Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten (1820)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten
Afbeelding van GedichtenToon afbeelding van titelpagina van Gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten

(1820)–A.C.W. Staring–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

Jamben.

[pagina 140]
[p. 140]
 
- sanctum nihil est -
 
Non matrona laris, non filia virgo.
 
 
 
Juvenalis.
[pagina 141]
[p. 141]

Jamben.

 
Hoe staat gij dus, Geregtigheid, en huwt,
 
Aan ons gelijk, den blinddoek met het zwaard!
 
Gij straft den man, die, van 't Geweld vertreên,
 
Zich door een gifkelk wreekt; en, zie, gij spaart
 
Den booswicht, die, uit moedwil, zielen moordt!
 
Die de Ontucht voor 't jonkvrouwlijk oog vertoont,
 
In 't schemerlicht der Dubbelzinnigheid,
 
Dien spaart gij! Hij heeft meer dan gifgemengd!
 
Eer 't Vaderland den zwier van uitheemsch volk
 
Voor eigen zeden koos; toen blijder jeugd,
 
Bij rondgezang en dansen, wars van kunst,
 
Nog kortswijl vond; toen eerbre vrijheid nog
 
Den jongling kluisterde aan een maagdenrij,
 
Waar tusschen gulle Vreugd, als speelnoot, zat;
 
Toen schond geen koene hand de leliekroon,
 
Die de Onschuld sierde! Nu heeft pronkende Ernst
[pagina 142]
[p. 142]
 
Den stoel der Blijdschap in. Zij zit en schudt
 
Haar kaartspel vaakrig door; of staart, bedwelmd,
 
Als de eerste steenworp, aan de dobbelbank
 
Haar geldhoop slecht. Die strijd behaag' den Man!
 
De Jongling, die alleen het goud waardeert,
 
Wanneer 't hem faalt; die vreugd bejaagt, geen winst;
 
Vliedt morrend weg van al te laf een spijs,
 
Bij hooger kringen voor hem toegerigt.
 
Hij zoekt verzadiging, waar ruw Vermaak,
 
In lage sferen, om haar wijnkruik tiert.
 
Hij zoekt, en vindt! Maar 't is het voedsel niet,
 
Dat beetre menschheid past! Hij keert van daar,
 
Ontadeld, naar den geest. Door vuile scherts
 
Aan oor en hart bedorven, aarzelt hij,
 
Ten man gewassen, naar dien stand terug,
 
Dien hij uit walg verliet, uit dwang herneemt.
 
 
 
Nu werpt zijn Boert, aan grof gemeen zoo vaak
 
Te afzigtig naakt vertoond, op 't nieuw tooneel
 
Een sluijer om, het Coïsch floers gelijk,
 
Dun voor den tast geweven, ijl voor 't oog!
[pagina 143]
[p. 143]
 
Met lippen, dorgeschroeid van heilloos vuur,
 
Verschijnt de Onwaardige! Zij jaagt heur aâm
 
Der Kuischheid in het glorend aangezigt;
 
Zij kittelt stout hare ongeraakte leên;
 
En houdt niet op, dan als de leste roos
 
Der schaamt', tot asch gezengd, op 't aanzigt bleekt -
 
Het leste strafwoord der Gevoeligheid
 
Stikt in vergevend lagchen!
 
Poos, mijn Zang!
 
Ai, poos hier! Laat mij treuren op een graf,
 
Waarbij Gods Englen weenend naast mij staan:
 
Op 't graf der Onschuld!
 
Ja! 't bederf ging uit
 
Van u, Verdoolden! Maar van Dezen ook,
 
Die een ligtzinnig Volk, met handgeklap,
 
Den wijsgeerstitel, en den lauwer schonk!
 
 
 
Zij noemen Tucht een roest van plomper eeuw;
 
Den blos der Schaamte een lokaas, voorgezet
 
Aan de Onervarenheid. Als Philips Zoon,
 
In 't veeg Persepolis, zoo slingren zij
 
Ontstoken fakkels rond! De vlam gaat op!
[pagina 144]
[p. 144]
 
De pijlers, die 't geluk van duizenden
 
Door wendende eeuwen schraagden, staan in gloed!
 
 
 
Ontvangt het licht, die nog in 't duister tast;
 
Die min en vriendschap, in een teedre ziel,
 
Te zamen smolt! Gij, die den eed der trouw
 
Een' gade toezwoert, en 't gezwoome houdt,
 
Ziet heller, bij den brand, door hen gesticht!
 
 
 
‘Werpt af uw ketens! Vrijheid zij de leus!
 
Bedriegt, en wordt bedrogen. Wekt het hart,
 
Waar 't ergens in een blanken boezem slaapt.
 
De man, die stout met woorden spelen durft,
 
Vindt geen Lucretia's! Verbeelding is 't,
 
Die u den weg ter zege banen zal.
 
Help háár aan 't hollen; en verrasch uw buit!’
 
 
 
Zoo leeren zij! Hoe zwaar klaagt Dezen ook
 
Uw wreevle schennis aan, o Eerbaarheid!
 
Een basterdkroost haalt lessen in hun school,
 
En acht zich vroeggerijpt, als 't maagdlijk schoon
 
Niet meer zijn eerbied, slechts zijn togten wekt.
[pagina 145]
[p. 145]
 
Nog baardloos treedt een jonge GrammontGa naar voetnoot(*) op,
 
Vol zelfvertrouwen. Spits van oor, zoo ras
 
Een argvrij hart zich jokkend hooren laat,
 
Vangt hij elk vlugtig woord, en kaatst het weêr,
 
Bestempeld door den geest, die in hem woont.
 
 
 
't Geliefkoosd doel van zijn verguizing is
 
Een moeder, bij wier naadren de achtbre schaar
 
Der grijzen oprijst.
 
Kracht, vermaken, rust...
 
Zij had het alles voor haar dochter veil!
 
Heur dag was ééne lange zorg; heur nacht
 
Werd vaak in angsten, in gebed, doorwaakt!
 
Zoo kweekte zij, van God gezien, de spruit,
 
In 't luw' des huisdaks, tot zij bloeisel gaf
 
En vruchten, Edens velden waard!
 
Maar hij -
 
Hij acht het niet! Zijn wuftheid smaadt
 
Het heilig offer, dat een moeder bragt!
 
Hij fluistert spottend zijn geleend vernuft
[pagina 146]
[p. 146]
 
Der jonkvrouw toe. Hij maalt, met ligten trek,
 
Haar nagepeinzen dartle beelden voor!
 
 
 
En gij, te werelooze, duldt dien hoon?
 
Laat eedle gramschap, en geen schaamte alleen,
 
Uw wangen verwen! Is uw binnenst rein?
 
De spiegel van uw ziel nog onbezwalkt?
 
Zoo wandelt gij, omstraald van hemelglans!
 
Wie is hij, die, uws ondanks, in den kreits
 
Waagt door te dringen? Onschuld, duld het niet!
 
Hef op die oogen, die ter aarde zien!
 
Hef op die oogen! Voor hun fieren blik
 
Verzinkt de Lafaard in zijn nietigheid!

1790.

voetnoot(*)
Hamiltons Mémoires du Comte de Grammont zijn algemeen bekend.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken