouw, het zich op weg begeven heeft weliswaar het aankomen in zich, maar ook het verlaten, het achterlaten van alles en iedereen waar men aan gehecht is.’

De vlieg liep bedrijvig over zijn papieren en balanceerde moeiteloos op de rand van het hout.

‘Maar ik houd U op, mevrouw, neemt U mij niet kwalijk.’

Ik wilde niet zeggen dat ik mij aan boord vaak verveelde. Het viel me op dat ik hem te oud vond voor de zee. Hij paste zo weinig in de verhalen die Max mij over het leven aan boord verteld had. Wie was hier wel een echte zeeman?

Ja, het moest erg voor hem zijn dat hij zijn vrouw in deze omstandigheden alleen moest laten. Als mijn moeder zich een dag niet goed voelde, hielp vader

[pagina 132]
[p. 132]

haar toch menigmaal, iets dat geen boer in het dorp ooit voor zijn vrouw zou doen. Bij ziekte werden tantes of buurvrouwen aktief.

Was Max een zeeman? Hij sprak vaak over de eenzaamheid van dat beroep. In de brieven die ik voor ons huwelijk van hem had ontvangen, had hij er over geschreven. Ik kon het me toen niet voorstellen. Er waren toch steeds mensen om hem heen en hij had werk waar hij zijn hart en ziel aan verpand had, hij kon vreemde landen bezoeken en voortdurend in een wereld vol avontuur leven.

 

De kapitein had weliswaar bijna mijn vader kunnen zijn, toch had ik hem als een kleuter bij de hand willen pakken en met de punt van een schort zijn tranen willen drogen. Maar hij leek mij geen man die huilde. Wel een jongetje dat vroeger in bad met bootjes had gespeeld, terwijl zijn moeder binnen handbereik met iets anders bezig was. Max moest hem niet meer Ollie noemen.

Ik deed enkele stappen achterwaarts op het moment dat hij weer dromerig naar de zee keek. De monotone cadans van het schip en de lichte beweging van het water hadden soms een hypnotiserende werking. Wellicht zag hij nu hele taferelen over de operatie van zijn vrouw en realiseerde hij zich voor het eerst dat ze er ooit niet meer zou zijn bij zijn thuiskomst. Toen de storm het hevigst was, maar ook in de nacht van de ijsbergen, hadden zich in mijn fantasie ook thuis de vreselijkste drama's afgespeeld, van een brandend huis waar mijn moeder schreeuwend uit het raam hing tot aan een inval van de Russen of, nog erger, de Chinezen toe. Hoe aangenaam was het om bij hem te zijn.

‘Dan ga ik nu maar,’ mompelde ik.

[pagina 133]
[p. 133]

Een tel later stond ik in de gang. De stemmen van de Chief en de steward kwamen dichterbij. Ik wilde mij snel uit de voeten maken toen ik achter me de stem van de kapitein weer hoorde.

‘Miss, miss!’

Ik keek de gang in waar ik vandaan gekomen was en daar stond hij, met opgeheven arm zoals hij ook die morgen had gedaan. Moest ik op hem toelopen?

Als een snelwandelaar kwam hij dichterbij, pakte mijn hand en stopte er een halve reep chocolade in. Voordat ik iets kon zeggen, was hij weer waggelend verdwenen. Wat beteuterd keek ik naar de chocolade in mijn hand en naar de zich verwijderende kapitein. Ik was blij dat ik het voorval van die morgen niet ter sprake had gebracht. Pas toen de deur van zijn hut dichtklapte, ging ik naar boven. Vreemd genoeg dacht ik in de daarop volgende uren veel aan mijn jong overleden grootmoeder die bezweken leek te zijn onder een barse heerschappij van haar sterke man. Iets van hem of van haar moest toch ook in mij zijn?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken