Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem) (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)
Afbeelding van Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)Toon afbeelding van titelpagina van Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.51 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Editeur

Catharina Ypes



Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Krispyn filozoof en De belachelijke gevolgen van het dansen ener menuet (anoniem)

(1955)–Simon Stijl–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Derde bedrijf

Eerste toneel

karel
(zeer stemmig en ouderwets in 't zwart gekleed)
 
Wat doet men niet, als 't hart door liefde is ingenomen?
 
Wat laat men onbeproefd, om tot zijn witGa naar voetnoot1) te komen?
 
De Minnegod bedrijft veel grillen. Dit gewaad,
 
Schoon zeer oneigen aan een jongman van mijn staat,
 
Wordt nu de livereiGa naar voetnoot2) der Liefde, en ik moet leren,
830[regelnummer]
Hoezeer mij zulk een werk mishaag', filosoferen.
 
Doch 't ga zo 't wil; als ik in 't eind mijn wit beschiet,
 
Verveelt mij deze moeite in 't allerminste niet.
 
O Liefde, die mij al voorlang naar uw geboden
 
Deedt luisteren, ik heb uw bijstand thans van noden.
 
Begunstig d'aanslag, die uit nooddwang is gesmeed,
 
En schrik niet voor de lucht van 't filosofisch kleed.

Tweede toneel

karel, katrijn
katrijn
 
Wat zo! Dat staat je fraai, Heer Karel; 'k wil het zweren.
 
Dat 's na mijn zin: als Heer Anzelmus na je kleren
 
Je wijsheid schatten zal, zo heb je 't zekerlijk
840[regelnummer]
Gewonnen. Ei, vergun dat ik je eens recht bekijk.
karel
 
Is 't alles naar uw zin?
[pagina 63]
[p. 63]
katrijn
 
O ja, mijn Heer, volkomen.
 
Ik hoorde eens een geval, waarvan ik raakte aan 't dromen;
 
't Was van een raren vent, die altijd in een ton
 
Zijn woonplaats had, en met geen mensen omgaan kon:
 
Ook liep hij midden op den dag met een lantaren,
 
Om na te sporen, of op straat ook mensen waren.
 
Hoe hiet hij ook? Dejoo... Dejoog...
karel
 
Diogenes?
katrijn
 
Ja, ja; die meen ik al: 'k heb wel een reisGa naar voetnoot1) vijf zes
 
Gedroomd, dat ik dien snaak voor ieders gek zag lopen,
850[regelnummer]
Of dat hij uit zijn ton kwam na mij toe gekropen.
 
Nou mag je vragen, wat ik daarmee zeggen wil?
 
'k Vind tussen hem en jou, in kleding, geen verschil;
 
(Te weten, zoals hij me is in den droom verschenen,)
 
Maar hij stond niet zo vlug en luchtig op zijn benen.
 
Hij zag ook stuurser uit zijne ogen; als je dat
 
Naäpen kost, dan had je recht de kneep gevat.
karel
 
't Zal dus wel gaan, Katrijn; voor 't minst, ik wil 't vertrouwen.
katrijn
 
Maar waar 's Krispijn, mijn Heer? Zou die zijn woord niet houwen?
karel
 
Voorzeker; hij zal ook haast hier zijn, maar hij had
860[regelnummer]
Nog iets te doen: ook zal het raadzaamst wezen, dat
 
Ik eerst Anzelmus spreek, eer hij zich kom vertonen.
 
Wij brengen d'ouden heer dus lichter in de bonen.
katrijn
 
Hoe zo?
[pagina 64]
[p. 64]
karel
 
Gij zult het haast begrijpen; wees tevreên.
katrijn
 
Maar Heer, mij dunkt, het stuk is toch vol zwarigheên.
karel
 
Ik zal mijn best doen, en Krispijn zal 't voorts wel maken.
 
Hij heeft zijn weerga niet in diergelijke zaken.
katrijn
 
Ik wou wel, dat hij dan maar met de klucht begon.
karel
 
Ik wenste, dat ik eerst Anzelmus spreken kon.
katrijn
 
Daar is wel middel toe... Maar zie, 't is of 't wil wezen.
870[regelnummer]
Daar komt hij zelf.
karel
 
Dan ga ik mijn legenden lezen.
katrijn
 
Wat doe je, Heer?
karel
 
Zwijg stil; verstoor mij niet, Katrijn.

Derde toneel

anzelmus, karel, katrijn (Karel haalt een groot papier uit zijn zak, en wandelt over het toneel, in den schijn van iemand die zeer aandachtig leest, totdat hij bemerkt, dat Anzelmus hem in 't oog krijgt.)
katrijn
(terzijde)
 
't Begin is goed: hij bijt al aan het aas; dat 's fijn.
[pagina 65]
[p. 65]
karel
(allengs duidelijker lezende, na enige mompeling)
 
Zodat men deze zaak bezwaarlijk kan bepalen,
 
Of 't loffelijker zij, met Sokrates te dwalen,
 
Op 't spoor van Cicero, dan af te wijken van
 
Zijn valse stellingen, indien die grote man
 
Zich hier of daar misschien vergist had, want de waarheid
 
Is op zichzelfs van geen belang, en enk'le naarheid,
 
Maar krijgt haar luister van den mond, waaruit zij komt.
anzelmus
880[regelnummer]
Dat zijn verhevene gedachten: 'k sta verstomd.
 
Die heer heeft veel verstand; 'k moet kennis met hem maken.
karel
 
Het allernuttigste is daarom, in duistre zaken,
 
De waarheid niet zozeer, als wat er Sokrates
 
Weleer van heeft gezeid, of Aristoteles,
 
Of zulk een groot vernuft, van stuk tot stuk te weten.
 
Wie zulks niet heeft geleerd, kan nooit een wijsgeer heten.
anzelmus
 
Neem 't mij niet kwalijk af, mijn Heer, zo ik u stoor,
 
Maar doe mij de eer en geef me een ogenblik gehoor.
karel
 
Dus heeft men 's wijsgeers naam, en stellingen, maar nodig.
890[regelnummer]
Bewijs te weten, is volkomen overbodig.
anzelmus
 
Mijn Heer! Nog eens; zo ik uwe aandacht waardig ben.
karel
 
En... Maar! Wie zijt gij, Heer? 'k Heb de eer niet dat 'k u ken.
anzelmus
 
Ik hoop, dat wij elkaar haast zullen kennen leren.
 
De Wijsbegeerte, die ik eer, en steeds zal eren,
[pagina 66]
[p. 66]
 
Is 't edel voorwerp, naar ik merk, van uwen vlijt,
 
En ik besteed daaraan ook 't beste van mijn tijd:
 
Om de overeenkomst dan van ons genegenheden,
 
Zoek ik uw vriendschap, Heer.
karel
 
Ik ben er mee tevreden.
anzelmus
 
Ik merk u aan, mijn Heer, als een verstandig man.
karel
900[regelnummer]
Mijn Heer, al wat ik u hierover zeggen kan,
 
Is dat ik nog den naam van wijsgeer niet kan dragen.
anzelmus
 
'k Schep in uw zedigheidGa naar voetnoot1) meer dan gemeen behagen.
karel
 
De lof, dien gij mij geeft, mijn Heer, maakt mij beschaamd.
 
'k Begeer gene eer, die mij niet toekomt: het betaamt
 
Een leerzaam jongling zijn geringheid te beseffen,
 
En nooit zich boven zijn verdiensten te verheffen.
anzelmus
 
Zijt gij tot 't Meesterschap dan nog niet ingewijd?
karel
 
Neen, maar ik leg daaraan ten koste al mijnen tijd.
anzelmus
 
Wat leidsman hebt ge, om u den rechten weg te wijzen?
karel
910[regelnummer]
Mijn oom Blaaskaakius, nooit hoog genoeg te prijzen.
[pagina 67]
[p. 67]
anzelmus
 
Die naam is me onbekend; woont hij hier te Amsterdam?
karel
 
O neen, mijn Heer; hij woont te Leiden, maar hij kwam
 
Eerst heden in dees stad, en om gene andre reden,
 
Dan om zich bij een heer, wiens grote kundigheden
 
En ongemeen verstand de hele werreld roemt,
 
Bekend te maken.
anzelmus
 
Ei! Hoe wordt die heer genoemd?
karel
 
Anzelmus is zijn naam.
anzelmus
 
Anzelmus! Wat wij horen!
karel
 
Men zegt, hij overtreft in wijsheid veel Doctoren.
 
Ik zoek zijn huis, mijn Heer: woont hij hier niet ontrent?
920[regelnummer]
Men heeft mij zo bericht.
anzelmus
 
Zoek maar niet meer, ik ben 't.
karel
 
Gij zelf, mijn Heer?
anzelmus
 
Zo had uw oom mij horen noemen?
karel
 
Mijn oom heeft steeds den mond zo vol, om u te roemen,
 
Dat hij niet rusten kan, voor hij u heeft gezien.
 
Wij blijven in de stad misschien een dag of tien,
 
Met oogmerk, om dien tijd voornaamlijk te besteden,
 
In ommegang met u, zo 't met uw bezigheden
 
Te zamen gaat, mijn Heer.
[pagina 68]
[p. 68]
anzelmus
 
Wat bezigheid zou 'k daar
 
Niet graag voor laten staan? Uw oom, dat zie ik klaar,
 
Is een der edelste verstanden. 'k Zal hem wachten,
930[regelnummer]
Met ongeduld; gij kunt te zaam bij mij vernachten,
 
Gedurende uw verblijf. Wat is de reden, dat
 
Uw oom ook niet terstond gekomen is?
karel
 
Hij had
 
Nog eerst te spreken met een vriend: naar mijn gedachten,
 
Moet hij hier aanstonds zijn.
anzelmus
 
'k Zal hier dan zo lang wachten,
 
Totdat hij komt, wijl hij misschien mijn huis zo licht
 
Niet vinden zou.
karel
 
Mijn Heer, wij zijn u zeer verplicht.
anzelmus
 
Op straat te blijven, zal u mogelijk niet lusten;
 
Gij zijt verreisd; indien gij wat verkiest te rusten,
 
Daar is mijn huis, treê in. Katrijn, gelei dien heer
940[regelnummer]
Eens bij mijn dochter, in de zaal; zeg, dat wij de eer
 
Genieten zullen, dat hij ons voor een'ge dagen
 
Bijblijven zal, - dat zij hem achting toe moet dragen.
katrijn
 
Zij zal gehoorzaam zijn, mijn Heer, 'k sta daarvoor in.
(terzijde)
 
Victoria!Ga naar voetnoot1) De man is ons. Lang leev' de Min.
[pagina 69]
[p. 69]

Vierde toneel

anzelmus
 
De grote blijdschap, die mijn geest komt overstromen,
 
Doet mij schier twijflen, of 'k niet word misleid door dromen.
 
Ben ik Anzelmus of ben ik Anzelmus niet?
 
Gewis, ik ben de man, daar Holland reeds op ziet,
 
Als op een wonder van onze eeuw. Kan ik 't geloven?
950[regelnummer]
Mijn roem gaat dien van veel geleerden reeds te boven,
 
En 'k heb, als ik 't besef, maar weinig werks gedaan.
 
Zo 'k nog veel jaren leef, hoe ver zal ik wel gaan?
 
Hoe zal Europa nog verbaasd staan, op het noemen
 
Van mijnen naam, hoe zal het gans Heelal mij roemen!
 
Geen lofgalm wordt voor mijn gedachtenis te groot:
 
Men sticht mij zekerlijk een pronkbeeld na mijn dood.
 
Dit stel ik vast: wel hoe! Dit deên de Rotterdammers
 
Voor hun Erasmus wel; en zouden de Amsterdammers
 
Nu minder zijn als zij? Die schand waar' nimmermeer
950[regelnummer]
Te dulden. Och! Hoe zoet is ene onsterflijke eer.

Vijfde toneel

krispijn, gekleed als een Wijsgeer, anzelmus
krispijn
(terzijde)
 
Hij is 't. Koeragie nou!
(Hij ziet naar binnen, alsof daar iemand was, met wien hij verschil had.)
 
Neen, zeg ik, 't mag niet baten.
 
Negatus consequent!Ga naar voetnoot1) Geen razende advokaten
 
Zijn onverstandiger en luistren min naar reên:
 
Maar 'k laat u over aan uw buitensporigheên.
[pagina 70]
[p. 70]
 
Uw logge harsens zijn bezwalkt door dikke dampen;
 
PasGa naar voetnoot1) mij een andermaal niet weer aan boord te klampen,
 
Of...! Maar wat moei ik mij met zulk een zotskap: laat
 
Ik naar Anzelmus gaan: 'k heb al zo lang op straat
 
Gezworven; ik heb ook een tegenzin in 't lopen;
970[regelnummer]
Maar kon men vliegen, daar was voordeel van te hopen;
 
't Zou makkelijker zijn en tienmaal zo gezwind.
 
'k Moet zien, dat ik daartoe in 't kort een middel vind.
anzelmus
 
Mijn Heer Blaaskaakius!
krispijn
 
Gewislijk, zonder liegen,
 
Ik ken geen nutter kunst, dan de eed'le kunst van vliegen.
 
Daar schiet me iets in: zou 't zó niet mooglijk wezen? Ja!
 
'k Begrijp het werktuig reeds, op goede vleugels na.
 
Sint-Aristoteles! Dat zal vermaaklijk wezen.
 
Wij hoeven op die wijs geen schepen meer na dezen,
 
Noch wond'ren van de Zaan. Wij zullen door de lucht,
980[regelnummer]
Heel na Batavia, heenvliegen om de klucht.
anzelmus
 
Mijn Heer Blaaskaakius!
krispijn
 
Zo kunnen wij alle oorden
 
Der werreld arendswijs, van 't Zuiden tot het Noorden,
 
Doorreizen: Perziën, Amerika, Japan,
 
Het Ooievarenland, en wat 'k niet noemen kan.
anzelmus
 
Mijn Heer Blaaskaakius!
krispijn
 
Hoe wil dat volk staan kijken,
 
Als we uit de wolken op hun torens nederstrijken.
anzelmus
 
Geleerde Heer! Mijn Heer, mijn Heer Blaaskaakius!
[pagina 71]
[p. 71]
krispijn
 
Wat 's dit? Wie roept mij daar zo stout? Wie stoort mij dus!
anzelmus
 
Mijn Heer, ik ben uw vriend Anzelmus: wil mij horen.
kpispijn
990[regelnummer]
Anzelmus, ha! Wat vreugd! Schoon ik u nooit te voren
 
Gezien heb, Heer, ik ken u echter door de faam,
 
Wijl 't ganse land weergalmt van uw beroemden naam.
 
'k Heb lang van ongeduld gebrand, om u te aanschouwen.
 
Ik kon in 't eind die drift niet langer tegenhouwen,
 
Ik kom hier te Amsterdam, alleen om u te zien.
 
Wat vreugd, dat gij mij ook reeds kent! Hoe kan 't geschiên?
anzelmus
 
Geleerden kennen steeds malkandren; dat 's niet wonder.
krispijn
 
Mijn blijdschap is zo groot, zo groot, dat ik er onder
 
Bezwijken zal! Ach! Dat ik u omhelz', mijn Heer.
(Hij omhelst hem zo hartig, dat hoed en paruik in 't zand raken.)
1000[regelnummer]
Maar hoe! Gij aarzelt. Wat is dit? Doe ik u zeer?
anzelmus
 
Een weinigje, mijn Heer, maar daar 's niet aan gelegen.
krispijn
 
Het spijt me; ik was u in mijn drift te zeer genegen:
 
'k Verzoek vergiffenis; 't was zo de mening niet.
anzelmus
 
Al wat ter liefde der Filosofie geschiedt,
 
Dat lijdt men met vermaak.
[pagina 72]
[p. 72]
krispijn
 
Zo is 't. Wie in zijn zinnen
 
Een zucht tot wijsheid voedt, zal alles licht verwinnen,
 
Wat zich daartegen kant; want wijsheid is zo hoog
 
Verheven, dat men haar nauw met een sterflijk oog
 
Kan achterhalen. Dit 's de reên, dat Krates leerde,
1010[regelnummer]
In tegenstelling van 't geen Aristarch beweerde,
 
Dat nooit, ten genen tijde, op generlei manier...
 
Maar wat ik vragen wou, is ook mijn leerling hier?
anzelmus
 
O ja; hij 's in mijn huis. Die jongman schijnt heel schrander
 
En net van oordeel.
krispijn
 
O! Zo zeer, dat ik geen ander
 
Gezien heb, die bij hem in vergelijking kwam:
 
Dit is de reden ook, dat ik hem met mij nam.
 
Hij 's in zijn woorden schraal, maar rijk in zijn gedachten;
 
Hij denkt zo grondig, dat men 't nimmer zou verwachten
 
Van iemand, die nog niet meer jaren heeft als hij.
anzelmus
1020[regelnummer]
Hij is gelukkig met een Meester, zoals gij.
krispijn
 
'k Verzuim ook niets, wat dient om hem te fatsoeneren:
 
Door mij verkeert hij steeds met veel geleerde heren;
 
Hij is om zijn verstand bij iedereen bemind;
 
Om zijn geleerdheid wierd hem laatst het enig kind
 
Van zeek'ren heer geboôn, met honderdduizend gulden:
 
Maar 't mocht niet helpen; mijn fatsoen kon dit niet dulden,
 
Want ik bewaar hem voor iets hogers.
anzelmus
 
Was die heer
 
Dan ook een wijsgeer?
[pagina 73]
[p. 73]
krispijn
 
Waar' hij dat geweest, ik zweer,
 
Het huw'lijk had voorlang zijn voortgang al genomen,
1030[regelnummer]
Om filosofen in de werreld te doen komen.
anzelmus
 
'k Heb ook een dochter, die hem dan wel passen zou,
 
Maar ze is zo veel reeds als verbonden tot de trouw:
 
Twee minnaars vrijen sterk, om met mijn kind te paren,
 
En morgen moet zij zich voor een van hun verklaren.
krispijn
 
Wel, breng mijn neef ook op de nominatie,Ga naar voetnoot1) dan
 
Heeft zij te meerder keur.
anzelmus
 
'k Deê 't gaarne, maar ik kan
 
Mijn woord niet breken, dat ik eenmaal heb gegeven.
krispijn
 
En zou dat de eerste maal juist wezen van uw leven?
anzelmus
 
Ik ben op kleinigheên juist niet heel nauwgezet,
1040[regelnummer]
Maar 'k volg, in zaken van gewicht, een strenger wet.
 
Daar komt een heer, die haast mijn schoonzoon hoopt te wezen.
krispijn
(ter zijde)
 
Maar die zijn pasport ook in korten tijd zal lezen.Ga naar voetnoot2)
[pagina 74]
[p. 74]

Zesde toneel

zemelknooper, krispijn, anzelmus (Krispijn en Zemelknooper zien elkanderen enigen tijd sterk in 't gezicht, lopen somtijds op elkander aan, en dan weer terug, totdat Krispijn den ander op ene ruwe wijze aandoet.)
krispijn
 
Confrater, gun dat ik u van nabij bezie.
 
'k Wil, naar de regelen der Fysionomie,Ga naar voetnoot1)
 
De eerwaarde trekken van uw tronie eens bekijken:
 
Ik ken veel gekken, die u wonderwel gelijken,
 
Maar ik bespeur nochtans aan al de omstandigheên,
 
Dat gij een man zijt van verstand: die neus alleen,
 
Die neus verbrodt het spel. Die neus moest korter wezen.
zemelknooper
1050[regelnummer]
Wat onbescheidGa naar voetnoot2) is dit, mijn Heer? 'k Heb nooit gelezen,
 
Dat enig wijsgeer dus een wijsgeer heeft ontmoet.
 
Ik vind het onbeleefd.
krispijn
 
Vergeef 't mij, Heer, ik doe 't
 
Uit liefde tot de kunst.
zemelknooper
 
Die kunst is van mijn smaak niet.
krispijn
 
Dat komt, omdat gij niet op 't wezen van de zaak ziet.
zemelknooper
 
Wat is dan 't wezen van de zaak?
krispijn
 
Dat is dengeen
 
Die 't niet vooraf begrijpt, bezwarelijk te ontleên.Ga naar voetnoot3)
[pagina 75]
[p. 75]
 
'k Zal 't zeggen, schoon ik 'loof dat gij 't niet zult begrijpen:
 
Stel dan uw zinnen schrap en ga uw harsens slijpen.
 
Gij vraagt mij eerst: wat is het wezen van de zaak?
1060[regelnummer]
En welk een zaak? Een zaak, die niet is van uw smaak.
 
En welk een smaak is de uwe? Een smaak, die mooglijk zaken
 
Van zeer veel nuttigheid verwerpen zal en laken.
 
Want 't geen den een behaagt, behaagt vaak d'ander niet;
 
Hierom is 't moeilijk te bepalen, als gij ziet.
 
Zo gij de kunst verstondt, die uit de wezenstrekken,
 
Door vaste regels, weet der mensen aard te ontdekken,
 
Zo hadt gij nimmer mij die lompe vraag gedaan:
 
Maar doorgaans laakt een zot, 't geen hij niet kan verstaan.
 
Om binnen het bereik van uw verstand te blijven,
1070[regelnummer]
Zal ik dan 't wezen der gemelde zaak beschrijven.
 
De zaak betreft uw neus: ik zei, die was te groot;
 
Gij kunt mij vragen, wat ik dan daaruit besloot.
 
Ik antwoord: niet veel goeds. Gij, zonder meer te vragen,
 
Scheldt aanstonds op de kunst: zijn dit geen zotte vlagen?
 
Gelukkig zijt gij, dat Plutarchus, Sokrates,
 
Malfurius, Hans Urinaal, Demosthenes,
 
Don Clarazel, Pedro del Porco, Aristippus,
 
Parmenio, Franciscus Heermans of ChrysippusGa naar voetnoot1)
 
Die zotte redenen niet hebben aangehoord.
1080[regelnummer]
Zij hadden u gewis op heter daad vermoord.
anzelmus
 
Wat ongemeen verstand!
krispijn
 
Zult gij de kunst blameren?
 
Gans-duizend Seneca's!Ga naar voetnoot2) Ik zal u dat verleren.
zemelknooper
 
Dat argument is niet in forma.
[pagina 76]
[p. 76]
krispijn
 
't Argument
 
Is in een andre vorm, als gij het zijt gewend.
 
Dat gij 't niet zoudt verstaan, zeide ik al van te voren.
 
Maar, zo gij 't oordeel van een schrander man wilt horen,
 
Vraag Heer Anzelmus maar; ik ben verzekerd, dat
 
Mijn argument op hem veel werking heeft gehad,
 
Want zijn doordringend brein begrijpt de zaken grondig.
anzelmus
1090[regelnummer]
Wat mij belangt, ik vind het argument heel bondig.
krispijn
 
Ja bondig, bondig is 't; maar dat hij 't niet verstaat,
 
Dat scheelt aan zijn begrip.
zemelknooper
 
't Zou bondig wezen?
krispijn
 
Ja 't.
 
Bewijs het tegendeel, zo gij 't niet wilt geloven.
 
Maar 't is diepzinnig; 't gaat uw bot verstand te boven.
zemelknooper
 
O Logica! Hoe wordt uwe achtbaarheid gehoond.
krispijn
 
O Fysionomie! Wat sterveling verschoont
 
Dit onvergeeflijk feit?
zemelknooper
 
'k Zie mijn confrater naad'ren.
 
Hoe zal hem, op die maar,Ga naar voetnoot1) 't bloed stremmen in zijne aad'ren.
[pagina 77]
[p. 77]

Zevende toneel

zemelknooper, revelaar, anzelmus, krispijn
zemelknooper
 
Confrater Revelaar!
revelaar
 
Confrater! Wel, wat is 't?
zemelknooper
1100[regelnummer]
Och! Help!
revelaar
 
Wat schort er?
zemelknooper
 
Och! Zo gij de helft maar wist
 
Van onzen rampspoed.
revelaar
 
Wel, spreek op. Wat mag u deren?
zemelknooper
 
Men wil de Logica het onderst boven keren.
revelaar
 
De Logica?
zemelknooper
 
Geen syllogismus zal voortaan
 
Ons kunnen dekken. Och! Mijn Heer, het is gedaan.
revelaar
 
Wie durft die eed'le kunst zo onverdraaglijk honen?
zemelknooper
 
Zie daar een wijsgeer, die ons meent te kunnen tonen,
 
Dat een bewijs recht sterk en bondig wezen kan,
 
Schoon 't niet in forma is.
[pagina 78]
[p. 78]
revelaar
 
Och! Clauberg, grote man,
 
Verdraagt gij dit?
krispijn
 
Ja, ja: laat Clauberg maar wat praten;
1110[regelnummer]
Bij lieden van verstand, als ik, zal 't weinig baten.
 
Ik zweer de Logica de dood met deze hand:
 
Het vonnis is geveld; die snode moet van kant.
 
'k Zal haar opofferen aan mijn gerechten toren,Ga naar voetnoot1)
 
Schoon zij beschermd wierd door een regement Doctoren.
zemelknooper
(tegen Anzelmus)
 
Hebt ge Aristoteles ook in uw boekenkas?
anzelmus
 
Ja, 't is een Franse band.
zemelknooper
 
Ik bid u, haal hem ras.
(tegen Krispijn)
 
Wij zullen u het vuur nu eens wat nader leggen.
krispijn
 
Vraag Plato ook maar, of hij niet wat heeft te zeggen,
 
En wien gij wilt: 't komt op een stuk of tien niet aan.
anzelmus
1120[regelnummer]
'k Moet nu den rechten grond van deze zaak verstaan.
 
Ik ga dan, om het boek te halen, eens naar binnen,
 
Schoon ik niet twijfel, of Blaaskaakius zal 't winnen.

Achtste toneel

zemelknooper, revelaar, krispijn
krispijn
 
Zal Aristoteles u dan beschermen?
[pagina 79]
[p. 79]
zemelknooper
 
Ja:
 
Hij zal ons wreken, hij zal de eer der Logica
 
Herstellen.
krispijn
 
Hij? Hij komt niet levend uit mijn handen.
 
Ik zal zijn Logica verscheuren met mijn tanden.
zemelknooper
 
O tegenvoeter der gezonde en goede reên!
revelaar
 
Waanwijze Zoïlus!Ga naar voetnoot1) Waar wil dit eindlijk heen?
krispijn
 
Zulk last'ren kan geen man van studie meer verdragen.
1130[regelnummer]
Zo gij niet aanstonds zwijgt, gij zult het u beklagen:
 
'k Heb nog een argument, waarmede ik u terstond
 
De tong zo snoeren kan, dat gij hierna den mond
 
Nooit weder tegen mij zult oop'nen.
revelaar
 
Laat eens horen.
 
't Zal niet in forma zijn, dat zeg ik van te voren.
zemelknooper
 
Vaar voort, waar wacht gij na?
krispijn
 
Wel nu, let op dan. Daàr!
(Hij slaat.)
 
Daàr Zemelknooper, daàr confrater Revelaar!
 
Loop voor den duivel met je Logica.
[pagina 80]
[p. 80]
zemelknooper
 
Och armen!Ga naar voetnoot1)
krispijn
(al slaande)
 
Roep Aristoteles: laat hij je nu beschermen.
revelaar
 
Sta bij! Mijn hoofd! Mijn rug!
zemelknooper
 
Och! Help!
krispijn
 
Wat zeg je er van,
1140[regelnummer]
Is 't nog niet bondig? Daàr!
zemelknooper
 
Och! Helpt ons niemand dan?
(Zij vluchten.)

Negende toneel

krispijn
 
Ik weet er van. Gans bloed! Dat 's krachtig disputeren.
 
O seldrement! Dat heet eerst recht filosoferen.
 
Die argumenten liegen niet. Schep moed, Krispijn.
 
't Is dus der moeite waard, om filosoof te zijn.

Tiende toneel

karel, izabel, anzelmus, katrijn, krispijn
anzelmus
 
O schandvlek van 't geslacht, zult gij me zo belonen?
[pagina 81]
[p. 81]
 
Lichtvaardige Izabel! En durft ge u nog verschonen?Ga naar voetnoot1)
 
Wijk uit mijne ogen: hoop op geen vergiffenis.
 
Nu merk ik, dat uw deugd maar blote schijndeugd is.
 
Maar 'k zal u, in 't vervolg, dien handel wel beletten.
1150[regelnummer]
Ik schutGa naar voetnoot2) uw huwelijk: ik zal u vast doen zetten.Ga naar voetnoot3)
izabel
 
Maar 'k bid, Papa, bedaar. Waarom ontstelt ge u dus?
anzelmus
 
Waarom? Vraag dat den neef van Heer Blaaskaakius!
krispijn
 
Mijn neef, mijn Heer, hoe zo?
anzelmus
 
Wat mens kon dat verwachten?
 
'k Had van zijn zedigheid heel andere gedachten.
krispijn
 
Wat schort er dan, mijn Heer?
anzelmus
 
'k Heb dien guit gezien,
 
Zo als ik kwam in huis, gebogen op zijn kniên,
 
Voor Izabel; ik kon hun woorden duidlijk horen;
 
Zij dachten niet, dat ik hen zou zo ras verstoren.
 
Hij dorst haar raân, haar plicht moedwillig te overtreên;
1160[regelnummer]
Mij zelf te zeggen, dat zij hèm begeerde, en geen
 
Doctoor, op mijn gebod. Mijn dochter liet zich vrijen,
 
En sloeg terstond geloof aan zijn bedriegerijen.
 
Foei! Schaam u, Izabel; mijn woorden in den wind
 
Te slaan; dengeen, dien ik wil hebben, dat gij mint,
 
Te haten; zonder mij een bruidegom te kiezen.
 
Die ongehoorzaamheid doet mij 't geduld verliezen.
[pagina 82]
[p. 82]
izabel
 
Maar Vader...
anzelmus
 
Zwijg: gij eert mij als uw vader niet.
 
Van zulke kindren heeft een vader maar verdriet,
 
Die 't vaderlijk gezag zo t'enemaal vergeten.
1170[regelnummer]
Wat hadt gij mij beloofd? Dat zult gij nog wel weten.
izabel
 
'k Weet, ik heb u beloofd, een bruigom naar uw zin
 
Te kiezen: maar helaas! Met een, dien ik niet min,
 
Te trouwen, - is er wel beklagelijker leven
 
Ter werreld? Dat ik daar mijn woord toe heb gegeven,
 
Is uit verlegenheid geschied.
anzelmus
 
En houdt men dan
 
Een vader zo maar voor den zot? Neen, neen, dat kan
 
Niet door den beugel.
izabel
 
Wil mij dit ten beste houwen.
 
'k Beloof u, dat ik nooit, dan met uw zin, zal trouwen.
anzelmus
 
Ik zal u dat ook wel beletten; denk dat vrij.
karel
1180[regelnummer]
Mijn Heer, 't gelieve u eens te luisteren naar mij:
 
Al wat hier is misdaan, heb ik alleen bedreven.
 
Indien gij zonder drift mij slechts gehoor wilt geven,
 
Zal ik u stuk voor stuk verklaren, hoe 't geval
 
Zich toegedragen heeft: ik hoop, uw gramschap zal,
 
Door onze oprechtheid, zich in 't eind vermurwen laten.
anzelmus
 
VersierGa naar voetnoot1) geen logens, want dat zal u weinig baten.
[pagina 83]
[p. 83]
karel
 
Betoom uw toorn en neem een ogenblik geduld.
 
'k Verzeker u, dat gij verwonderd wezen zult.
(Hij wijst op Krispijn.)
 
Waar ziet gij dezen man voor aan? 'k Zou niet geloven,
1190[regelnummer]
Dat gij hem kent voor 't geen hij is.
anzelmus
 
Die heer is boven
 
't Gemeen verheven, door zijn schranderheid: hij is
 
Een treflijk wijsgeer, die, niet zonder ergernis,
 
Uw handelwijs beschouwt; hij zal me ook recht verschaffen;
 
'k Verzeker u, dat hij u strengelijk zal straffen.
 
Ik rade u, dat gij hem maar valt te voet.
karel
 
Die man,
 
Zo schrander als hij is, is niemand anders, dan
 
Mijn knecht.
anzelmus
 
Uw knecht? Wat of gij mij al wijs wilt maken.
 
Die grote wijsgeer zou uw knecht zijn? Schone zaken!
karel
 
Krispijn, trek uit dien rok. Gelooft gij 't nu, mijn Heer?
krispijn
(tegen Anzelmus)
1200[regelnummer]
'k Leg Heer Blaaskaakius hier voor je voeten neer.
 
Ziehier Krispijn.
anzelmus
 
Hoe? Ben ik door een knecht bedrogen?
krispijn
 
Al wat ik heb gezeid, mijn Heer, was fijn gelogen.
[pagina 84]
[p. 84]
anzelmus
 
Gij zijt een schobbejak. Maar hoe is 't mooglijk? Kan
 
Een knecht zo licht den schijn aannemen van een man
 
Van studie, zodat ik daar niets van kon bemerken?
 
Wat weet de schelmerij en list niet uit te werken!
karel
 
Bezadig u, mijn Heer, 'k hoop dat ik u tevreên
 
Kan stellen; alles is geschied om andre reên,
 
Dan gij vermoedt.
anzelmus
 
Om mij wat voor uw gek te houwen.
karel
1210[regelnummer]
In 't allerminste niet: daar moogt ge u op vertrouwen;
 
Geloof me: ik heb u steeds daartoe te hoog geacht.
 
De Liefde alleen heeft ons dees list in 't hoofd gebracht.
 
Uw dochter kon mij al voor langen tijd behagen,
 
En 'k had besloten, haar ten huwelijk te vragen,
 
Van uwe hand, maar wierd tot mijne smart gewaar,
 
Dat gij ene andre keur reeds hadt gedaan voor haar,
 
En dat gij niemand tot uw schoonzoon zoudt begeren,
 
Die geen bekwaamheid had om te filosoferen.
 
'k Misprees dit niet, hoewel 't mij smartte; want ik eer
1220[regelnummer]
Niets boven wijsheid, maar mij wierd bericht, mijn Heer,
 
Dat gij, (vergeef 't mij, zo dees woorden u verstoren,)
 
Gevallen waart op twee halfgekke naamdoctoren,
 
Die slechts door brabbeltaal, half DuitsGa naar voetnoot1) en half Latijn,
 
Geleerden schijnen, en in waarheid zotten zijn.
 
Het speet mij, dat ik moest voor zulke snorkers wijken:
 
Dies vond ik raadzaam, u ontwij felbare blijken
 
Te geven, tot bewijs hoe maklijk 't zij, in schijn
 
Meer te vertonen,Ga naar voetnoot2) dan men is. Dat ik Krispijn
 
Hiertoe gebruikte, is niet geschied om u te honen,
1230[regelnummer]
Maar om u krachtiger de waarheid te vertonen.
[pagina 85]
[p. 85]
anzelmus
 
Ben ik dan zo misleid!
karel
 
Vergeef ons dit, mijn Heer.
 
Gij zijt misleid, maar 'k 'loof gij twijfelt thans niet meer,
 
Of die Doctoren, die in schijn geleerde lieden
 
Vertoonden, en een knecht het hoofd niet konden bieden,
 
Misleidden u nog meer.
anzelmus
 
'k Weet nauwlijks, wat ik zal
 
Geloven. 'k Sta bedwelmd, in dit verward geval.
karel
 
Wijl ik tenminsten dan hun niet hoef toe te geven,Ga naar voetnoot1)
 
Zo bid ik, wil mijn wens niet langer wederstreven;
 
Neem mij tot schoonzoon aan? 'k Weet dat mijne Izabel
1240[regelnummer]
Dit nevens mij begeert.
anzelmus
 
Al was nu alles wel,
 
'k Weet nog niet, wie gij zijt: dat moest gij mij ontdekken.
 
Of zijt gij Karel? 't Is, of uwe wezenstrekken
 
't Mij zeggen.
karel
 
Ja, mijn Heer, die ben ik.
anzelmus
 
Maar ik dacht,
 
Dat gij in England waart.
karel
 
'k Heb daar ook doorgebracht
 
Tien maanden, om den stijl der koopmanschapGa naar voetnoot2) te leren,
 
Waarmede ik, in vervolg van tijd, mij hoop te ernéren.Ga naar voetnoot3)
[pagina 86]
[p. 86]
 
Ik hoop niet, dat er op mijn afkomst of gedrag
 
Iets is te zeggen, 't geen u wederhouden mag.
anzelmus
 
Maar in dit laatst geval hebt gij te grof misdreven.
1250[regelnummer]
Dat legt mij wat te hoog; ik kan 't u niet vergeven;
 
Denkt gij, dat alles zo maar in te kroppen is?
karel
 
'k Ontschuldig mij niet, Heer, maar bid vergiffenis.
anzelmus
 
En wat zegt Izabel? Spreek: kan hij u behagen?
izabel
 
Zo zeer, dat ik alleen met Karel mijne dagen
 
Wens door te brengen, wijl ik nooit een ander man,
 
(Hij mag ook wezen, wie hij wil,) beminnen kan.
anzelmus
 
Ik zie wel, 'k zal het toch gewonnen moeten geven.
 
Het zij dan zo.
karel
 
Mijn Heer, ik zal u al mijn leven
 
Die eerbied tonen, die 'k een vader schuldig ben.
izabel
1260[regelnummer]
Papa! 'k Weet niet, hoe ik uw goedheid best erken'.
anzelmus
 
Waar zijn de Dokters, die ik hier liet, nu gebleven?
krispijn
 
Mijn redeneerkonst heeft hen op de vlucht gedreven.
anzelmus
 
Ik zie nu, 't geen ik niet geloofd had, dat de schijn
 
Uitwendig zo gelijk kan aan de waarheid zijn.
[pagina 87]
[p. 87]
krispijn
 
Katrijntje, zo je nou ook wilt filosoferen,
 
Wat ken je beter doen, als onder mij studeren?
katrijn
 
Om jouw welsprekendheid alleen zou ik 't wel doen.
krispijn
 
Kom, geef me dan op trouw een lieve, lekkre zoen.

EINDE VAN HET DERDE EN LAATSTE BEDRIJF

voetnoot1)
zijn wit - zijn doel
voetnoot2)
de liverei - de livrei, het kleed

voetnoot1)
een reis - een keer

voetnoot1)
zedigheid - bescheidenheid
voetnoot1)
Victoria! - Triomf! Hoera!

voetnoot1)
Negatus consequent! - (half-Latijnse woorden zonder zin). Misschien is iets als ‘eeuwige tegenspreker’ bedoeld.
voetnoot1)
Pas - zorg
voetnoot1)
nominatie - lijst van candidaten
voetnoot2)
zijn pasport lezen - zijn ‘ontslagbrief’ krijgen, weggestuurd worden
voetnoot1)
Fysionomie - gelaatkunde
voetnoot2)
onbescheid - ongepastheid
voetnoot3)
ontleên - verklaren
voetnoot1)
Vs. 1075-1078. - Te midden van allerlei beroemde Griekse wijsgeren worden een paar moderne of verzonnen figuren genoemd. ‘Hans Urinaal’ is ontleend aan Langendijks blijspel De wiskunstenaars.
voetnoot2)
Gans-duizend Seneca's! - een dwaze basterdvloek
voetnoot1)
die maar - die tijding
voetnoot1)
toren - toorn

voetnoot1)
Zoïlus - kleingeestige vitter
voetnoot1)
Och armen! - Ach! O wee!

voetnoot1)
verschonen - verontschuldigen
voetnoot2)
schut - belet
voetnoot3)
vast doen zetten - gevangen doen zetten
voetnoot1)
Versier - verzin
voetnoot1)
Duits - Nederlands
voetnoot2)
meer te vertonen - zich voor meer uit te geven
voetnoot1)
hun niet hoef toe te geven - voor hen niet behoef onder te doen
voetnoot2)
den stijl der koopmanschap - het koopmansvak
voetnoot3)
mij hoop te ernéren - in mijn onderhoud hoop te voorzien

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken