Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ruisend valt het graan (1995)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ruisend valt het graan
Afbeelding van Ruisend valt het graanToon afbeelding van titelpagina van Ruisend valt het graan

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

Scans (2.86 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Editeur

Hanna Stouten



Genre

proza
poëzie

Subgenre

bloemlezing


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ruisend valt het graan

(1995)–A.C.W. Staring–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

4 Jaromir gewrokenaant.

 
't Werd geeuwen links en rechts! en de arme Jaromir,
 
op dit signaal, moest half gejaagd gaan dwalen
 
om over de Apennijn driehonderd mijl van hier
 
pardon bij Sint-Michiel te halen.
 
 
5[regelnummer]
'k Zeg over de Apennijn! van bee- tot bedehuis
 
laverend, vaak in 't scherpe keizelgruis
 
een bloedig merk met naakte voetzool drukkend,
 
vaak afgemarteld, onder 't kruis
 
van honger, koude of hitte bukkend.
 
 
10[regelnummer]
Dat zeg ik! en mijn vraag is nu:
 
gesteld eens, vrienden, dat ik u
 
niets meer van onze man berichtte?
 
Dat ik de lelijkerd, die zo veel onheil stichtte -
 
de klepelsmijter! - de verleider! - zonder iet
15[regelnummer]
wat naar correctie leek victorie pauken liet?
 
Kon dat misschien ontknoping heten?
 
was dat het recht bediend naar 't wetboek der poëten?
 
Gij stemt mij toe: dat kón - dat wás het niet!
 
en, praat ik weder, zulks aan keuvelzucht te wijten
20[regelnummer]
misbillijkt gij: van 't geen mij dubble plicht gebiedt,
 
moet ik mij blijkbaar pratend kwijten.
 
 
 
Daar waar Garganus bergkruin ziet
 
naar 't golvend zuid, geviel 't voor lange jaren
 
Michiel, de Archangel, zich een heilig te verklaren.
25[regelnummer]
't Luidt vreemd; maar voor degeen wie 't aan geloof ontbreekt
 
bestaat de grot waaruit de heilig spreekt -
 
eertijds ten minste sprak! als nu voor 's pelgrims oren.
 
De schuldvergiff'nis na de boete zich liet horen.
[pagina 43]
[p. 43]
 
Zij galmde nog door 't vreeverkondend hol
30[regelnummer]
toen, om 't mirakel te voltooien,
 
de fletse wang des boetlings eenslags bol
 
en rood werd als voorheen; zijn buik weer uit de plooien
 
ten statelijken cirkel zwol.
 
 
 
Hij keert dus maar volhardt, uit deemoed, in 't voeteren,
35[regelnummer]
en stapt hij ook om zijn herkregen vet
 
niet, roekloos, weer door zweten te verteren
 
met priesterlijk bedaarde wandeltred
 
toch daagt te zijner tijd de stompgedakte toren
 
van 't stadje op, waar thans
40[regelnummer]
een onverwelkbre lauwerkrans
 
zijn schedel toeft die daar tevoren
 
een bluts ontving.
 
Doch eer hij verder stapt, is 't nodig dat wij horen
 
wat aan dien oord sinds hij ter beevaart ging
45[regelnummer]
sjeur Tenterkwaad begon.
 
't Was straks na 't medevieren
 
der kerstnacht, op zijn wijs dat hij incognito
 
vermomd als katuil boven Lochem rond kwam zwieren.
 
 
 
't Hoog spaandak naast de kerk doorborend, loerde zo
 
zijn blik ten leste ook in een slaapstee. Die daar woelde -
50[regelnummer]
de kapelaan, gehuisd bij de ou' pastoor -
 
smeet, of een mierenschaar hem over 't lijf krioelde
 
zich onder diep gezucht van 't een op 't ander oor.
 
 
 
Wie had de schuld? De frisse Leonoor!
55[regelnummer]
doch zonder dat zij 't wist. De goe begijntjes noemden
 
het meisje zuster en beroemden,
 
van afgunst vrij, zich op de kostbre schat
 
die 't arm konvent in 't vlijtig kind bezat.
 
Maar wat haar binnensmuurs een eerkroon had geschonken
[pagina 44]
[p. 44]
60[regelnummer]
stond op de cedel der verdiensten niet gemeld
 
die onze kapelaan te klaar in de ogen blonken.
 
Hij had de non zelfs in verbeelding nooit verzeld
 
als haar de huisorde of de mater riep tot plichten
 
waarvoor straks eigen wil bij Leonoor moest zwichten,
65[regelnummer]
doch naarstig had hij ze uit zijn vliering-cel bespied
 
wen ze in de moestuin zich somwijlen kwam vertreden.
 
 
 
Was effen grijs heur dracht, haar bleek een dracht te kleden,
 
die 't zachte van heur blos onoverschitterd liet.
 
De zwarte keuveltimp, zich op heur voorhoofd krullend,
70[regelnummer]
verhief heur blank nog meer. Twee spelden (naar de wet,
 
door zuster Hill' - van kuif wat hóóg blond - ingezet),
 
heur bruine vlecht in lijnwaadsplooisel hullend,
 
verwekten spijt, maar 't schoon van Nora's voetjes won,
 
bij 't streng gebod dat hun de schoepronk van die dagen
75[regelnummer]
ontberen liet. En op die voetjes werd de non
 
zo zwevend licht daarheen gedragen
 
of ze, als 't gewed was, vliegen kon.
 
 
 
Steeds koortsiger nam uit zijn sterretoren
 
de vriend dit alles waar; ook klonk te middernacht
80[regelnummer]
hem weer, bij 't kerstgezang, die toverstem in de oren
 
waarmee het lieve kind elk hart in oproer bracht!
 
 
 
‘Ach, had geen beulenhand mijn schedel plat geschoren!
 
En stond mij 't vrijen vrij! en dat ik uit de borst
 
haar wat mij pijnigt klagen dorst! -
85[regelnummer]
dat zij, bewogen door mijn beden,
 
mij kroonde met haar gunst!’
 
Hier was het jammrend ‘ach’
 
des aanhefs ook het slot; en die naar onder zag
 
door 't steile huisdak, schiet, ontkatuild, naar beneden! -
[pagina 45]
[p. 45]
 
‘Help, heeroom, help!’ Eilaas, al 't helpen kwam te laat.
90[regelnummer]
De kapelaan blijft - overheerd door Tenterkwaad -
 
een voorwerp om in 't gasthuis te besteden!
 
 
 
Hij kruipt te negen uur de dekens preevlend uit.
 
Geen vaderonze, waar zijn mond zich mede ontsluit.
 
Hálf schijnt het de engelgroet; doch eer men 't voluit hore
95[regelnummer]
is 't beter doof te zijn! Maria groet hij niet,
 
maar ‘Ave, ave, Leonore!’
 
herhaalt hij tot gebrek aan asem 't hem verbiedt,
 
geknield voor 't venstertjen, dat in de moestuin ziet.
 
 
 
Ten laatste, hij kwam af; slof - slof; het hoofd gebogen
100[regelnummer]
alsof hij langs de berg naar diamanten zocht.
 
Leonoor, met licht bekleed, stond voor zijn brein; omtogen
 
met dichte nevel stond al 't andre voor zijn ogen.
 
Hoe luid een strafpreek op zijn oorvlies trommlen mocht,
 
doof bleef hij! slechts vernam zijn geest het stadig weemlen
105[regelnummer]
van 't kerstnachtlied dat hem verrukt deed heemlen.
 
En 't kluchtspel dus vertoond was niet meteen gedaan.
 
Zijn kwaal liet door reliek noch klysma zich verjagen!
 
Zelfs teelde 't voorjaar nog bij de oude nieuwe plagen.
 
 
 
De buurten rond zwierf thans de kapelaan -
110[regelnummer]
keek stijf in zijn brevier - en hief een deuntjen aan:
 
‘Leonoret, schoon rozekijn,’ begon het.
 
Wanneer 't een jongenstroep, van ver hem nagegaan,
 
mee blaarde, zijn crescendo won het
 
en zong 't alleen ten einde - tot de dag
115[regelnummer]
dat Jaromir hem hoorde en zag.
 
 
 
Straks werd hij stom! en hukkende in de struiken
 
dacht hij de naadrende als het hoen de wouw te ontduiken.
 
Bedrogen hoop! 't instinct, gescherpt door wraaklust, had
[pagina 46]
[p. 46]
 
de pelgrim reeds gediend! Het leidt rechtweegs zijn schreden
120[regelnummer]
naar 't bosje; en wáárom hem met sidderende leden
 
de liedjeszanger tegentrad? -
 
die in hem siddert heeft den aanvang reeds vernomen
 
van de onweerstaanbre ban! de ban die hij ontkwam
 
toen hij zijn vlucht door Zutphens kerkmuur nam
125[regelnummer]
doch in dit uur niet zou ontkomen!
 
 
 
Het machtig formulier werd dus van woord tot woord
 
al tandeknersend door de booswicht aangehoord;
 
en, uit de kapelaan met huid en haar geweken,
 
steeg hij (afschuwlijk in zijn helgestalt') naar 't hoog,
130[regelnummer]
toen dáár de schildwacht Sint-Michiel hem tegenvloog!
 
Plots heeft de luchtreis uit; zijn spierkracht is bezweken;
 
hij tuimelt neer en boort nu, 't hoofd omlaag, in de aard.
 
Maar de exorcist, die hier de pas bewaart,
 
grijpt toe; houdt bij de slingerstaart
135[regelnummer]
het halve lijf terug; en 't koord dat om 's mans lenden
 
geknoopt hangt, weet zijn vuist kastijdend aan te wenden
 
met zulk een klem als nimmer mensenvlees
 
verduren moest van knoet of bullepees.
 
 
 
De lijder slaat, zijn molgat in, aan 't huilen
140[regelnummer]
dat de antipoden zich ontzetten! dat de zuilen
 
van 't Pandemonium als zwakke rieten staan
 
te beven. Jaromir geeft weinig om dat piepen!
 
Vergeefs vangt klauw en horen staag weer aan
 
met wroeten om de weg naar 't onderaards te diepen!
145[regelnummer]
De pestkwalm van de schreeuwer uitgegaan
 
spreidt vruchtloos een bedrieglijk duister;
 
geen slag die misvalt van tweehonderd welgeteld,
 
waarmee bediend de guit werd vrijgesteld.
[pagina 47]
[p. 47]
 
Zó stapt de pater overstraald van zegeluister
150[regelnummer]
door Lochems poort! Zó lag voor onze held
 
zijn trotse weerpartij geveld!
 
 
 
De strafplaats heet van die dag af tot deze
 
naar dat gestaarte deel waarop het gordeltouw
 
de wraak van Jaromir in striemen gaf te lezen.
 
 
155[regelnummer]
‘En nu de Kapelaan.? -’ Die keek sinds naar geen vrouw
 
of 't moest een bes van tachtig wezen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken