Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Friesche lusthof (1966-1967)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (27.88 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeurs

J.H. Brouwer

Marie Veldhuyzen



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Friesche lusthof

(1966-1967)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

[112] Trouw-Dicht,

Ter Eeren Ioncker Gysbert van Aernsma, En Iuffrou Catharina van Walta.Ga naar voetnoot*

 
Al-eer des Hemels oogh, de veel-besiende SonGa naar voetnoot1
 
De stralen aen syn hooft te vestigen begon,
 
En van syn Koetse schoof de duystere gordynen,Ga naar voetnoot3
 
Om met syn gulden glans de Wereld te beschynen,
5[regelnummer]
Eer self de Dageraed, de blond' Aurora vloodGa naar voetnoot5
 
Van Tithon haren man, onsterffelijck; maer dood:
 
Maer dood en krachteloos, en door haer witte Paerden
 
Vermaenden Phoebum om syn dagh-reys aen te vaerden;Ga naar voetnoot8
 
Tradt ick ter deuren uyt, en gaf my op de straet,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Recht na de Poorte toe daermen na Weydum gaet.Ga naar voetnoot10
 
Maer doen ick op die wegh gegangen had een eyntje,Ga naar voetnoot11
 
Bejegende my voort dat soete bolle FeyntjeGa naar voetnoot12
 
Cupido, gansch verheughd, och 't Boefjen lachten so,
 
Het hippelden en 't sprong gelyck een kleyne vlo.
15[regelnummer]
Wel (seyd ick) lieve Lam, ick wensch u goeden morgen,
 
Van waer komt ghy dus vroegh, bly-geestigh sonder sorgen?Ga naar voetnoot16
 
[113] Dus vrolyck, dus verblyd, wat is u doch ontmoet?Ga naar voetnoot17
 
Wat kitteld u soo seer, dat u dus lachen doet?Ga naar voetnoot18
 
Waerop Cupido weer, wilt u wat neder stellen,Ga naar voetnoot19
[pagina 180]
[p. 180]
20[regelnummer]
So sal ick van mijn vreughd de reden u vertellen.
 
't Is u niet onbewust, dat ick op Phoebum benGa naar voetnoot21
 
Verbeten, so dat ick myn leed nau wicken ken;Ga naar voetnoot22
 
Vermits hy (om zyn schicht en schieten te hovaerdighGa naar voetnoot23
 
Om Pythons dood) my heeft veracht te seer lichtvaerdigh:
25[regelnummer]
Waerom ick hem altijd aen doe het hooghste leet.
 
En duldelooste smart dien ick t'erdencken weet.Ga naar voetnoot26
 
Nu had den Hemel-vooghd, de Vader vande Goden,
 
Die alle dingen siet, my door zyn soon ontboden,Ga naar voetnoot28
 
Dat dese Sonne-Godt, die my so seer bespot,
30[regelnummer]
Was op een aerdsche Maeghd weer op een nieu versot.Ga naar voetnoot30
 
Hier was ick in verheughd, ick nam twee taye bogenGa naar voetnoot31
 
En ben van stonden aen nae Phoebi tent gevlogen,Ga naar voetnoot32
 
Daer ick, eer Lucifer, de voorbood van de dagh,
 
Syn gulden toerts onstack en door de venster saghGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
Van 't wolckige gewulf, Dianam doende schuylen,Ga naar voetnoot35
 
Om met de Son haer plaets een wijltjen te verruylen:Ga naar voetnoot36
 
Gingh gansch gewapend by zyn trotsche woningh staen,
 
En sach zyn Hovaerdy en pracht van verr' eens aen.Ga naar voetnoot38
 
Want alte dichte by zyn glans dorst ick niet dalen:
40[regelnummer]
Vermits de groote kracht van zyn veer-siende stralen.Ga naar voetnoot40
 
Maer Goon wat sagh ick daer! wat was daer al getiers!Ga naar voetnoot41
 
De uren van den dagh, als twalef Helbardiers
 
Omcingelden zyn lyf, de stadige vier deelenGa naar voetnoot43
 
Des ongeboren daghs, begosten voort te streelenGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Syn Paerden op een ry, een yder greep de syn,Ga naar voetnoot45
 
En bond hem voor de koets, elck aen een gulden lijn:
 
Dees henxten met gedruys van stampen en van swoegen,Ga naar voetnoot47
 
En 't spuwen van het vyer flux vanden Hemel joegenGa naar voetnoot48
 
De Wolcken vande nacht, vercierende zyn krans
50[regelnummer]
Met d'heughelijcke dagh, en 't blaeck'ren van haer glans.Ga naar voetnoot50
 
Apollo dus gerust sprong yligh op zyn wagen,Ga naar voetnoot51
[pagina 181]
[p. 181]
 
Waerop hy door de lucht so schichtigh wierd gedragen,Ga naar voetnoot52
 
Dat selfs de snelle wind hem naulijx volgen kon,
 
Noch roeren met haer blast het schittren van zyn Son.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Syn henxten onversaeght, gelijck den Blixem renden,
 
Die hy na wil en wens met gulde teugels menden,
 
Sy bralden door de locht, sy brieschten overluyt,Ga naar voetnoot57
 
En spogen vyer en vlam ten mond ten neusen uyt.
 
Waer door de Silv're Douw, waer mee de Nacht de paden
60[regelnummer]
En lovers van het veld bevocht had en beladen,Ga naar voetnoot60
 
Weer met een soeten reuck na d'hoogen Hemel toogh,Ga naar voetnoot61
 
't Welck Phoebus weder in zyn heete stralen soogh,
 
En reckten soo voort an, hem quamen te gemoeteGa naar voetnoot63
 
De kleyne vogeltjens met soete deuntjes groeten.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En ick, ick vloogh hem nae, soo yligh als ick moght,Ga naar voetnoot65
 
Dwars door de Wolcken heen, door d'ongebaende locht,
 
Tot dat ick endlijck sagh dat hy sich selfs bedaerden,Ga naar voetnoot67
 
En schorten op den loop van zyn geswinde Paerden,Ga naar voetnoot68
 
Die stampende van vreughd de Wolcken aen een kant,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Den Hemel in het rond vercierden met haer brandt,Ga naar voetnoot70
 
En deden Phoebi glans dwars door de wolcken henen
 
(Die in een oogenblick al drijvende verdwenen),Ga naar voetnoot72
 
Wtbarsten op het schoonst: daer hiel Apollo stalGa naar voetnoot73
 
Recht boven 't groene Walt aen Weydum by de wal,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ick vloogh een reys om laegh, daer vond ick inde weydenGa naar voetnoot75
 
Een Goddelijcke Maeghd haer lieffelijck vermeyden.Ga naar voetnoot76
 
Wiens schoonheyd, wiens gelaet, wiens wesen, wiens gesichtGa naar voetnoot77
 
My selven schier het hart had wt het lijf gelicht.
 
Doen merckten ick terstond den oorsaeck van zijn wachten
80[regelnummer]
Want Phoebus die begon aldus zyn droeve klachten:
 
O Hemelsche Goddin! bekleed met menschen vleys,Ga naar voetnoot81
 
Voor wien ick alle daegh op schort myn snelle reys,Ga naar voetnoot82
[pagina 182]
[p. 182]
 
Om in uw's schoonheyds glans myn Godheyd te vermaken:Ga naar voetnoot83
 
Hoe langhe sal ick noch in uwe minne blaken?Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
O Pronck vande Natuur! Riviere van myn smart!
 
Wiens beeldenis ick draegh na 't leven in myn hart.Ga naar voetnoot86
 
Waerom is 't niet door de Fatale Schick-GoddinnenGa naar voetnoot87
 
Geschickt, dat ghy my soud aendachtigh weer beminnen,Ga naar voetnoot88
 
G'lijck Ariadne deed den Vader van de wijn,
90[regelnummer]
't Welck haer een Coningin deed in den Hemel zyn?
 
O kond' ick u daer toe met myne tong bepraten,
 
O schoone! woud ghy u so veer geseggen laten,Ga naar voetnoot92
 
Ick sweer u by mijn glans dat dit bewolckte Rijck
 
Soud' hebben geen Goddin in weelden uws gelijck.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ick sou van stonden aen myn wagen laten dalen
 
En u, tot een Triumph, met duysend Fackels halen
 
[114] In 't Hemelsche Gebouw: daer soud ghy (o myn schoon!)
 
Verrijcken door u geest de Rijckdom van myn Throon.
 
Myn Susters driemael drie, de Sang-Goddinnen, souwen
100[regelnummer]
U vieren alle daegh als uwe Staet-Iuffrouwen.Ga naar voetnoot100
 
En wat u lieve mond geliefden te gebien
 
In d'Hemel of op d'aerd sou naer u wensch geschien.
 
o dwang van myn gemoed! laet ick u doch bekoren,Ga naar voetnoot103
 
Tracht niet voor myn geklach te stoppen uwe ooren,
105[regelnummer]
Siet hoe ick (die altyd in d' hooghste vlam verkeer)
 
Nu door de vlammen van u liefde gansch verteer.Ga naar voetnoot106
 
O Nymphe! hebt doch eens med'lijden met myn lyden
 
En wilt op dese koets met uwen Phoebo rijden.
 
Doe scheelden het niet veel, of hy had afgedaeld,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En haer met wil of dwang in zyn Palleys gehaeld;Ga naar voetnoot110
 
Maer hem quam inde sin hoe Daphne hem ontvluchten,Ga naar voetnoot111
 
Verachtende zyn min, bespottende zyn suchten:
 
Dies sorghden hy, weerom te worden so beboertGa naar voetnoot113
 
En heeft daerom zyn reys, half swymende, volvoert,
115[regelnummer]
Ick lachten in myn vuyst: dan uyt zyn ongenuchtenGa naar voetnoot115
[pagina 183]
[p. 183]
 
Schep ick myn hooghste vreughd en aengenaemste kluchten,Ga naar voetnoot116
 
Want ick en sagh de Maeghd soo haest niet, of ick wistGa naar voetnoot117
 
Dat Phoebus was verdoold, en ick my had vergist.
 
Het is een vreemde klucht, wat cander oock geschieden,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
De schicking van de Goon is (merck ick) niet t' ontvlieden,Ga naar voetnoot120
 
Dees overschoone Maeght, die d' harten en gemoet
 
Der mannen treckt, gelijck de Zeylsteen 't yser doet,Ga naar voetnoot122
 
Deur haer volmaeckte deughd, is Edel in haer zeden,
 
Is Edel in haer Stam, en Edel in haer reden,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Van 't Edel oudt geslacht van Walta affgedaeld,
 
Wiens Loflijckheyd ick hier onnodigh acht verhaeld.Ga naar voetnoot126
 
Vermids die yder een bekendt is, de ChronijckenGa naar voetnoot127
 
(Al sweegh schoon al de Werlt) doen dat genoechsaem blijcken,Ga naar voetnoot128
 
Haer Vader, op het hoogst genegen tot de rust,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Heeft met de staet-sucht noyt beslommerd zyne lust.Ga naar voetnoot130
 
Maer met het zyns vernoeght, gerust, en wel te vreden,Ga naar voetnoot131
 
Gelijck een last versmaed des werelts grootsicheden:Ga naar voetnoot132
 
En sich benaerstight om zyn kind'ren in de deughdGa naar voetnoot133
 
Te voesteren, gelijck ghy duydlijck mercken meugdGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
Aen dese schoone spruyt, van sulcken boom gesproten,
 
Die qualijck voor den dagh kon brengen and're loten:Ga naar voetnoot136
 
Betonende door deughd, en d'Adel van haer aerd,Ga naar voetnoot137
 
Van wien zy is gedaeld, en wie haer heeft gebaerd:Ga naar voetnoot138
 
Maer dat ghy nu eens saeght haer welgestelde leden,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Hoe cierelick sy zyn van boven tot beneden,
 
Ick wed ghy seggen soudt, Natura heeft hier aen
 
Het wterst van haer Konst en al haer vlijt gedaen,Ga naar voetnoot142
 
Haer wesen Princelijck, vol geestige manieren,Ga naar voetnoot143
 
Weet sy na tijd en plaets op 't loffelijckst te stieren,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Haer ooghjes als een git, daerin de deftigheyd,Ga naar voetnoot145
[pagina 184]
[p. 184]
 
De deughd, de liefd', end' eer, so 't schijnt, begraven leydGa naar voetnoot146
 
Becingeld met een krans van dichte en smalle haerenGa naar voetnoot147
 
Daer by geen ebben houdt mach inde bruynte paren,Ga naar voetnoot148
 
Ontsielen schier den mensch, die haer met vlijt aensiet,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En 't lieffelijck genot van haer gesicht geniet.Ga naar voetnoot150
 
Haer voorhooft is het boeck, daer in men leest de gaven
 
Dien in haer eel gemoet, Lofwaerdig zyn begraven,Ga naar voetnoot152
 
Haer poeselachtigh vel verheerlijckt met een bloos,
 
Haer wanghen alle beyd als met een roode roos:
155[regelnummer]
Haer mondje, wel gestelt, haer elpenbeenen tandenGa naar voetnoot155
 
Kleyn effen, gaeff en gladt, die schijnen Silv're randen.
 
En op haer lipjes sweeft soo honich-soeten douw,
 
Dat selfs Jupijn daer voor geen Nectar kiesen souw.Ga naar voetnoot158
 
Och dat ick d' ommetreck haers aengesichts affbeelden,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Ghy soud een werelt sien vol alderhande weelden,
 
En haer sneeuwitter hals daer sy dit hooft op swayt,Ga naar voetnoot161
 
Schijnt duydelijck wt een Albaster afgedrayt,Ga naar voetnoot162
 
In 't kort Natura schijnt met lijff en siel te hakenGa naar voetnoot163
 
Om haer in alle deughd en schoonheyd te volmaken.
165[regelnummer]
Nu dese Ionge Maeght, eel, deughdelijck, en schoon,
 
Had ick een Edelman, een brave Crijghshelds soon,
 
Voorsightigh toegevoeght, die wt de wetenschappenGa naar voetnoot167
 
(Gelijck Apollo doet) syn lusten schijnd te tappen:Ga naar voetnoot168
 
Ia die in alle kunst in 't minsten hem niet wijcktGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Maer beyd in jeughd, en deughd, en schoonheyd hem gelijck[t].Ga naar voetnoot170
 
Dies heb ick met geweld myn taye pees getogen,Ga naar voetnoot171
 
Waer van een Gulden Pijl is krachtelijck gevlogen,Ga naar voetnoot172
 
Daer med' ick (soo ick docht) troff 't hart van dese geestGa naar voetnoot173
 
En 't is Apollo juyst selfs in persoon geweest,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Die qualijck conende zyn oude kuyren laten,Ga naar voetnoot175
 
Stond op de selfde tijd by dese Nymph te praten,
[pagina 185]
[p. 185]
 
[115] En mids hy Arensma so, wonder wel geleeck,Ga naar voetnoot177
 
Kreegh hy voor Arensma oock onverhoeds de steeck.Ga naar voetnoot178
 
Dus quam het, dat hy was gansch buyten mijn vermoeden:Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Op dese Nymph verliefd daer ick mijn niet voor hoeden:Ga naar voetnoot180
 
Maer doen ick sagh dat ick in 't schieten had gefaeld,
 
Hervatten ick mijn boogh, en heb doe niet gedwaeld,Ga naar voetnoot182
 
Maer trof de Harten van dees liefkens alle beyde,
 
En trachten voorts met een de schoone Nymph te leydenGa naar voetnoot184
185[regelnummer]
Met list van Phebi min waer toe ick dese reen,Ga naar voetnoot185
 
Gebruyckten op een tijd als ick haer vond alleenGa naar voetnoot186
 
Beleefde Iuffrou, in wiens liefelijcke oogenGa naar voetnoot187
 
De onbevleckte deughd schynd metter woon gevlogen.Ga naar voetnoot188
 
Hoe lange sult ghy hem, die u so seer besind,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Noch houden inde pyn? noch laten onbemind?
 
Of schept ghy u geneughd in sulcken een te plagenGa naar voetnoot191
 
Die door sijn deughden sou Minerva selfs behagen?Ga naar voetnoot192
 
Dien de Natura heeft geheel volmaeckt, ey spreeckt,
 
Wat eyscht ghy van een man dat dese man ontbreeckt?Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
't Sy dat hy volgen wil syn vrome Vaders sporenGa naar voetnoot195
 
Die als een tweeden Mars scheen tot de krijgh geboren,
 
Die nimmer doock van vrees: maer altijd steegh om hoogh,
 
En (als den Arend doet) veer boven d' andre vloogh.
 
Laet dat so mennigh strijd, laet Vlaendren dat getuyghen,
200[regelnummer]
Daer hy, als Capiteyn de troupen wist te buyghenGa naar voetnoot200
 
Van 's vyands krachtigh Heyr: alwaer hy onversaeght
 
Tot dienste van het land sijn leven heeft gewaeght,
 
En naer dat hy veel roem had loffelijck verwurven,Ga naar voetnoot203
 
So inde ste'en als 't veld, is Capiteyn gesturven.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Of so hy sijn Grootvaer of overgrootvaer trachtGa naar voetnoot205
 
Te volgen tot een roem en lof van zijn geslacht,Ga naar voetnoot206
 
Die in geleertheyts gaeff soo hebben uytgesteecken,Ga naar voetnoot207
 
Van hare wetenschap en overgroote geestGa naar voetnoot208
[pagina 186]
[p. 186]
 
Raedtsheeren van het Hoff van Frieslandt zijn geweest.
210[regelnummer]
O Loffelijcke Stam! daer d' een dus nae den anderGa naar voetnoot210
 
In waerdigheden volght, ja daer sy nau malkander
 
Verwachten in waerdy van Ampten te bekleen.Ga naar voetnoot212
 
So, segh ick, daer u lief zyn lust uyt schept alleen,Ga naar voetnoot213
 
Hy is daer toe bequaem, want hy de steyle trappen
215[regelnummer]
Met lust beklommen heeft der hooghe wetenschappen,
 
En de geleerdheyd is al syn voorneemste lust,Ga naar voetnoot216
 
De ledigheyd zyn pijn, en d' oefeningh zijn rust.
 
Besiet zijn ommegang, bemerckt sijn brave zeden,Ga naar voetnoot217
 
Sijn goedertieren aerd, het vloeyen van zijn redenGa naar voetnoot219
220[regelnummer]
In Talen veelderley, zijn deughdelijck gemoet,Ga naar voetnoot220
 
Dat, als een Diamant in 't Goud, hem blincken doet.
 
Wat seght ghy van zijn le'en? wat seght ghy van zijn wesen?Ga naar voetnoot222
 
Wat seght ghy van zijn ieughd? in alles uytgelesen.
 
Tot alle konst bequaem, tot alle deughd gereet,
225[regelnummer]
In 't kort, wat is in hem daer ghy een dat op weet?Ga naar voetnoot225
 
En dat hy door u leeft, en sonder u moet sterven,
 
Daer soud ick voor te pand myn Godheyd setten derven,Ga naar voetnoot227
 
En waer het dan niet schaed (seght Edele Iuffrou!)Ga naar voetnoot228
 
Dat sulcken Iongman door u toedoen sterven sou?
230[regelnummer]
Die u so seer bemind, en die u so sal dienen,
 
Dat ghy in 't Paradijs te wesen u sult mienen.Ga naar voetnoot231
 
Of prent ghy Phoebi min so vast in u gedacht,
 
Die staeg uyt-huysigh is en altyd op de jacht,Ga naar voetnoot233
 
Wat vreughd ist voor een maeghd met sulken man te leven,
235[regelnummer]
Dus laet sijn liefde staen, wilt my het Iae-woord geven,Ga naar voetnoot235
 
Op dat ick Arensma mach helpen uyt de pijn,Ga naar voetnoot236
 
En doen u beyden een, en eens van sinnen zyn.Ga naar voetnoot237
 
Sy weygerden my wat met krachteloose reden.Ga naar voetnoot238
 
Want Vrou-luy willen doch gemeenlijck zyn gebeden:Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Maer namaels heeft sy my het Ia-woord toegeseght,Ga naar voetnoot240
[pagina 187]
[p. 187]
 
En ick heb haer te saem door vaste liefd gehecht.
 
Den Hemel laet haer so veel vreughds te saem verwervenGa naar voetnoot242
 
Als ick Apollo toewensch vrolijckheyts te derven,Ga naar voetnoot243
 
Maer dat noch 't aldermeest is, Phoebo tot een spijt,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Juyst op een Sonnedagh, die hem is toegewijdt,
 
Sal zijn haer Bruydt-lofs-Feest, om zijn verdriet te meeren,Ga naar voetnoot246
 
Dus dicht dit lieve paer een Bruyd-lofs dicht ter eeren.Ga naar voetnoot247
 
Waer in ghy 't al verhaeld, dat ick u hier verhael.Ga naar voetnoot248
 
Wel (seyd ick) arge schalck, hoe weet ghy 't altemaelGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
So net te leggen uyt? ghy plecht niet aen het seggen,Ga naar voetnoot250
 
Maer aen het doen weel eer u tijd te kost te leggen.Ga naar voetnoot251
 
Waerop doe wederom het dubbeld-loose kind,Ga naar voetnoot252
 
Minerva heeft op 't hooghst dees Edelman besindGa naar voetnoot253
 
Om zijn geleerdheyds wil, die heeft my dese lesseGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
Doen daeghlijcks seggen op een mael vijf ofte sesse.Ga naar voetnoot255
 
[116] So dat ick die so vast ken als myn eyghen naem.Ga naar voetnoot256
 
Hier me vaert wel, tot dat wy komen weer te saem.Ga naar voetnoot257
 
Mits vloogh Cupido deur, en ick begon te schryvenGa naar voetnoot258
 
't Geen hy my had geseyd, op dat het mochte blyven
260[regelnummer]
In mijn gedachtenis. Wel dan geseghend Paer,Ga naar voetnoot260
 
Ick wensch u so veel vreughds en vrolijckheyds te gaer,
 
Als Starren aen de Locht, als Grasen op de velden,Ga naar voetnoot262
 
En Zanden zyn in Zee, die nimmer yemand telden,Ga naar voetnoot263
 
En dat de soete vreughd, daer ghy nu in begindGa naar voetnoot264
265[regelnummer]
Mach duren tot de dood uws levens loop verslind.Ga naar voetnoot265
voetnoot*
Gysbertus van Arentsma, grietman van Dantumadeel, zoon van Arent, kapitein, huwde in 1619 (drie proclamaties op 12, 19 en 26 dec.) te Leeuwarden met Catharina van Walta.
voetnoot1
al-eer: voordat.
voetnoot3
Koetse: leger(stede); duystere: donkere.
voetnoot5
self de Dageraed: de dageraad zelf.
voetnoot8
aen te vaerden: te aanvaarden, te beginnen, aan te vangen.
voetnoot9
gaf: begaf.
voetnoot10
recht: rechtuit; na: naar; daermen: waar men.
voetnoot11
gegangen: gelopen.
voetnoot12
bejegende my: kwam mij tegen; voort: dadelijk; bolle: mollige; feyntje: ventje, kereltje.
voetnoot16
dus: zo; bly-geestigh: blij van geest.
voetnoot17
ontmoet: overkomen.
voetnoot18
kitteld: prikkelt.
voetnoot19
u neder stellen: gaan zitten.
voetnoot21
onbewust: onbekend.
voetnoot22
verbeten: gebeten; nau: nauwelijks; wicken: wegen, dragen; ken: kan.
voetnoot23
vermits: daar; schicht: pijl.
voetnoot26
erdencken: uitdenken, bedenken.
voetnoot28
ontboden: laten weten.
voetnoot30
op een nieu: opnieuw, eens; versot: verliefd.
voetnoot31
in: over.
voetnoot32
van stonden aen: onmiddellijk.
voetnoot34
toerts: toorts.
voetnoot35
't wolckige gewulf: bewolkte (hemel) gewelf.
voetnoot36
wijltjen: ogenblik.
voetnoot38
pracht: pralerij.
voetnoot40
vermits: vanwege; veer: ver.
voetnoot41
al getiers: niet een drukte.
voetnoot43
omcingelden: omringden, omgaven; stadige: vaste.
voetnoot44
begosten: begonnen.
voetnoot45
de syn: het zijne.
voetnoot47
swoegen: diep ademhalen.
voetnoot48
vyer: vuur; flux: voortvarend.
voetnoot50
blaeck'ren: stralen.
voetnoot51
dus gerust: zo uitgerust; yligh: ijlings, snel.
voetnoot52
schichtigh: pijlsnel; wierd: werd.
voetnoot54
roeren: (aan)roeren, bereiken; blast: geblaas.
voetnoot57
bralden: schalden, schreeuwden; locht: lucht; overluyt: heel luid.
voetnoot60
bevocht: bevochtigd.
voetnoot61
reuck: geur.
voetnoot63
reckten soo voort an: rukte, snelde zo verder vooruit.
te gemoete: tegemoet, bij de ontmoeting.
voetnoot64
soete: liefelijke.
voetnoot65
moght: kon.
voetnoot67
selfs: zelf; bedaerden: beheerste, intoomde.
voetnoot68
schorten op: inhield.
voetnoot69
stampende aen een kant: op zij stampen.
voetnoot70
haer: hun; brandt: gloed.
voetnoot72
in een oogenblick: ogenblikkelijk.
voetnoot73
op het schoonst: zo schoon mogelijk; hiel stal: hield stil.
voetnoot74
recht: vlak; walt: woud, bos; aen: bij.
voetnoot75
een reys: eens.
voetnoot76
haer vermeyden: zich vermeien.
voetnoot77
wiens: wier; gelaet: houding, doen en laten; wesen: gelaat; gesicht: blik.
voetnoot81
vleys: vlees.
voetnoot82
op schort: inhoud.
voetnoot83
myn Godheyd: mijn Goddelijkheid, mij als god; vermaken: verheugen.
voetnoot84
uwe minne: mijn liefde voor u.
voetnoot86
beeldenis na 't leven: afbeelding naar het leven.
voetnoot87
fatale: lot aankondigende.
voetnoot88
geschickt: beschikt; aendachtigh: innig.
voetnoot92
geseggen: raden.
voetnoot94
uws gelijck: aan u gelijk.
voetnoot100
vieren: eren; staet-iuffrouwen: hofdames.
voetnoot103
bekoren: verleiden, overhalen.
voetnoot106
u liefde: de liefde voor u.
voetnoot109
had: was.
voetnoot110
had uit r. 109 bij gehaeld; met wil of dwang: goedschiks of kwaadschiks.
voetnoot111
hem quam inde sin: het schoot hem te binnen; ontvluchten: ontvluchtte.
voetnoot113
dies: daarom; sorghden: vreesde; beboert: voor de mal gehouden.
voetnoot115
lachten: lachte; dan: want; ongenucht: verdriet, leed.
voetnoot116
kluchten: vermaak.
voetnoot117
en sagh: zag; soo haest niet: nauwelijks.
voetnoot119
klucht: grap; cander: kan er.
voetnoot120
schicking: beschikking.
voetnoot122
zeylsteen: magneet.
voetnoot124
reden: conversatie, woorden.
voetnoot126
welks voortreffelijkheden hier naar mijn mening niet behoeven te worden uiteengezet.
voetnoot127
vermids: daar.
voetnoot128
al sweegh schoon al de Werlt: al zou ook de gehele wereld zwijgen; doen blijcken: bewijzen.
voetnoot129
op het hoogst: ten zeerste.
voetnoot130
staet-sucht: heerszucht; beslommerd: verontrust.
voetnoot131
het zyns: het zijne; vernoeght: tevreden.
voetnoot132
grootsicheden: trots.
voetnoot133
benaerstight: beijverd.
voetnoot134
voesteren: op te voeden.
meugd: kunt.
voetnoot136
qualijck: moeilijk; voor den dagh brengen: voortbrengen.
voetnoot137
betonende: tonende.
voetnoot138
is gedaeld: afstamt.
voetnoot139
dat: gesteld dat, als; welgestelde: welgevormde.
voetnoot142
gedaen: besteed.
voetnoot143
wesen princelijck: vorstelijk gelaat; geestige: bevallige.
voetnoot144
op 't loffelijckst: zo voortreffelijk mogelijk; stieren: beheersen.
voetnoot145
een git: git; deftigheyd: ernst.
voetnoot146
leyd: ligt.
voetnoot147
becingeld: omgeven; smalle: fijne.
voetnoot148
daer by: waarmee; mach: kan; inde bruynte: wat donkerte betreft; paren: vergeleken worden.
voetnoot149
ontsielen: ontnemen de ziel aan; schier: bijna; met vlijt: lang.
voetnoot150
haer gesicht: haar te zien.
voetnoot152
eel: edel; lofwaerdig: voortreffelijk, hoort bij ‘gaven’ (r. 151).
voetnoot155
elpenbeenen: ivoren.
voetnoot158
voor: boven.
voetnoot159
dat: gesteld dat, als.
voetnoot161
sneeuwitter: sneeuwwitte; swayt: beweegt.
voetnoot162
een Albaster: stuk marmer; afgedrayt: gedraaid, gebeeldhouwd.
voetnoot163
te haken: er naar te streven.
voetnoot167
voorsichtigh: met vooruitziende blik.
voetnoot168
lusten: genoegen; tappen: halen.
voetnoot169
in 't minsten niet: niet in 't minst, in 't geheel niet; hem wijckt: voor hem (Apollo) onderdoet.
voetnoot170
beyd ... en: zowel ... als; in: wat betreft.
voetnoot171
geweld: kracht; getogen: aangehaald.
voetnoot172
krachtelijck: met vaart.
voetnoot173
geest: persoon.
voetnoot174
Apollo juyst selfs: precies A. zelf.
voetnoot175
qualijck: moeilijk; conende: kunnend.
voetnoot177
wonder wel: zeer.
voetnoot178
voor: in plaats van; steeck: prik (v.d. pijl).
voetnoot179
gansch buyten mijn vermoeden: terwijl ik er niets van vermoedde.
voetnoot180
hoeden: hoedde, in acht nam.
voetnoot182
hervatten: vatte ik opnieuw op; gedwaeld: gemist.
voetnoot184
voorts: verder; met een: dadelijk.
voetnoot185
reen: woorden.
voetnoot186
als: toen.
voetnoot187
wiens: wier.
voetnoot188
metter woon: om er te blijven.
voetnoot189
besind: liefheeft.
voetnoot191
sulcken een: zo iemand.
voetnoot192
selfs: zelf.
voetnoot194
eyscht: verlangt.
voetnoot195
vrome: dappere.
voetnoot200
buyghen: doen deinzen.
voetnoot203
naer dat: nadat.
voetnoot204
so ... als: zowel ... als; Capiteyn: als kapitein.
voetnoot205
so: zij het dat (sluit aan bij ‘'t sy’ uit r. 195).
voetnoot206
tot een roem: tot roem.
voetnoot207
gaeff: gave; uytgesteecken: uitgemunt.
voetnoot208
van: vanwege; hare: hun; overgroote: zeer grote.
voetnoot210
nae ... volght: navolgt.
voetnoot212
(malkander) verwachten: voor elkander onderdoen; waerdy: waarde, verdienste.
voetnoot213
daer ... uyt ... alleen: alleen daarin.
voetnoot216
al: wel.
voetnoot217
brave zeden: edele manieren.
voetnoot219
reden: woorden, conversatie.
voetnoot220
deughdelijck: deugdzaam.
voetnoot222
wesen: gelaat.
voetnoot225
daer ghy een dat op weet: waar gij ook maar dát op weet te zeggen.
voetnoot227
Godheyd: Goddelijkheid, Godzijn; setten derven: durven zetten.
voetnoot228
schaed: jammer; Iuffrou: jonkvrouw.
voetnoot231
te wesen u sult mienen: zult menen dat ge zijt.
voetnoot233
staeg: altijd; op de jacht: naar vrouwen n.l.
voetnoot235
laet staen: zie af van.
voetnoot236
mach: kan.
voetnoot237
eens van zinnen: eensgezind.
voetnoot238
weygerde: verzette zich tegen; reden: woorden.
voetnoot239
vrouw-luy: vrouwen; gemeenlijck: gewoonlijk; gebeden: gesmeekt.
voetnoot240
namaels: nadien.
voetnoot242
laet: late; haer: hen.
voetnoot243
derven: missen.
voetnoot244
dat: wat.
voetnoot246
meeren: vermeerderen.
voetnoot247
dit lieve paer ... ter eeren: ter ere van dit lieve paar.
voetnoot248
't al: alles.
voetnoot249
arge schalck: boosaardige deugniet.
voetnoot250
net: netjes, precies; plecht: placht.
voetnoot251
weel eer: veeleer, eerder; te kost te leggen: te besteden.
voetnoot252
waerop: waarna; dubbeld-loose: dubbel-listige, doortrapte.
voetnoot253
heeft ... besind: heeft lief; op 't hooghst: zoveel als mogelijk is, zeer.
voetnoot254
om ... wil: terwille van, vanwege.
voetnoot255
een mael vijf ofte sesse: wel 5 of 6 maal
voetnoot256
vast: goed.
voetnoot257
hier me: en nu.
voetnoot258
mits: inmiddels; deur: er van door.
voetnoot260
gedachtenis: geheugen.
voetnoot262
starren: sterren; Locht: lucht; grasen: grashalmen.
voetnoot263
zanden: zandkorrels; telden: geteld heeft.
voetnoot264
daer ... in: waar ... mede.
voetnoot265
verslind: beëindigt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken