Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rook in het hoofd (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rook in het hoofd
Afbeelding van Rook in het hoofdToon afbeelding van titelpagina van Rook in het hoofd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (19.23 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rook in het hoofd

(1964)–Kees Stempels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Olga

[pagina 47]
[p. 47]

I / (Flim)

De klok op de schoorsteenmantel - een erfstuk op drie balvormige pootjes, het vierde is zoek - laat twaalf iele pingeltjes horen. Flim staat voor het raam en kijkt naar het rode schijnsel boven de stad. Een torenklok, dichtbij, geeft twaalf harde slagen, een torenklok veraf twaalf zachte. Twee minuten stilte en dan loeit een fabriekssirene, geaccompagneerd door een zwak Wilhelmus uit een naburige flat. Ten slotte maakt een derde torenklok het met twaalf galmende slagen definitief middernacht.

Flim kijkt naar het flatgebouw aan de overkant en constateert dat er nog twee lampen branden, alsmede een zwak lichtje. Hij trekt zijn schoenen uit en schuift op zijn sokken door de gang om aan de deur van de kinderkamer te luisteren. Geen geluid. Ook aan de deur van de echtelijke slaapkamer valt niets te vernemen. Met een huppelpasje gaat Flim terug naar de woonkamer. Hij heeft twee vrije uren voor de boeg; hij kan doen waarin hij zin heeft, maar heeft helaas nergens zin in.

Hij port behoedzaam in de haard, steekt een pijp op en zet een raam open om de stank uit te laten. Buiten scheurt een onbehouwen bromfietser voorbij. Een hond diep in het flatgebouw protesteert met doordringend geblaf.

Flim schuift zijn fauteuil naar de haard en laat zich erin zakken met de benen over een armleuning. Het mag niet van Netty, maar ze slaapt nu. De fauteuil is een kolossaal misbaksel, gekocht op aandringen van Netty die er een pronkstuk in ziet, een gestoffeerd statussymbool.

Terwijl Flim in het vuur kijkt en aan zijn pijp zuigt, bedenkt hij dat het een geschikt tijdstip is om in de kelder in oude paperassen te neuzen. Wel is het een bezwaar dat hij dan zijn schoenen weer moet aantrekken, maar nee, hij kan zijn pantoffels wel aanschieten. Netty keurt het niet goed dat hij zich buiten de intimiteit van de woning op pantof-

[pagina 48]
[p. 48]

fels vertoont, doch zij slaapt en bovendien zal hij op dit uur niemand op de galerij ontmoeten.

Er waait een kille wind over de galerij, doch deze belet Flim niet, voordat hij de deur naar het trappenhuis opent, de tijd te nemen om over de stad uit te kijken. Dichtbij, boven de hoedenwinkel, brandt nog licht - mensen die altijd laat naar bed gaan. Verder weg, half zichtbaar boven de huizen, een neonreclame. Op de achtergrond, bij het silhouet van de schoorstenen van de gasfabriek, enkele bewegende lichtpuntjes van rijdende kranen.

Flim drukt op het knopje van de lift. Gewoonlijk rent hij de trappen af om niet op de lift te hoeven wachten, maar hij wil zich het genoegen van een extra lange tocht met de lift - niet naar de begane grond, maar een paar meter verder, naar de kelder - niet laten ontgaan.

De tijdschakelaar van de kelderverlichting is als steeds defect en Flim scharrelt in het donker, omring door klokkende en zoemende geluiden - van waterleidingbuizen, van koelinstallaties van de winkels? - naar zijn eigen stukje van de kelder. Hij is de sleutel niet vergeten en knipt het licht aan.

 

Eens had Flim van deze kelder een ‘studeercel’ willen maken, waar hij had kunnen lezen en schrijven te midden van timmergereedschap, blikjes en potjes met spijkers, schroeven, ringetjes en gordijnhaakjes, twee spinnen - een grote en een kleintje - en een oude fiets - goed voor later als de kinderen groter zijn. De kelder was gemeubileerd met een schrijfbureau van gammele constructie, een wormstekige stoel met keiharde zitting en een wrak leunstoeltje met gesprongen veren en half vergaan singelband. Ondanks deze voor Flim ideale inrichting was het plan niet doorgegaan. Het keldertje was vochtig en niet doelmatig te verwarmen, en als Flim er 's avonds zou zijn gaan zitten, zou Netty bezwaar hebben gemaakt. Even had Flim overwo-

[pagina 49]
[p. 49]

gen er zich dan maar 's morgens voor dag en dauw terug te trekken, maar 's morgens was hij niet in de juiste stemming.

Daarna was er het plan geweest in de echtelijke slaapkamer een schrijftafeltje te plaatsen om daaraan 's avonds te werken, maar ook dat stuitte af op Netty's onwil alleen te zitten. Bovendien zou ze hem steeds hebben gestoord.

Ten slotte had Flim voorgesteld dat hij een paar uur zou studeren als Netty naar bed was; die studie zou nodig zijn voor de elasticiteit van zijn geest en - dat gaf de doorslag - voor zijn carrière. Vakliteratuur doornemen, nieuwe ontwikkelingen volgen, notities maken, enzovoort. Het klonk overtuigend en leverde een gelukkig compromis op: Netty kon vroeg naar bed als ze moe was van de kinderen en Flim kon ongestoord ‘werken’ en lag 's morgens geen uren meer wakker voor de wekker afliep. In bed had Netty niet zo erg vaak behoefte aan Flims aanwezigheid.

 

Het is inmiddels al bijna half een, maar Flim heeft gevonden wat hij zocht: een foto. Deze foto is genomen in een of andere kroeg en toont onder meer de beeltenis van Flim in eigen persoon, met een bleek en mager hoofd. Hij houdt een glas in de hand. De linker helft van het beeldvlak is grotendeels gevuld door een zelfbewuste man met een kalende schedel waarin priemende oogjes steken. Ook hij houdt een glas in de hand - een nietig glas in zo'n grote hand. Achter hem, slechts gedeeltelijk zichtbaar, een bevriende kelner die er ook op moest. (Flim herinnert zich dat de man placht te groeten met ‘Goedenavond gezelschap’.) Iets rechts van het midden prijkt een komieke figuur met een eigenwijs brilletje en geplakte haren, een figuur die studentikoos achteroverleunt in een stoel en Kareltje voorstelt, Flims vriend. Helemaal rechts, ietwat uitdijend in een zetel met armleuningen, een wat verwaarloosde dame met guitige blik. Over Flims plaats is nog geen uitsluitsel gegeven.

[pagina 50]
[p. 50]

Wel, hij staat als een page of trouwe hond achter de verwaarloosde persoon met guitige blik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken