Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen (1608)

Informatie terzijde

Titelpagina van Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen
Afbeelding van Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffenToon afbeelding van titelpagina van Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.14 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/wiskunde
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Wisconstighe gedachtenissen. Deel 5: van de ghemengde stoffen

(1608)–Simon Stevin–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

2 Hooftstick.
De manier van het oversetten uyt het Jornael int Schultbouck.

DE partien des handels eens Coopmans alsoo ten Iornale ghestelt wesende, met sulck vervolgh ghelijckse daghelicx gebeurt sijn, soo heeft hy vvel by gheschrift sijn heelen handel, met alle omstandigen, maer niet soo dat hyder bequamelick afrekening deur soude connen doen, met Debiteurs en Credi-

[pagina 18]
[p. 18]

teurs: Want yders persoons verscheyden partien al het Iornael deur ghesaeyt staende, t'soude, als ymant al gereet quaem om af te rekenen beswaerlick vallen die metter haest, onder soo grootē menichte van ander partien, uyt te soucken, t'soude oock onseker werck vallen, deur dien lichtelick eenighe partien mochten overghesleghen sijn: En om derghelijcke redenen soudet moeyelick vallen, te connen weten wat ghelt, wat gewicht, maet of ghetal van elcke soorte goets datter in wesen moet sijn, wat prouffijt of scha hy op elcke soorte van goet ghedaen heeft, wat dat beloopen oncosten vanden huyse, wat oncosten van coopmanschap, wat ontfang en betaling alle vierendeel jaers valt, om den verschijndach van incoop en uytcoop der goeden en wisselbrieven daer na te rechten, en nummermeer in faute van betaling te vallen, met ander dierghelijcke. Nu om dese swaricheden licht te maken, soo worden de boveschreven partien des Iornaels overgedragen int Schultbouck, sulcx dat al t'ghene een selve mensch aengaet, by den anderen comt, te weten al sijn debet ter eender sijde, en credit ter andere: Sghelijcx oock by een elcke ander soorte, als ghelt, ware, oncosten, of wattet sy, en dat op een aerdighe corte wijse, met weynich gheschrifts. Om hier af tot voorbeelt te commen, ghenomen dat ick wil oversetten de partie des Iornaels vanden 7 Maerte (d'oirsaeck waer om wy niet en beginnen met verclaring vant oversetten der eerste partie des Iornaels, sal hier na gheseyt worden) inhoudende Iacques de Somer debet per naghelen, t'welck my anwijst, dat Iacques de Somer moet ghestelt sijn debet, en naghelen credit. Om dan Iacques sijn debet te gheven, ick nemer de 12 sijde toe, stellende ghelijckmen siet een opschrift als dit:

Iacques de Somer debet.

Ende daer onder in een reghel aldus:

7 Maerte Per naghelen verschijnende den 7 Meye 1600 fol. 5 104 ℒ 18 β 6 ₰. Ende want dit staet inde 12 sijde des Schultboucx, soo stel ick in des Iornaels eerste pilaer 12 met een liniken daer onder, beteyckenende dat den debet van die partie tot sulcken sijde des Schultboucx overghedreghen is. Sghelijcx stel ick int Schultbouck 2 inde eerste pilaer daer toe veroirdent, beduydende dat die oversetting haer partie tot sulcken sijde des Iornaels heeft: Voort stel ick inde boveschreven regel noch fol. 5, te weten t'ghetal der sijde in welcke ick sie den credit der selver partie int Schultbouck te sullen commen. Om nu naghelen haer credit te gheven, ick com totte voorschreven 5 sijde des Schultboucx, stellende daer in ghelijckmen siet een opschrift als dit:

Naghelen credit.

En daer onder in een reghel aldus:

 

7 Maerte Per Iacques de Somer fol. 12 174 ℔ 14 onc. - - 104 ℒ 18 ß 6 ₰. Ende want dit staet inde boveschreven 5 sijde des Schultboucx, soo stel ick in des Iornaels eerste pilaer 5 onder het boveschreven liniken, beteyckenende dat den credit van die partie tot sulcken sijde des Schultboucx overghedreghen is. Sghelijcx stel ick int Schultbouck 2 inde eerste pilaer daer toe veroirdent, beteyckenende dat die oversetting haer partie tot sulcke sijde des Iornaels heeft. Voort stel ick inde boveschre ven reghel noch fol. 12. te weten t'ghetal der sijde in welcke den debet der selve partie int Schultbouck staet.

Om nu te verclaren de gedaen te en eygenschap deser corte tweederley oversetting, d'een van Iacques de Somer, d'ander van Naghelen, hoe en waerom daer in al t'gene is datmē totte sake behouft, so valter voor al acht te nemen tot wat einde deselve oversetting geschiet, en bevint sich dat die van Iacques de So-

[pagina 19]
[p. 19]

mer dient tot twee saken: Ten eersten om hem te connen manen op den behoirlicken tijt, de penninghen dieder verschenen sijn, en daerom wortter den verschijndach ghestelt: Ten tweeden om altijt ghereet voor oogen te hebben de rest die hy my of ick hem schuldich ben, en daerom wortter de somme ghestelt, want als de poste in debet en credit veel overghestelde partien heeft, men behouft niet dan elcke te vergaren, en haer verschil is de begheerde rest. Tot sulcken einde dan dese oversetting van Iacques de Somer dienende, ick segh dat na dien ick inde selve poste niet soucken en sal de uytcomst van t'ghewicht der naghelen (waer toe de poste van naghelen veroirdent is) soo en stel ickt daer niet, noch ander onnoodighe omstandighen, als prijs of wattet wesen mocht, want sooder int afrekenen tusschen my en Iacques de Somer verschil viel vant ghewicht of prijs, ick neem het Iornael, vinde daer t'ghewicht niet alleen net, maer der balen elck int besonder, met tar, no, prijs en allen omstandighen int langhe en breede: Sulcx dat hier alleenelick ghestelt is datter behouft, te weten verschijndach en somme, om daer deur te vinden t'ghene in die poste begheert wort, dat is als vooren, om te connen manen op den behoirlicken tijt, en de rest der rekening altijt ghereet voor ooghen te hebben.

Angaende t'ander deel, te weten Naghelen credit, d'oversetting gebeurt oock om twee saken: Ten eersten om daer deur altijt voor ooghen te sien wat nagelen by my noch in wesen moeten sijn, waer deur men weet ofser al sijn, of watterghebreeckt, om te meughen acht nemen oft ghebeurt mocht sijn deur ymants misrekening, ontrou, of onachtsaemheyt. Ten tweedē om te sien winst of verlies op nagelen gevallen. Tot sulcken einde dan dese oversetting der naghelen dienende, ick seg dat na dien men daer in niet soucken en sal verschijndach, (waer toe de poste van Iacques de Somer dient) soo en heb ickser niet gestelt, noch andere onnoodighe omstandighen, als prijs of wattet wesen mocht, maer wel t'ghewicht en somme, om daer deur te vinden t'gene in die poste begheert wort, dat is als vooren, uytcomst van ghewicht, met winst of verlies: En sulck onderscheyt overal gagheslaghen tusschen posten van menschen en waren, men ontlast sich van veel onnoodighe schrijving.

Daer isser die int Schultbouck benevens veel omstandighen noch stellen de gheltsommen, niet met ghetalletters, dan int langhe met gheschreven woorden, maer ten bevalt my niet, want hoewel dat dient om int Schultbouck sulcke sommen niet lichtelick te connen vervalscht wordē, nochtans insiende t'selve Schultbouck het voornaemste niet en is, maer het Iornael (deur dienmē, het Schultbouck verlooren sijnde, uyt het Iornael een ander can maken, maer niet verkeert een Iornael uyt het Schultbouck, om dat alle maten, gewichten, bruut en net, met ander omstandighen, daer in soo volcommelick niet en staen als int Iornael) ick soudet laten ghenoech sijn met sulcke lanckheyt int Iornael ghestelt te wesen, want daer deur soude, soot noodich viel, vervalsching des Schultboucx connen ghestraft worden.

Merckt noch dat ick ghebruyck den verschijndach eyghentlick te stellen, als in plaets van te segghen, Te betalen binnen twee maenden, ick stel den dach daer de verschijning op valt, als int voorgaende Verschijnende den 7 Meye, eensdeels op dattet telckens alsmen den dach wil weten, niet noodich en sy te rekenen waer die valt. Ten anderen dat t'ghene op ses maenden gecocht is, dickwils niet en verschijnt op ses maendē na den dach dat de partie ten Iornale gestelt wort, ghelijck meest al die welcke deur Facteurs ghehandelt wesende, eenige daghen of weken na den dach der handeling int Iornael des Meesters ghestelt worden, om datter mettet oversenden tijt moet deurloopen.

[pagina 20]
[p. 20]

Tot hier toe is verclaert d'oversetting wesende debet en credit eenvoudich, waer me wy begosten om dat de uytlegging daer deur wat lichter valt, maer van verscheyden partien sijnde, als d'eerste des Iornaels aldus luydende: Verscheyden partien debet per capitael, daer sullen wy nu af segghen: T'is voor al te weten dat ick hierin buyten de ghemeen manier van doen een cortheyt ghebruyck, die my bevalt, hoewel ick daer benevens yghelick gheeren laet sijn goetduncken volghen: Dese cortheyt is hier in gheleghen: De verscheyden partien des debets overghestelt sijnde elcke na de voorgaende leering, en ghelijck deur de oversetting int Schultbouck noch eyghentlicker blijckt, soo stel ick den heelen credit over in een partie alsmen fien mach inde 3 sijde, aldus.

Capitael credit.
0 Ianuarius Per verschey den partien.
2667. 9. 8.

Want in die plaets te beschrijven al de besonder partien wiens somme bedraghen moet de voorschreven 2667.9.8. na de gemeene vvijse, ick houdet voor onnoodighe moeyte, want als ick de poste van mijn capitael oversie, bequamer staet my voor ooghen de eenighe somme dan de menichte der ghedeelten: Maer sooder van eenich der selve ghedeelten eenich twijffel is, ick vinde daer af int Iornael alle bescheyt int langhe. Sulcx als wy hier gheseyt hebben van verscheyden partien met capitael, sal hem oock soo verstaen van alle verscheyden partien waerse commen, want al had een Coopman van my gecocht hondert verscheyden soorten van goet op dach, ick stel daer af op sijn debet int Schultbouck alleenelick de somme in een partie, want by aldien tusschen ons eenich verschil viel, het Iornael dient my om alle besonderheden te verclaren. Angaende ymant mocht segghen dat wanneermen van eenich der overghedregen gedeelten in debet, souckt sijn overcommende credit, ten wort niet besonderlick ghevonden als anders na de ghemeene wijse, maer daer staet een grooter somme, waer in men vermoeden mach dat ghedeelte begrepen te sijn, doch niet claer ghenouch. Ick antwoort daer op dat in sulcke ondersoucking (welcke ghemeenelick met puntering gheschiet) bevonden wesende al de partien des debets t'samen even te sijn, mette eenighe des credits, soo moet alles in sijn behoorlicke Balance staen, soo ghewis al of den credit in haer verscheyden partien waer. Vande bequame cortheyt hier uyt volghende, hebben wy inde Domeinsche bouchouding seker en dadelick voorbeelt in d'oversetting van d'eerste twee groote capitale partien.

Merckt noch dat wy de ghetalen der sijden des Schultboucx al vervolghens stellen, sulcx dat de sijde van debet altijt parich ghetal heeft, en van credit on parich: In wiens plaets na de ghemeene wijse die twee sijden een selve ghetal hebben. De reden my hier toe beweghende is dese: Voor al dattet de natuerlicke oirden volght als in ander boucken, want twee verscheyden sijden een selve ghetal te gheven al oft een sijde waer, ten is soo eighentlick niet. Ten anderen de paerheyt of onpaerheyt der ghetalen die inde cant des Iornaels ghestelt worden, wijsen van selfs an oft debet oft credit is: Inder voughen dat al en waerder t'ghemeen onderscheyt niet van een liniken tusschen beyden, soo soude sulcx daer deur bekent sijn; Voort by aldienmen boven het schreefken eenich onparich ghetal vonde, of parich daer onder, t'soude mettet eerste opsien kennelick wesen daer in ghemist te moeten sijn. Nu hoewel dit een saeck is van cleyn belangh, daer elck sijn sin af mach volgen, soo heb ick hier nochtans d'oirsaeck mijns doens willen verclaren.

Noch heb ick hier willen dit vermanen: Want veel Iaerlicksche rekenin-

[pagina 21]
[p. 21]

ghen soo wel in Domeinen en Finance extraordinaire als Coopmanschap, gemeenelick anvanghen opt begin van Ianuarius, soo ist int ghebruyck datmen t'selve begin beteyckent metten 1 Ianuarius: Doch ghelijck den 20 Ianuarius niet recht en beteyckent t'begin des jaers, maer 20 daghen voorder: Alsoo en beteyckent den 1 Ianuarius niet recht t'begin des jaers, maer 1 dach voorder: En hierom en ghebruycken wy dat voor gheen begin, maer stellen aldus: 0 Ianuarius, om dat de letter 0 int cijfferghetal begin bediet. Dit in reden gegront te wesen soudemen noch breeder aldus meugen verclaren: Gelijck den 300en trap eens ronts des Eertcloots of Hemelcloots, en t'begin des eersten traps, een selve meetconstich punt bediet, t'welck dickwils met 0 beteyckent wort, alsoo is den 31en van December, en t'begin des 1en van Ianuarius een selve punt des tijts, t'welck wy hier oock met 0 beteyckenen: Sulcx dat die in plaets van te schrijven 0 Ianuarius, stelde 31 December, t'soude een selve wesen: Maer de reden vereyscht datmen onderscheyt ghebruycke na den eysch der omstandigen: Want datmen int begin der rekening eens voorghestelden jaers de maent December soude noemen, welcke maent in dat jaer niet en comt, t'waer onbetamelick, alsoot oock soude t'einde des selven jaers met 0 Ianuarius te beteyckenen. Merckt noch dat dit onderscheyt niet in ydel neuswijsicheyt en bestaet, ghelijck sommige mochten meynen, maer is onder anderen in verpachtingen van Imposten en Excijsen van ansien, alwaermen om den anvanck oft einde des tijts wel uyt te drucken, somwijlen daer by seght: Ingaende snachts ten twaelf uyren achter den 31 December tusschen den maendach en dinxdach, welcke woorden niet noodich en souden wesen, en alles sonder twijffel soude sijn, als yghelick de sake verstonde na behoirlicke ghemeene reghel als boven. Noch is te ghedencken dat inde Duytsche bouckhouding op de Italiaensche wijse, seer ghebruyckt wort het Italiaensch woort adi ditto, beteyckenende ten daghe voorseyt: Maer my bevalt beter den dach self te schrijven soo dickwils die comt, uyt oirsaeck dat wanneermen stelt adi ditto, soo moetmen somwijlen soucken hoedanich den voorgaenden dach was, en tot dien einde eenighe bladeren om keeren, dat onnoodich is alsmen den dach t'elckemael plat uyt schrijft, t'welck schijnt datmen te liever behoort te doen, ghemerckt deur adi ditto gheen vercorting en comt, en alsoo haest 7 Meye, oft sulcken dach alst sijn moet gheschreven is. En om dese redenen en sullen wy dat woort niet ghebruycken, doch latende daerentusschen yder by sijn ghevoelen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken