De opkomst en bloei der Vereenigde Nederlanden
(1774)–Simon Stijl–
[pagina 1]
| |
De opkomst en ondergang van oude en hedendaagsche republieken.Van de republiek Sparta.Alle de Staten van Griekenland stonden oorspronkelyk onder de regeringe eener Alleenheerschinge. Hunne vryheid was eer het uitwerksel van de verdrukkinge en dwingelandye der Koningen, dan van eene bepaalde geneigdheid der inwoonderen tot onafhankelykheid. De hevigheid der kwale geeft dikwyls schokken aan het lighaam, die hetzelve uit zyne sluimeringe opwekken. Het misbruik van gezag, aan een eenig mensch in handen gegeven, boezemde hun den moed in, van alles te ondernemen, om vry te worden. Het gevoel van de onheilen, welken zy geleden hadden, deedt hen naar | |
[pagina 2]
| |
middelen zoeken, welken hen in nog groter ongelukken stortten; en deze volkeren, moede, om langer onder het juk der Alleenheerschinge gebukt te gaan, verkozen de Volksregering, een soort van regeringe, waar het verdeelde gezag een bron is, welke gedurige partyschappen en inwendige onlusten oplevert. Van alle de Staten van Griekenland ondervondt die van Sparta, tot op den tyd, wanneer deszelfs regering door Lycurgus hervormd werdt, de meesteschokken, en de meeste onweersbuien. Het onbepaalde gezag harer Koningen, hare wanschapen en naauwbeperkte wetten begunstigden de staatzugt der Dwingelanden, welker buitensporigheden de onderdanen tot ongehoorzaamheid en muitery aanzetten. Geen teugel bestuurde het willekeurige gezag der Koningen, gene wet was vast gesteld, om de algemene vryheid te verzekeren, en om te bepalen, hoe ver zig dezelve uitstrekte. De Spartanen, onbuigzaam, om dat het juk te drukkend was geworden, vielen in de verwarring der Heerscheloosheid. Lycurgus, door het vermogen, 't welk de wysheid en verhevenheid van verstand iemand geeft boven menschen, die aan driften en vooroordeelen verslaafd zyn, redde Sparta uit den diepsten afgrond, om haar schielyk tot dien trap van grootheid en roem te verheffen, welke haar het voorwerp van nyd en schrik harer naburen maakte. Dit voorbeeld is een overtuigend bewys, dat een groot man genoeg is, om een geheel volk in eene goede orde te brengen, om het van de verdorvenheid tot de deugd, en van de ongebondenheid tot de onderwerping te doen overgaan. Elk hervormer moet, eer hy zyn werk begint, genoegzaame zekerheid hebben van de agtinge en het | |
[pagina 3]
| |
vertrouwen van het gemeen. De menschen betonen zig wederspannig aan zyne beloften, zo zy hem niet verligt genoeg oordeelen, om eenen getrouwen leidsman te kunnen zyn, en die bezadigd genoeg is, om de aanlokkelykheden der staatzugt tegen te staan. Het was, na dat hy zyn gebied in aller harten en gemoederen gevestigd hadt, wanneer Lycurgus het stoute ontwerp smeedde, om het verwarde samenstel van regeringe te veranderen, en eene nieuwe gedaante aan de gesteldheid van zyn Vaderland te geven. Wanneer men de omstandigheden overweegt, waarin hy zig geplaatst vondt, dan raakt men in verzoekinge, om hem aantemerken als eenen verwaanden, die zig in het gevaar stort, 't welk hy niet kent; maar zyne onderneming, door den goeden uitslag geregtvaardigd, doet zyne berispers zwygen. Zodanig is het karakter van vernuft, dat het dingen ter uitvoer brengt, waarvan een gemeen mensch zig zelfs geen denkbeeld durft maken, om dat hy niets dan zwarigheden ziet in zaken, die onmogelyk schynen. Lycurgus werdt na den dood zynes broeders opgeroepen, om aan den troon van Sparta deel te nemen; maar wanneer de weduwe verklaarde, dat zy zwanger was, en eenigen tyd daarna eenen zoon ter wereld bragt, zo gaf Lycurgus hem de Koninklyke waardigheid over, en vergenoegde zig, met den zedigen titel van voogd des jongen Prinsen aantenemen. Deze heldhaftige trek van gematigdheid maakte hem volkomen den afgod van een volk, welks liefde hy door zyne verstandige en zagtmoedige regering verdiend hadt, Dit werk van verhevenheid, by verstandigen bewonderd, verwekte hem gevaarlyke vyanden. Middelmatige zielen scheppen behagen in het verkleinen van die daaden, waartoe zy zigzelven onbekwaam gevoelen. De | |
[pagina 4]
| |
Koningin moeder, ondersteund door eenen magtigen aanhang, maakte zyne deugd verdagt, en terwyl hy scepters en kronen ter aarde wierp, zag hy zig zelven verdagt, als of hy onder den bedriegelyken dekmantel van gematigdheid de staatzugtige begeerte tot regeren verborg. Het was by het afleggen van het roer der regeringe, wanneer hy oordeelde, het geroep der kwaadsprekendheid den mond te moeten stoppen, en hoewel hy in 't midden van Sparta hadde kunnen leven, waar de gunst des volks hem zou beschermd hebben, verkoos hy egter liever, zigzelven eene vrywillige ballingschap opteleggen, dan in de noodzakelykheid te zyn, om zig tegen de beschuldigingen zyner vyanden te regtvaardigen, die, te zwak om zyne deugden natevolgen, nogthans behendig genoeg waren, om hem hunne ondeugden aantetygen. Het was gedurende den tyd van zyne reizen, wanneer hy, afgescheiden van het gewoel van landszaken, in eenzaamheid zyn opstel van hervorminge overdagt. Alle landen, die wegens den vorm hunner regeringe, en de wysheid hunner wetten Ga naar voetnoot(a) beroemd waren, kwamen hem voor, scholen te zyn, die eigenaartig geschikt waren, om hem te verligten. Als een oplettend waarnemer van verschillende inzettingen, onderzogt hy de overeenkomst, welke zy hadden met het karakter des volks, welks neigingen even zeer van elkander verschillen als het klimaat. Hy begreep dat eene strenge levenswyze, welke een volk, aan het welk de natuur het nodige en het overtollige met eene milde hand mededeelde, tot oproer zou aanzetten, kon ingevoerd worden by menschen, die een zandig en klipagtig land bewoonden. Zyne schranderheid | |
[pagina 5]
| |
deedt hem ontdekken, dat, hetgene den luister van den eenen Staat uitmaakt, dikwyls de oorzaak is van den ondergang van eenen naburigen Staat. Het was, na dat hy den aart en de hoedanigheid van verschillende wetten overwogen hadt, dat hy dat beroemde ontwerp van wetgevinge opstelde, hetwelk, terwyl het zynen naam vereeuwigde, het geluk uitmaakte van de natie, die hetzelve aannam. De Spartanen, verdrukt onder het juk hunner Koningen, die hunne dwingelanden waren geworden, wierpen het oog op eenen Verlosser. Zy zonden afgezanten op afgezanten aan Lycurgus, om hem op het ernstigste te verzoeken, om zyn Vaderland te hulp te komen. Dit eenparige geroep des Volks werdt door de stem der Koningen zelve ondersteund, die, om zig in de te onregt aangematigde voorregten te bevestigen, zig de goedkeuringe van eenen burger wilden ten nutte maken, die te geagt was, dan dat hy hun niet ontsachelyk zou schynen. Lycurgus Ga naar voetnoot(a) gaf de ernstige aanzoeken der Koningen en des volks gehoor: hy kwam te Sparta in omstandigheden, die voor zyn ontwerp van hervorminge gunstig waren. Het geluk doet dikwyls de gelegenheid geboren worden. Een groot man kan dezelve voorbereiden, en hy weet 'er altyd gebruik van te maken. De geschillen over de uitgestrektheid van het gezag der Koningen, en over de voorregten der onderdanen hadden in Sparta de fakkel der burgerlyke oneenigheden ontstoken. De bur- | |
[pagina 6]
| |
gers, gewapend om de banden der slavernye te verbreken, wilden liever het leven dan de vryheid derven. De Koningen konden zelve niet ontveinzen, dat, terwyl zy hun gezag te ver wilden uitstrekken, zy hetzelve aan 't wankelen gebragt hadden. Het volk van klagen tot muitery voortgaande, kundigde hun eene aanstaande omkering aan. Lycurgus bediende zig van de algemene gistinge der gemoederen, om eene regering te verbeteren, welke op de wanschapen vereeniging eener Alleenheerschinge en Volksregeringe gevormd was. Het bekwaamste hulpmiddel tegen zo vele onheilen was, dat 'er eene middelbare magt werdt vastgesteld, die sterk genoeg was, om de aanslagen der beide partyen te keer te gaan, en te zwak, om ze ongestraft te misbruiken; deze breidel scheen hem volstrekt noodzakelyk, om het tusschen het volk en de Koningen verdeelde gezag staande te houden: hy stelde eenen Raad in, wiens post het was de wetten te verdedigen, welken hy maakte, om de magt der Koningen en des volks tevens in evenwigt te houden. De troon van Sparta was sedert langen tyd tusschen twee familien verdeeld geweest, die van Hercules afstamden. De gelykheid van gezag deedt hen noodwendig tegen elkander naar opperheerschappy streven, en hun haat moest hunne magt verzwakken. Deze ongerymde verdeeling van het Koninklyke gezag was de besmettelyke bron, waaruit de algemene onheilen voortvloeiden. Lycurgus was te verligt, dan dat hy de oorzaak der kwale niet zou ontdekken, maar hy was te verstandig, om het regt van eene der twee familien aantetasten: hy was bedugt, dat deze hervorming meer ongelukken zou veroorzaaken, dan 'er uit het misbruik ontstonden. Inder- | |
[pagina 7]
| |
daad, de uitgesloten linie zou eenen aanhang van misnoegden gemaakt hebben, en de afgezette Koning zou een gevaarlyk burger zyn geworden. De Wetgever vergenoegde zig, met hunne magt tot zaken van den oorlog en Godsdienst te bepalen, en terwyl hy hun den titel en de sieraden der Koninklyke waardigheid liet, beroofde hy hen van alle wezenlyke magt. Het voorregt, om de Raadsheeren te verkiezen, werdt aan het volk gegeven, 't welk alleen de wetten kon bevestigen, die door den Raad en de Koningen vastgesteld werden. Na dezen eersten stap ondernam Lycurgus een werk, zwaarder dan alle de fabelagtige verrigtingen van Hercules. Dit was, om het karakter zyner medeburgeren, om zo te spreken, omtegieten, om hen boven het menschelyke te verheffen, door hen van de zwakheden der nature te bevryden, terwyl hy in de plaatse van heerschende driften veragting en verontwaardiging inboezemde voor al wat de reden kon verbasteren en bederven. De beroemdste Wysgeeren hadden hunnen ledigen tyd besteed aan het zoeken naar een middel, om den mensch zyne oorspronkelyke waardigheid weertegeven. Lycurgus, die minder ophef van woorden maakte, en minder op kleinigheden bleef staan, maar standvastiger en wyzer was, schiep eene nieuwe natuur, en bevolkte de aarde met nieuwe menschen. Het bezit van grote rykdommen, en de behoeften der armoede zyn twee klippen, waarop de deugd en de reden schipbreuk lyden. Om zo menigvuldige schipbreuken voortekomen, verdeelde de nieuwe Wetgever alle de landeryen in gelyke deelen. 'Er werden openbare tafels aangeregt, waaraan elk burger, zonder eenig onderscheid zyne maaltyd kwam doen. Al wie zig door eene weelderige | |
[pagina 8]
| |
kiesheid daaraan dorst onttrekken, werdt in eene geldboete beslagen; de Koningen zelve waren aan deze wet onderworpen: de spyzen, die aan de gasten toegedeeld werden, waren eenvouwdig en gemeen, zonder lekkernyen of verkwistingen; elk persoon in 't byzonder was verpligt, maandelyks het zyne toetebrengen tot onderhoud van de tafel, welke hem was aangewezen. De onderwerpen, welke men op deze openbare maaltyden verhandelde, hadden ten doel, om den moed der jeugd optewekken, en om hun hart, dat altyd leerzaam is, volgens de eerste indrukzelen tot deugd opteleiden. Dus, gelyk Xenophon aanmerkt, verschaften deze tafels, die eene school van matigheid en ingetogenheid waren, tevens kostbare spyzen aan het hart, en aan den geest. Dus was de weg, welken Lycurgus insloeg, om eene volkomen gelykheid onder zyne medeburgers vasttestellen. Hy, die eenige waardigheid bekleedde, kon aan dezelfde tafel van den gemenen man niet onderkend worden. De vertrekken, waaraan men gene sierlykheid ontdekte, hadden allen dezelfde eenvouwdigheid. De klederen, die by andere volkeren eene straf bare naarstigheid aanduiden, en den hoogmoed zo wel als de laagheid bedekken, waren allen van dezelfde stoffe gemaakt; en hadden allen hetzelfde fatsoen. Zodanig was de toverkunde, welke hy gebruikte, om den wellust te verbannen, die, onder voorwendsel van de naarstigheid optewakkeren, den moed ontzenuwt, en de zeden bederft. Na dat het gebruik der rykdommen verbannen was, moest de liefde en begeerte tot dezelven ook uitgerooid worden, die zig zonder schaamte den eerbied en de agting aanmatigt, welken men aan de weldoenders van het Vaderland verschuldigd is, en welken men | |
[pagina 9]
| |
hun weigert. Dit ontwerp was zo dra niet uitgedagt, of het werdt ook werkstellig gemaakt; goud en zilver werden verboden. In derzelver plaatse voerde men een soort van zwaar yzeren geld in, 't welk van weinig waarde was. Dit metaal, veragtelyk in de oogen van den buitenlander, kon niet verder gangbaar zyn, dan zig het regtsgebied van Sparta uitstrekte: dit staatkundige gebrek bragt wezenlyke rykdommen voort, terwyl het veragting daarvoor inboezemde. Hoewel Laconie eene grote uitgestrektheid van zeekusten hadde, die voor den Koophandel zeer voordeelig waren, werdt de scheepvaart egter verboden; de havens, door kunst of door de natuur gemaakt, werden verstopt. Dit geschiedde, om den Spartanen alle gemeenschap met den vreemdeling af te snyden, die hen met zyne fouten hadt kunnen besmetten, door het uitwendige vertoon van eene pragt, die de buitengemene strengheid eener levenswyze zou hebben doen bemerken, welke met de zinnen strydig was. Het reizen, meer geschikt, om verbastering te veroorzaken, dan om onderrigting te geven, werdt scherpelyk verboden. De Landbouw en Handwerken, volstrekt nodig tot onderhoud van den burger, werden aan de Iloten overgelaten, die, hoewel slaven, egter kinderen van het Vaderland werden. De kunsten van vernuft, die de sterkte des lighaams en de kragt van 't oordeel ontzenuwen, werden zonder eenige vergoedinge verbannen. De Muzyk en de Digtkunde Ga naar voetnoot(a) waren onder deze verban- | |
[pagina 10]
| |
ning niet mede begrepen. Deze gunst werdt hun niet toegestaan dan onder deze lastige voorwaarde, dat zy aan het opzigt der Overheden zouden onderworpen zyn. Het was derhalve door de gelykmatige verdeeling der landen, en door de afschaffing van goud en zilver geld, dat Lycurgus de weelde verbande; dat hy het schandelyke zaad der gierigheid verstikte, en dat hy de natuur scheen uittedoven, terwyl hy leerde, hoe men over haar moest heerschen. Zo haast 'er geen eigendom meer was, waren 'er ook gene misnoegden noch regtsgedingen meer, en de laaghartige nyverheid scherpte hare pylen niet langer, om haren naasten te verdrukken. Voor het waarnemen dezer gestrenge wetten kon men gene beter zekerheid verkrygen, dan door der jeugd eenen groten eerbied voor dezelven inteboezemen. Lycurgus overtuigd, dat de kinderen den Staat toebehoren, meende hen aan de inschikkelykheid hunner ouderen te moeten onttrekken, die, hen altyd volmaakt genoeg vinden, wanneer zy hunne zwakheden en hunne neigingen overnemen. Hy stelde eene openbare opvoeding in, welker eenparigheid de gemoederen gewende, om zig aan den staat van gelykheid te onderwerpen, welken hy hadt vastgesteld, en vervolgens de geringste kleinigheden naauwkeurig nagaande, verboodt hy de voedsters, de kinderen noch in hunnen smaak, noch in de kleine vlagen van eigenzinnigheid intevolgen, welken zo gemeen, en zo gemakkelyk in die jaren te verbeteren zyn. Zy moesten hen van het ogenblik hunner geboorte af gewennen, om koude en honger te verdragen, en hen met de eenzaamheid en duisternis gemeenzaam maken, ten einde om die ydele vrees te verbannen, welke de verbeelding ontrust, en waarvan onkundige oppassers zig bedienen, | |
[pagina 11]
| |
om de kinderen handelbaarder te maaken, terwyl zy hen waarlyk ongelukkiger en lafhartiger maken. Langs dezen weg was het, dat men hen voorbereidde, om zig aan die strenge tugt te onderwerpen, welke zy ondergaan moesten, wanneer zy de kindsheid te boven waren. Het was met den ouderdom van zeven jaren, wanneer men hen uit de handen der vrouwen nam, om hen elk in hunne klasse te plaatsen. Het voedzel was voor allen hetzelfde, de spyzen, die maar zeer gemeen toebereid waren, maakten den etenslust niet gaande, maar waren genoegzaam, om de natuur te onderhouden. Hunne klederen, allen van hetzelfde maakzel, waren ingerigt, naarmate het de jaargetyden vereischten. Zy sliepen allen in hetzelfde slaapvertrek op bedden van riet; men stondt hun toe, des winters een weinig dons van distelen 'er over te spreiden; hunne spelen vereischten eene grote beweging; dit was een nieuwe arbeid, welke hunne leden buigzamer, en hunne lighamen welgemaakt en sterk maakte. Men gewende hen bloots voets op scherpe klippen te lopen. Eindelyk zwemmen, dansen, lopen, vegten en worstelen waren de gewoone uitspanningen der jeugd. Eene van de voorzorgen van Lycurgus was, om de kinderen te gewennen, de levendigste smarten zonder tegenspreken of klagen te lyden, en gelyk hy hunnen moed boven de gevaren wilde verheffen, zo eischte men, dat ze zig aan de gestrengste kastydingen onderwierpen, zonder het minste blyk van gevoeligheid van zig te geven. Hy, die onder de slagen een schreeuw of een zugt van zig liet, werdt onteerd en beschimpt. De beschaving van den geest der jonge Spartanen was | |
[pagina 12]
| |
ten naasten by gelyk aan die van hun lighaam. Hunne wetenschappen, gelyk Plutarchus berigt, bepaalden zig enkel tot het noodwendige. De Wetgever hadt in alles het nuttige aan het treffende voorgetrokken. Men leide zig toe, om den geest te versieren met de kennis van de grote pligten van den Godsdienst. Hunne harten, gemakkelyk om te besturen, waren ten levendigsten overtuigd van de onvermydelyke verpligtinge, om zynen eed te houden. De grote grondregelen der wysheid, de grote beginzelen der deugd schenen hun van meer belang om gekend te worden, dan die geheimnissen, der nature, welken eene onvrugtbare weetgierigheid zoekt te doorgronden, en die de menschen hoogmoediger maakt, zonder hen beter te maken. De liefde voor het Vaderland was eene aandoening, welke tot geestdryvery werdt gedreven. De Spartaan, overtuigd, dat hy aan zyn Vaderland toebehoorde, beroofde zig van al het regt over zig zelven, en deze algemene aandoening werdt hem natuurlyk eigen door kragt der opvoedinge. Wanneer hy de mannelyke jaren bereikte, werdt hy onder de landtroepen van den Staat opgeschreven; dan stondt het hem vry, de Staatsvergaderingen bytewonen. Maar dit voorregt, zo duurbaar voor de eigenliefde, leide hem moejelyker pligten en eene strenger levenswyze op. De bezigheden en de levenswyze waren dan zo gestreng, dat eech Veldheer, die het best wordt gehoorzaamd, dezelven nimmer aan soldaten zou kunnen opleggen, zonder zich aan het gevaar bloot te stellen, om hen van hunne vaandelen te zien weglopen. De Spartanen, scherp van levenswyze in het midden van de voordeelen des vredes, lieten van hunne gestrengheid af, wanneer zy te velde waren. Hun voedzel, zonder minder grof te | |
[pagina 13]
| |
zyn, was overvloediger; hunne klederen, zonder kostbaarder te zyn, waren minder plomp en minder verwaarloosd; met een woordt, dit was het eenige volk op den aardbodem, voor 't welk de oorlog eene uitspanning was. De gesteldheid det regeringe van Lycurgus hadt ten doel, om de vryheid der burgers te bewaren, en om hen door de banden van een algemeen belang te vereenigen. Het was te Sparta, waar men dat onveranderlyk en zuiver geluk kon smaken, 't welk altyd onbekend blyft aan menschen, die in het smakeloze genot van weelde en wellusten verdronken liggen. De krygstugt van Lycurgus moest den lafhartigsten in eenen Held hervormen. De naburige Staten hadden alles te vrezen, en niets te hopen van eenen vyand, die den dood dorst veragten, gelyk hy denzelven kon toebrengen; en dewyl hy niets te verliezen hadt, stelde men zig aan verderflyke nederlagen bloot, om overwinningen zonder vrugt te behalen. De geringe buit van den overdonnenen kon de onkosten van den oorlog niet vergoeden. Het middel waarvan Lycurgus zig bediende, om den Spartanen eene onverschrokkenheid inteboezemen, die alles dorst braveren, en voor niets bevreesd was, was, dat hy hun genen anderen weg openliet dan den dood of de zege. De overwonnene kon zynen roem niet anders behouden, dan door verlies van zyn leven; maar, hy, die uit de nederlage ontkwam, was tot schande veroordeeld: dat men hem het leven liet behouden, was minder eene genade dan eene gedurige straf. De algemene veragting was een beul, die zonder ophouden de lafhartigheid strafte. Lycurgus wilde ook, dat Sparta zonder vestingwerken zou zyn, overtuigd, dat de dapperheid harer inwoonderen, wanneer ze wakkerder | |
[pagina 14]
| |
en werkzamer was geworden, hare sterkste verschansing zyn zoude. Wanneer we de geaartheid der menschen gadeslaan, die ten allen tyde en in alle plaatsen byna dezelfden zyn, dan kunnen we ons niet zonder verbaasdheid de middelen voorstellen, waarvan hy zig bediende, om aan een tugt, welke eischte, dat men zigzelven geheel moest vergeten, een ongebonden volk te onderwerpen, by het welk de liefde voor de vryheid zelfs tot het dweepagtige werdt gedreven; door welk eene betovering kon hy zonder bloedvergieten een plan doen aannemen, 't welk alle onderscheid vernietigde, 'twelk den hoogmoedigen ryken en den vernederden armen in eenen gelyken rang stelde, 'twelk den man, met gezag bekleed, van zyne waardigheden beroofde, om hem aan eene levenswyze te onderwerpen, welke zynen staat scheen te onteeren, en 't welk, terwyl het hem veroordeelde, om zig met het nodige alleen te vergenoegen, hem tevens de overtolligheden ontroofde, die de ware behoeften van de slaven der fortuin zyn? Hy begon, door zig van de algemene agtinge te verzekeren; de samenloop van omstandigheden deedt het overige. De twee koningen, welken toen de kroon onder zig verdeeld hadden, bezaten gene verhevenheid van geest. Het ontbrak hun ook aan die zagtheid van karakter, welke het verstand vergoedt, en welke de fierheid eener verheven ziel veragt. De burgers, driftig op hunne rust gezet, waren moede, om tegen stormen en onweersbuien te kampen. Het gemeen, 't welk niet wist te gehoorzamen, noch te regeren, werdt door de bekorelykheid van nieuwigheden weggesleept. Lycurgus had eenen Raad opgerigt, bestaande uit der- | |
[pagina 15]
| |
tig Persoonen, die gedurende hun leven bewaarders van het hoogste gezag in burgerlyke zaken moesten blyven. Deeze staatkundige vaststelling versterkte zyne party met den voornaamsten adel, die, zig vleiende met de hoop, van aan het gezag deel te zullen hebben, geloofde, eene regering te moeten voorthelpen, welke naar de regering der voornaamsten overhelde. De twee Koningen, welker magt de Raad beteugelde, beyverden zig het meest, om 'er in opgenomen te worden. Zy hoopten 'er de vonnissen uittevoeren, en 'er hun waggelend en bepaald gezag door te bevestigen of verder uittestrekken. Het gemeen, welk aan zyne meerderen gelyk was geworden, hadt belang, om wetten aan te neemen, waar op men het zegel der Goddelykheid gedrukt hadt, door de stem van het Orakel van Delphos, welks antwoorden in Griekenland als onfeilbaar geëerbiedigd waren. De Wetgeever ontmoette in zynen snellen loop gene hinderpaalen, dan in de verdeelinge der Landen. De eerste voorslag, welken hy des aangaande deedt, verbitterde tegen hem, alle de ryken die zig aan het Vaderland niet laten gelegen dan uit hoofde van de voordeelen, welken het hun aanbrengt. 'Er ontstont een oproer, waar in Lycurgus een oog verloor. Het gemeen, verbitterd door het bloed van zynen verlosser te zien stromen, vatte den jongen mensch, die den slag toegebragt hadt, en gaf hem over aan de wraak van den beledigden, die, daar hy hem kon straffen, zynen roem daarin stelde, van het hem te vergeven. Deeze daad van grootheid en edelmoedigheid veranderde schielyk de gesteldheid van deezen jongen mensch, Alcander genoemd, wiens levendig en driftig Karakter vol was van edelaartigheid en redelykheid. Weggerukt door de dankbaarheid zag hy | |
[pagina 16]
| |
niet anders dan den weldoender van het Vaderland in dengenen, welken hy als eenen vyand behandeld hadt. En hy werdt een van de voornaamste werkmeesters van het gebouw, welk men wilde stigten. Wanneer Plutarchus en de andere historieschryvers van deze omwentelinge spreken, geven ze ons gene kennis van de hulpmiddelen, welken Lycurgus gebruikte, om de ryken hunne toestemming tot het opofferen hunner bezittingen te doen geven. Zy bepalen zig enkel met ons te berigten, dat hy gene andere wapenen hadt dan de kragt van redenkavelinge en de zagtheid der overtuiginge. Maar welke redenkaveling kan kragtig genoeg zyn, om ryken te overreden, dat ze zig van de gerieflykheden van hun bestaan beroven, om de noden der behoeftigen te verzagten. Men moet in den naam van eenen God spreken, om zulk een wonderwerk te verrigten, en zelfs worden de stemmen der Godheid nog dikwyls veragt. Het is waar, het Orakel hadt zyne wetten geheiligd, en eene godsdienstige vrees was oorzaak, dat men niet ondernam, om dezelven te schenden. Doch de oorzaak schynt niet evenredig aan het uitwerksel, en daarenboven, de opstand der ryken tegen den eersten voorslag van verdeelinge toont dat zy het antwoord van het Orakel als eene list van den Priester te Delphos aanmerkten. Zy hadden het met dezelfde onleerzaamheid gehoord, waarmede de hedendaagsche ongelovigen de stoutheid hebben, den verhevensten Godsdienst aan te vallen; dat is te zeggen, als eenen breidel, bekwaam om den loop te besluren van eene drieste menigte, welke siddert op den naam van eenen God, welken men doet spreken. Men kan het stilzwygen der Historieschryvers door gissingen aanvullen. Is het niet waarschynlyker, dat | |
[pagina 17]
| |
Lycurgus, eer hy zyne hervorming begon, de Groten op zyne zyde trok, door eenen Raad intestellen, die uit de voornaamste burgers bestondt? De begeerte, om aan het opperste gezag deel te hebben, moet eene algemene drift geweest zyn. Insgelyks heeft het gemeen, ingenomen met de hoop, om van de armoede tot het bezit van landeryen te geraken, natuurlyk moeten medewerken tot voltojing van een gebouw, welk slegts voor hun scheen opgehaald te worden. De Wetgever werdt, om de ryken in toom te houden, ligtelyk door de armen ondersteund, welker getal, dat altyd het grootste is, in zynen boezem het zaad van eene magt heeft, welke het zelf niet kent. Zo haast Lycurgus zyne regering vastgesteld en de liefde voor zyne wetten ingeboezemd hadt, leide hy zig op niets meer toe, dan om middelen te vinden, om dezelven duurzaam te doen blyven, en na dat hy alle hulpmiddelen, welken de menschelyke wysheid hem aan de hand gaf, grondig onderzogt hadt, stelde hy de vrome kunstgreep te werk, waarvan hy zig bediend hadt, wanneer hy zyne hervorming begon. Hy riep de vergadering des volks samen, om hun te verklaren, dat, vermids hy in de onmogelykheid was, om, het gene in zyn opstel van wetten gebrekkelyk was, te verbeteren, hy besloten hadt, by het Orakel onderrigting te zoeken. Eene eenpaarige stem verhief zig, om het oogmerk goedtekeuren, welk hy zig hadt voorgesteld, om den God van Delphos nog eens raad te plegen. Hy maakte zig dit eerste ogenblik ten nutte, om de koningen en het volk door eenen onbreekbaren eed tot de waarneming zyner wetten te verpligten. Hy deedt hen zweren, dat zy generhande verandering in de regeringe, welke hy hadt | |
[pagina 18]
| |
vastgesteld, zouden maken, tot dat hy zou wedergekeerd zyn. Dus, na zyne medeburgers door de heiligheid van den eed verbonden te hebben, verliet hy zyn Vaderland, om het nooit weder te zien. De vraag, welke hy aan het Orakel wilde voorstellen, was, om te weten, of de wetten, welken hy gemaakt hadt, kragts genoeg hadden, om Sparta vry en deugdzaam te doen blyven. Het Orakel, geraadpleegd van een man, die belonen kon, kon niet anders dan een gunstig antwoord geven. De Priester verklaarde, dat Sparta de voornaamste stad der wereld zou zyn, zo lange zy hare wetten heilig gehoorzaamde. De vraag en het antwoord werden naar Lacedemon gezonden. Lycurgus, die nu niets meer te wenschen hadt, leide zig voor het overige zynes levens eene vrywillige ballingschap op. De twyffelagtige geschiedenis geeft ons geen zeker berigt wegens het einde van dezen groten man. Plutarchus verzekert, dat vermids hy zynen medeburgeren geen middel aan de hand wilde geven, om zig van hunnen eed te ontslaan, hy zyn leven te Delphos eindigde, door zig van 't eten te onthouden. Dees deftige Historieschryver, na zulk eenen heldhaftigen dood met de hoogdravendste loftuitingen in top gevyzeld te hebben, stelt denzelven voor als het voorbeeld van de allerzuiverste liefde voor het Vaderland, naardien hy gene pogingen aanwendde, om openbare toejuichingen te behalen, en dewyl de voorspoed, welken Sparta zou genieten, zyn werk was, zonder dat hy 'er zelf vrugten van plukte. Dezelfde schryver verhaalt eene andere overlevering, welke beweert, dat Lycurgus zyne dagen op het eiland Creta ge-eindigd heeft, en dat hy voor zyn sterven verzogt hadt, dat men zyne assche in zee mogt werpen, | |
[pagina 19]
| |
op dat, zo ten eenigen tyde zyne overblyfzelen naar Sparta overgevoerd wierden, zyne medeburgers zig niet van hunnen eed mogten ontslagen oordeelen, als of hy 'er levend te rug ware gekomen. Dit laatste berigt heeft alle kleuren van waarschynlykheid, men ziet 'er het kenmerk van vernuft van dezen groten man in, die zelfs nog na zyn dood burger zyn wil. Plutarchus berigt ons, dat de wetten van Lycurgus gedurende vyf honderd jaren in haar volle kragt gehandhaafd zyn. In dezen langen tyd, waarin de strenge tugt onbuigzame en ongebonden menschen in toom hield, behield Sparta al haren luister, en Griekenland, welk gehoorzaam was, zonder slaaf te zyn, vondt goed, haar tot scheidsman zyner lotgevallen te hebben. Deze schryver houdt de oprigting der overheden, Ephoren genoemd, voor gene nieuwe invoering. In tegendeel by beweert, dat het veeleer eene vermeerdering dan eene verslapping was van de burgerlyke regeringe. De redenen, waarmede hy zyn gevoelen aandringt, hebben meer schyn dan bondigheid; en het schynt zeker, dat deze nieuwe overheden de gesteldheid van Lycurgus zogten te ondermynen, op dezelfde wyze als de Tribunen, welken volgens hun voorbeeld ingesteld werden, de natuur der regeringe van Rome veranderden. De Ephoren, in plaatse van de magt van de regeringe der aanzienlyksten verder uittestrekken en te bevestigen, gelyk Plutarchus verzekert, matigden zig ongevoelig al het gezag aan, en rigtten eene tyrannische regering van weinigen op. Hun naam betekent Toezienders, of Opzienders. Zy waren ten getale van vyf. Het gemeen, welk alleen het regt hadt, om ze te verkiezen, verkoos hen uit zyn eigen lighaam, en hunne magt duurde niet lan- | |
[pagina 20]
| |
ger dan een jaar. De oorsprong van hunne instellinge is even zo onzeker als de uitgestrektheid van hun gezag, welk verschillend was, naar mate van de omstandigheden. Herodotus schryft dezelve aan Lycurgus toe: Xenophon aan Lycurgus in gemeenschap met de voornaamste burgers. Aristoteles en Plutarchus stellen haar onder de regeringe van Theopompus en Polydorus. Zy oordeelen, dat het voornamelyk het werk was van den laatstgenoemden dezer beide Vorsten, omtrent honderd en dertig jaren na den dood van Lycurgus. Ik geef myne toestemming aan dit gevoelen, als het waarschynlykste, en dat zo veel te meer, om dat de eerste oneenigheid waarvan de Geschiedenis van Sparta gewag maakt, onder de regeringe van deze beide Vorsten voorviel. Het gemeen zogt toen zyn gezag buiten de palen uittestrekken, welken van Lycurgus voorgeschreven waren. De standvastigheid der Koningen en des Raads verslapte by die gelegenheid niet. De ondernemingen des volks werden onderdrukt. Maar dit vuur, meer gedempt dan uitgedoofd, wierp nog steeds vonken uit, welken een voorteken waren, dat het eerlang in volle vlam zou uitbreken. De instelling der Ephoren was het middel, welk men het kragtigste oordeelde, om de onderdanigheid te herstellen. Op gelyke wyze, wanneer de Romeinen, den toom der gehoorzaamheid verbrekende, naar den Heiligen Berg de vlugt namen, kon de Raad hen niet tot hunnen pligt doen te rug keren, dan door hun Tribunen te geven, om beschermers te zyn van hunne regten. Het verhaal, welk Aristoteles ons van een geschil tusschen Theopompus en zyne vrouw geeft, verstrekt ten bewyze, dat dit het tydperk was, waarin deeze bediening vastge- | |
[pagina 21]
| |
steld werdt. Deeze Koningin, staatzugtiger dan het belang der burgeren behartigende, vroeg hem met ongenoegen, ‘Is het niet schandelyk, dat ge uwe Kroon zwakker en minder glansryk op uwe nakomelingschap overbrengt, dan gy dezelve van uwe voorouderen ontfangen hebt?’ De Koning antwoordde: myn Kroon zalschoner zyn, om dat ze duurzamer zyn zal. Dit antwoord is onder de Laconische spreuken gestelt. De uitkomst regtvaardigde de vrees der Koninginne, die het toekomende beter doorgrondde dan de kortziende oogen des Konings. De natuur van het ampt dezer overheden, de omstandigheden, waarby zy aangesteld werden, het gezag, welk 'er aan verknogt was, zyn overtuigende bewyzen, dat deze bedieningen in hare oorspronkelyke instellinge het werk waren van een misnoegd volk, welk in vervolg de voorregten en vryheden daar van uitstrekte, om een dwangmiddel te stellen tegens de onregtmatige bezitneemingen der Koningen en des Raads, welker al te naauwe vereeniging der algemene vryheid eenig onheil dreigde. De geschiedenis dezer stormagtige tyden verschaft ons geen ligt genoeg, om te ontdekken, of, gelyk Plutarchus beweert, de Ephoren niet in den beginnne alleen werden aangestelt, om tusschen de twee Koningen de verschillen te vereffenen, wanneer zy het in hunne gevoelens niet eens konden worden, dan of zy niet in hun begin slegts vrienden waren, van hun verkozen, om hunnen persoon te verbeelden, wanneer zy gedurende de lange oorlogen, welken zy tegen de Messeniers moesten voeren, verpligt waren Sparta te verlaaten. Hun gezag, in zyn oorsprong zwak, trok wel haast alle de | |
[pagina 22]
| |
deelen der regeringe tot zig. Hunne Staatzugt, aangemoedigd door den voorspoed, matigde zig het regt aan, om hunne Koningen in hegtenis te zetten, en hen zelfs de doodstraf te laten lyden. Hunne veranderlyke en onbestendige magt strekte zig verder uit of verzwakte naar mate van de verdiensten of zwakheden der Koningen, die den troon in bezit hadden. Dezen, jaloers op een gezag, welk men zig te onregt over hun hadt aangematigd, offerden alles op, om de Ephoren om te kopen. Staatzugtige en wrede staatkundigen als ze waren, zetten zy hen af, of vermoordden hen, wanneer de gunst des volks, of deszelfs onvermogen hun zekerheid gaf, dat ze het ongestraft doen konden. Hunne Kuiperyen hadden eenen groten invloed op de verkiezingen, waarin de huurling, aan hunnen wil verslaafd, dikwyls den voorstander van het gemene welvaren voorgetrokken werdt. Men kan gemakkelyk zien, dat de aanstelling der Ephoren het bederf invoerde, de partyschappen gaande maakte, en den voortgang bevorderde van alle de buitensporigheden, welken den dam doorbraken, die tegens de verbastering opgeworpen was. Dit is het gevoelen van Aristoteles, die gelooft, dat het eene kwetsing der gezonde staatkunde is, dat men uit het lighaam des volks overheidspersonen verkiest, om hen met het hoogste gezag te bekleden. Inderdaad, kunnen menschen, die onder het gewigt der armoede gebukt gan, de verleiding der rykdommen tegenstaan? Men geeft zonder knaginge den voorrang aan eene geëerbiedigde grootheid boven eene veragte laagheid, en aan de vermaken van den overvloed boven de verslindende bekommernissen der armoede. Dezelfde wysgeer zegt, dat zo wel in dien tyd, welke | |
[pagina 23]
| |
voor hem was voorafgegaan, als in welken hy schreef, de Ephoren dikwyls waren beschuldigd geworden, dat alles voor geld by hen te koop was, het was voornamelyk op de openbare maaltyden, waar deze overheden den prys hunner ontrouwe rykelyk uitdeelden, om aanhangers te kopen, die even zo bedorven als zy waren. Hy voegt 'er by, dat hun gezag zo volstrekt werdt, dat de koningen zelve verpligt waren, de gunst dezer nieuwe dwinglanden op eene bedelagtige wyze te verzoeken. Deze vereeniging, door eene wederzydsche staatzugt samengehegt, gaf vreeslyke schokken aan de gesteldheid van den Staat, die van eene regeringe der aanzienlyksten, gelyk hy in den beginne was, tot eene volksregeringe verviel. Aristoteles, altyd oordeelkundig in zyne aanmerkingen, berigt ons, dat het de dwingelandy der Ephoren was, welke een einde maakte aan het evenwigt van magt, door Lycurgus vastgesteld, om 'er de duurzaamheid van te verzekeren, en 'er het misbruik van voortekomen. Hoewel deze ongelukkige onwenteling het misdryf was der Ephoren en der medepligtigen van hunne dwinglandye, men mag egter vermoeden, dat de dam, tegens de buitensporigheden opgeworpen, de verwoestingen daarvan zou gestuit hebben, hadde de agteloosheid omtrent de wetten van Lycurgus niet die besmettelyke verbastering in de openbare zeden ingevoerd, welke al den glans van den Staat deedt verdwynen. Het vergif veroorzaakte zo veel verwoestingen niet, dan om dat de harten reeds besmet waren. Polybius Ga naar voetnoot(a) en Plutarchus verzekeren ons, dat het | |
[pagina 24]
| |
oogmerk van den Wetgever geweest was, om Sparta zo arm te maken, dat den vreemdeling de begeerte mogt ontnomen worden, om het door geweld van wapenen aan zig te onderwerpen. De onvrugtbaarheid van een grond, die niets dan zand of klippen oplevert, strekt tot een waarborg voor de onaf hankelykheid der inwoonderen, even gelyk de vrugtbaarheid de staatzugt der overwinnaren ontsteekt. De wysheid des Wetgevers, hadt zig, door het beveiligen eener vryheid, die door de wetten bepaald was, voorgesteld, om te verhinderen dat deze vryheid, welker gebruik zo aangenaam is, door ongebondenheid, geen bron van bitterheid mogt worden. De gestrengheid zyner tugt hadt, terwyl zy de Spartanen dapper en onvermoeijelyk maakte, hen binnen 's lands onverwinbaar gemaakt. De Afschaffing van goud en zilver, de veragting van den Koophandel, welken zy niet konden dryven, dewyl zy gene havens noch schepen hadden, schenen dit volk binnen de palen van zyn regtsgebied in te sluiten. Lycurgus scheen, door het weg nemen van 't middel, dat dienen kan om aanwinningen te maken, in het hart van den Spartaan de staatzugtige begeerte uitgedoofd te hebben, om zyne heerschappyverder uittestrekken. Maar deze zelfde liefde tot roem en voor het Vaderland, welke hunnen moed boven de gevaren hadt verheven, bragt alle de onheilen voort, welken de Wetgever wilde voorkomen. De zugt tot aanwinningen ontvonkte de begeerlykheid en gierigheid. Polybius merkt aan, dat, zo lang zy alleen naar de heerschappy der naburige gewesten stonden, het voortbrengsel hunner eigen landen genoegzaam was om de onkosten te vergoeden, welken tot de Krygstogten nodig wa- | |
[pagina 25]
| |
ren, welken in naby gelegen landen en slegts voor eenen korten tyd gedaan werden. Maar wanneer zy, de heiligheid der wetten van Lycurgus verwaarlozende, hunne wapenen in afgelegen landen overbragten, zo wel te water als te lande, toen ondervonden zy wel haast de noodzakelykheid van een openbaar fonds, om het gewigt van die kostbare oorlogen te dragen, naarmate het toneel daar van verder was afgelegen. Hun yzer en geld in gene waarde by den buitenlander, was hun van generhande nut. De verwisseling van het jaarlyksche voortbrengsel hunner landen was ook niet toereikende ter vervullinge der noodwendigheden, en dit was de eenige Koophandel, welke hun werdt vrygegeven. Het was, vervolgt dezelfde schryver, deze tomeloze staatzugt om aanwinningen te maken, welke hen tot de vernederende noodzakelykheid bragt, om hunne sierheid te laten vallen voor den honenden hoogmoed der Koningen van Persie, om onderstand van hun te krygen. De eilanden, welken zy onder hun gebied hadden gebragt, werden onder den last der schattingen verdrukt. De andere Grieken, gedwongen om hun bondgenoten te zyn, ten einde zy niet hunne slaven mogten worden, werden uitgeput, om hun in hunne oogmerken te dienen. Alle de Historieschryvers komen hierin overeen, dat de liefde tot rykdommen en pragt, de bron van alle ondeugden, te Sparta voet kreeg onder de regeringe van den eersten Agis. Lysander, van nature begaafd met alle bekwaamheden, leefde verslaafd aan de bekorelykheden der wellusten, en daar hy de grootste Veldheer van zynen tyd geweest was, zo was het voorbeeld zyner ongeregeldheden des te besmettelyker, dewyl de deugden van een groot man der ondeugd hare lelykheid | |
[pagina 26]
| |
schynen te ontnemen. Zyne begeerte tot rykdommen, welken hy tot zyne staatzugtige oogmerken deed dienen, verdoofde den glans van zyn zegepralend leven. Athene, door zyne wapenen verwonnen, liet Sparta zonder mededinger; de scepter van Griekenland werdt der zegepralende stad opgedragen; de buit van den overwonnenen werdt den overwinnaar ten eigendom. Het goud der Volkeren werdt te Sparta, door zynen luister misleid, opgelegd. Eenige burgers, welken de besmetting der rykdommen verschoond hadt, kantten zig kragtig tegens deze nieuwigheid, welke zy aanmerkten als eene inbreuk op de wetten van Lycurgus: het goud en zilver, welk hun in de oogen flikkerde, scheen hun een voorteken te zyn eener toekomende armoede, dewyl deze misleidende metalen, terwyl zy de openbare bronnen vergiftigden, de zeden zouden veranderen, welken tot nog toe den rykdom van den Spartaan hadden uitgemaakt. De Ephoren gaven deze zaak over aan de beslissinge van den Raad, welke, de wetten van Lycurgus niet openlyk durvende verbreken, noch afstaan van het bezit van een metaal, dat zo schitterend was, verklaarde, dat het goud en zilver tot de behoeften van den Staat konden gebezigd worden; maar terzelfder tyd stelde hy de doodstraf voor eenen iegelyk, die het in 't byzonder bezat. Plutarchus berispt dit vonnis als verleidelyk en bedrieglyk: Was Lycurgus, zegt hy, alleen bevreesd voor de gedaante van het geld en zilver, en niet voor die ongeregelde driften, waarvan zy het zaad en voedzel zyn? Het besluit van den Raad, wel verre van 'er veragting voor inteboezemen, moest de begeerte tot hetzelve nog meer gaande maken. Het was, den burger aan de ver- | |
[pagina 27]
| |
zoeking bloot te stellen, om zig te verbeelden, dat het gene tot het algemene welzyn dienstig was, ook voor zyn byzonder geluk van dienst kon zyn. Het opgelegde gemis moest de begeerte om het te bezitten groter maken, naar evenredigheid van het vermogen, welk deze metalen den Staat konden verschaffen: daarenboven, het verbod moest de overtreders vermeenigvuldigen door de agting, welke men bewees aan zaken, waarvan men het gebruik verboodt. Deze droevige waarheid werdt wel haast bevestigd door het voorbeeld van eenen zekeren Thorax, eenen groten vriend van Lysander, die, overtuigd, dat hy eene grote somme zilvers in zyn huis bewaard hadt, ter dood veroordeeld werdt. Dit was het tydperk, waarin by de Spartanen alles te koop was, het tydperk van die laagheid, dat zy by den buitenlander onderstand bedelden, en van die onmededogende hardheid, waardoor zy van de overwonnen eilanden en gewesten schattingen eischten, welken hunne naarstigheid en vrugtbaarheid uitputten. Agesilaus genoot eenen roem zonder smet tot aan den middag zynes levens; maar het afnemen zyner jaaren was tevens het afnemen van zyne agtinge, en deze schitterende star werdt by haren ondergang door wolken verduisterd: na dat hy langen tyd als Koning van Sparta hadt gehandeld, gedroeg hy zig ten laatsten als den opperkoopman van eene troep gelukzoekers, die met hun bloed eenen laaghartigen koophandel dryven. Tachos, Koning van Egypte riep hem te hulp: hy kwam met een heirleger, geschikt, om de verdediging voor hem optenemen. Nectanabis, die een oproer tegens Tachos zynen oom verwekt hadt, boodt den Lacedemoonschen Veldheer eene aanzienlyke somme gelds aan, die, verblind door den | |
[pagina 28]
| |
glans van het goud, den ongelukkigen Koning verliet, om zig aan zynen neef te verkopen. Het belang van het Vaderland was het voorwendsel waar van hy zig bediende, om zyne laaghartige overloping te bedekken; maar het kon hem tot gene verschoning dienen by de nakomelingschap, welke weet, dat het geenzins het belang van het Vaderland is, deszelfs kinderen ongetrouw en meineedig te maken. Tot dit tydperk brengt Plutarchus den oorsprong van de verbasteringe der zeden van Sparta. Athene sleepte de overwinnende stad met zig in zynen val. Het goud en zilver des overwonnenen wreekten hem van den hoogmoed des overwinnaars. De wyduitgestrekte grensen van den staat boezemden byzondere personen de begeerte in, om ook hunne bezittingen verder uittestrekken. De pragt, welke het goed vermindert, terwyl zy de behoeften vermeerdert, gaf den oorsprong aan eene lage en strafwaardige naarstigheid. En wanneer men alles dorst begeren, dorst men ook alles verbreken. De verwyfde levenswyze ontzenuwde den moed. De verfyning der wellusten maakte zelfs de aansporing daartoe stomp. De geesten zonder wakkerheid lagen, in zorgloosheid en veragting ingewiegd, te zieltogen. Sparta, door menigvuldige schokken, aan 't wankelen gebragt, was aan 't afnemen tot aan de regering van Agis en Leonidas; zo lange de oude verdeeling der landeryen was gehandhaafd geworden, waren de smaak van eigendom, en de begeerte om zig te vergroten, aandoeningen, die onbekend waren. De vader bragt op zynen zoon het gedeelte over, welk hy ontfangen hadt. De altoos standhoudende gelykheid, was de geheiligde band, die alle de burgers vereenigd deed blyven. Het was onder | |
[pagina 29]
| |
de regeringe van deze twee Koningen, dat de doodsteek werdt toegebragt, welke het wezen der regeringe het onderste boven keerde. Epidateus, een der Ephoren, misnoegd over zynen zoon, vergat, dat hy zyn vader was: verblind door zyn wraakzugt, liet hy eene wet uitgaan, dat het allen burgeren vrystondt, hunne erfgoederen te mogen vervreemden, en dat elk vryheid hadt om ze te verkopen of wegtegeven. Deze wet bragt eene vreemde omkering te wege in het bezit der landeryen. De Koning Leonidas, die zig langen tyd aan het hof van Seleucus hadt opgehouden, hadt 'er de gewoonten van overgenomen, en 'er de verwyfdheid en ondeugden van mede gebragt. Eene uitheemsche vrouw, welke hy getrouwd hadt, begunstigdeden voortgang der besm ettinge. Op de eenvouwdigheid der oude zeden, welken nog den glans van den troon ophielden, zag men de oostersche pragt en hovaardy volgen. Men herinnerde zig de wetten van Lycurgus niet meer, dan om 'er de gestrengheid van te berispen. Op woeker geleende goederen verrykten den gierigaart, die zyn geluk bouwde op de puinhopen van den ligtmis, die door de pragt uitgeput was. De landeryen gingen over in de hand van eenige zeer weinigen. Het getal der huisgezinnen, die aan de eerste verdeelinge der landen deel hadden, beliep zeven en dertig duizend; thans vondt hetzelve zig verminderd tot op een duizend. De overigen, gelyk Plutarchus Ga naar voetnoot(a) aanmerkt, leidden in de stad, met dezen last beladen, een lui en kwynend leven. Het waren menschen, welken de behoeftigheid ongevoelig hadt gemaakt; | |
[pagina 30]
| |
zonder moed tot den oorlog ontwaaakten zy niet uit hunnen slaap in het geruste genot van den Vrede, dan op het gerugt van de oneenigheid, welke zy te hulpe riepen; deze menschen, door de armoede van hunne waardigheid beroofd, verwagtten van eene onwentelinge het einde hunner ongelukken. Zodanig zyn de onheilen, welken de buitengemeen grote armoede van den eenen, en de pragtige rykdommen van den anderen, in eenen vryen staat te wege brengen. Deze wandrogtelyke onevenredigheid baart haat; de gemene man, die lydt, wordt de heimelyke vyand van den vermogenden burger. De bezittingen van dezen schynen aan genen eene schreeuwende onregtvaardige aanmatiging zyner voorregten. De liefde voor het Vaderland wordt uitgedoofd, dewyl men ziet, dat hetzelve, den naam van gemene moeder verzakende, uitsluitende liefdeblyken verkwist aan eenige geliefde kinderen, terwyl het zig als eene onmeêdogende stiefmoeder jegens anderen betoont. Elke Staat nadert tot zynen ondergang, wanneer de fortuin alle hare gaven op het hoofd van eenige byzondere personen opeenstapelt. De arme is altyd een kwaad burger. Het is een slaaf, welke mort tegens de hand, die hem slaat, hy verwagt maar alleen de gelegenheid, om dezelve ongestraft te kunnen afhouwen. De jonge Agis, de derde van dien naam, hadt een vroegtydige Wysheid, welke hem den volmaaktsten van alle de Prinsen maakte, die sedert Agis den Groten geregeerd hadden. Het was in die jaren, waarin de hartstogten hunne heerschappy met de meeste dwingelandye oeffenen, wanneer hy, zig zelven boven dezelven verheffende, ondernam den Staat te hervormen, door zig zelven te hervormen; | |
[pagina 31]
| |
en in plaatse van bedorven zeden de oude tugt van een strengen Lycurgus te doen herleven. Hy oordeelde de hinderpalen, welken hem daarin konden te rug houden, niet beter uit den weg te kunnen ruimen dan door de hervorming aan zig zelven te beginnen, overtuigd, dat het voorbeeld der Koningen het rigtsnoer der onderdanen is. De verwyfde opvoeding, welke hy ontfangen hadt, hadt het zaad der deugd niet verstikt. De overvloed der vermaken hadt een walgelyke zatheid van dezelven te wege gebragt; zyne driften, zo haast ze gaande gemaakt waren, hadden hem welhaast veragting voor de wellusten ingeboezemd. Hy verzaakte zig zelven geheel en al, en werdt een nieuw mensch. Als een godsdienstig waarnemer der wetten van Lycurgus verwierp hy dien nietsbeduidenden en beuzelagtigen hoogmoed, die van laaghartige Koningen op den troon gebragt was. Zyne eenvouwdige en matige tafel verschafte generhande uitgezogte geregten. Zyne manier van zig te kleden was eenvouwdig en zonder sieraad. Door deze moejelyke zege, op zig zelven behaald, won hy aller harten. De jonge Spartanen, door zyn voorbeeld aangemoedigd, namen de eenvouwdigheid zyner zeden over. Zelf verwonderd over zulk eenen schielyken voortgang, maakte hy zig dezen eersten yver ten nutte om zyn werk te voltojen. De voornaamste burgers vonden 'er belang by, om hem in zynen loop te stuiten, maar hy bezat behendigheid genoeg, om hen aan zyne hervormingen deel te doen nemen. Agesilaus, zyn moeders broeder, die het voornaamste werktuig zyner oogmerken was geworden, bediende zig van het vermogen, welk hy op het gemoed zyner zuster hadt, om haar in het ontwerp van hervor- | |
[pagina 32]
| |
minge genoegen te doen nemen. Om deze Prinses, magtig door hare rykdommen, daartoe te brengen, hadt de meeste zwarigheid in, dewyl zy 'er het meeste by moest opofferen. Het goed, welk zy kon te wege brengen, gaf haar vele vrienden of aanhangers. Hare schuldenaars, die alles van hare strengheid te dugten hadden deden hun best, om zig harer inschikkelykheid waardig te maken. Dus maakte haar rykdom haar byna volstrekt noodzakelyk in de openbare beraadslagingen. Deze moeder, verschrikt over de onbezonnenheid van haren zoon, zag in den beginne in zyn ontwerp niets anders dan de grillige inbeelding van eenen verwaanden jongeling, door het aantrekkelyke van nieuwigheden misleid, en die gelooft, dat al wat met zwarigheden verzeld gaat, roemryk is. Hare moederlyke liefde deedt haar de gevaren nog groter voorkomen, waaraan haar zoon zig bloot stelde. Doch het gezigt der onheilen, welken Sparta zouden drukken, wekte hare liefde voor het Vaderland op. Agesilaus, zonder den moed te verliezen, gebruikte alle zyne behendigheid, om haar te vertonen, dat alle de hinderpalen, welken haar deden vrezen, ligt te overwinnen waren; dat de belangeloosheid, waarvan haar zoon zulk een heldhaftig voorbeeld gaf, het Vaderland zyne oorspronkelyke waardigheid zou wedergeven; dat men haar alleenlyk verzogt, om zulk een edel ontwerp te willen ondersteunen, door het opofferen harer rykdommen en beuzelingen, die minder geschikt waren, om agting te verwekken, dan om de geneigdheid tot pragt en verbastering aan te kweken. De Prinses, gerust gesteld door de beweegredenen, welken haren zoon bestuurden, | |
[pagina 33]
| |
en aangemoedigd door de raadgevingen van haren broeder, veranderde eensklaps van gevoelen, en niet slegts te vreden met het ontwerp der hervorminge door het afstaan van hare goederen te ondersteunen, bediende zy zig van het vermogen, welk zy op de gemoederen hadt, om hare vriendinnen te verpligten haar voorbeeld te volgen. De Spartanen schenen op hare stem door de werking eener Godheid weggerukt te worden. Eene schielyke geestdryvery beheerschte alle de gemoederen, en de yver tot hervorming werdt eene algemene neiging. Plutarchus berigt ons, dat de getrouwde Spartanen hunne vrouwen eene volstrekte heerschappy over zig hadden laten verkrygen. Ingewyd in de verborgenheden der regeringe, bestuurden zy het roer daarvan met meer wakkerheid, dan zy de besturing harer huislyke zaken waarnamen. Deze zagte inschikkelykheid der mannen had haar in het bezit gesteld van alle de rykdommen van Sparta. Hare toestemming moest men derhalve hebben, dewyl, daar zy het meeste te verliezen hadden, zy ook waarschynlyk het minst gehoor zouden geven. De vrouwen, die by de eerste beweging het ontwerp van hervorminge met toejuichinge hadden aangenomen, vervielen welhaast weder tot hare zwakheid, wanneer zy het stuk nader overdagten. Te vast aan hare zinnen verslaafd, konden zy die ydele sieraden niet vaarwel zeggen, welken het geluk der genen uitmaken, die zig niet kunnen verheffen tot de kennis van zaken, welken waarlyk groot en edelmoedig zyn. Het grootste gedeelte, ontrust, dat zy de heerschappy zouden verliezen, welke de rykdom, en boven al de fraaiheid van opschik, haar gaf, overreedde zig, dat men wel haast zou ophouden, die genen | |
[pagina 34]
| |
te behagen, welken men niet kon belonen. Dusdanig waren de beweegredenen van de kuiperyen, welken zy maakten, om hare beuzelagtige voordeelen ten koste van den algemeenen voorspoed te behouden. De hulp van Koning Leonidas, geëerbiedigd door zynen ouderdom en ondervinding, scheen haar het sterkste bolwerk, welk men tegens de invoering van alle nieuwigheid kon opwerpen. De oude Spartanen, die in de verwyfdheid en wellusten grys waren geworden, sidderden op den naam van Lycurgus. De meesten, gedrukt onder den last der noodwendigheden, verkozen eene werkeloze behoeftigheid boven de gemakken, die aan den arbeid verknogt zyn. Zy geleken die vlugtende slaven, die, naakt en zonder voedsel, bedugt zyn van wederom onder de magt van eenen gestrengen meester te vervallen, die hen van alle noodwendigheden zou verzorgen. Agis, altyd driftig in 't voortzetten zyner oogmerken, slaagde gelukkig, in zynen vriend Lysander tot Ephoor te doen verkiezen. Versterkt door zulk eenen yverigen voorstander, stelde hy onmiddelyk zyn ontwerp aan den Raad voor. De voornaamste artikelen daarvan waren dezen: ‘dat alle schulden zouden vernietigd worden, dat de landeryen in gelyke deelen onder alle de burgers zouden verdeeld worden, en dat eindelyk alle de wetten van Lycurgus in hare eerste kragt zouden hersteld worden. ‘Deze voorstellen, die nadrukkelyk verhandeld werden, veroorzaakten eene groote strydigheid van gevoelens. Na lange tegenkantingen kregen zy, die zig tegens de hervorming stelden, met eene eenige stem de overhand. Ter zelfder tyd riep Lysander de Volksvergadering samen, waarvoor hy eene kragtige en treffende redenvoe- | |
[pagina 35]
| |
ring deedt. Vervolgens spraken Mandrochidas en Agesilaus tot het volk, en baden het ten ernstigsten, van niet te willen lyden, dat de majesteit van Sparta door de aanslagen van eenige burgers, die door verwyfdheid zig dezen naam hadden onwaardig gemaakt, geschonden werdt, terwyl de ware kinderen van het Vaderland een smartelyk leven leidden, en in elende en behoeftigheid veragtelyk ter neder lagen. Zy deden vervolgens den Godsdienst spreken, die altyd een sterk vermogen op eene verhitte inbeelding heeft. Zy haalden oude Godspraken aan, welken de Spartanen geraden hadden, eenen sterken dyk te stellen tegens de gierigheid en pragt, besmettelyke ziekten, welken alle de leden van den staat bedorven hadden. Zy roemden bovenal het antwoord, onlangs van het Orakel van Pasiphaé Ga naar voetnoot(a) gegeven, welk hun beval, tot die gelykheid te rug te keren, welke hen gelukkig en zegepralende gemaakt hadt. Agis was de laatste, die in deze vergaderinge sprak. Zyn welsprekendheid was zegepralend, dewyl zy door voorbeelden ondersteund was, en dewyl hy in plaatse van geloften te doen, wezenlyke dingen gaf. Ik kan niet beter, zeide hy, tot herstelling van de oude tugt medewerken, dan door myn gansch vaderlyk erfdeel, welk in bouwlanden en ryke weiden bestaat, aan de schatkist des lands te geeven. Ik geef 'er daarenboven zes honderd talenten aan geld aan, waar van ik my schaam sedert langen tyd den lagen bezitter geweest te zyn. Myn groot- | |
[pagina 36]
| |
moeder, myn moeder, onze nabestaanden, onze vrienden zyn bereid, dezelfde offerhande aan het Vaderland te doen. Het volk, getroffen door de edelmoedigheid van eenen Koning, die zig van het zyne beroofde, om 'er hen mede te bekleden, nam zyne aanbiedingen met een toejuichinge aan, welke ten naasten by aan dronkenschap kwam. Hy werdt aangemerkt als de eenige Koning, die sedert drie honderd jaren waardig was geweest den troon te bezitten. Leonidas, gedreven door de dubbele beweegreden van gierigheid en nyd, borst uit door de geweldigste tegenkanting; zyne neigingen strekten zig naar de zyde der ryken, welker belangen met de zynen vermengd waren. Hy was tot nog toe te rug gehouden door de vreze van zig aan de onstuimige opwellingen eener wufte menigte bloot te stellen, die verbitterd en bereid was, alles te verbreken om hare te onregt ontnomen voorregten weder te krygen. Droefgeestig en listig staatkundige als hy was, had hy slinksche middelen gebruikt, om het ontwerp van zynen amptgenoot te verydelen: een vyand, zo veel te gevaarlyker, om dat hy, zig verborgen houdende, in duisterheid schigten wierp, welken men niet kon vermyden. Hy hadt de Overheden in den beginne ingeboezemd, dat Agis, onder voorwendsel van verdeelinge der landeryen, en vernietiginge der schulden, zig eenen weg tot de dwingelandy wilde banen, dat de behoeftige, die door zyne geschenken ryk was geworden, welhaast deelgenoot zou worden van de ondernemingen van zynen weldoender. Deze geveinsde Vorst liet in deze vergaderinge den sluier vallen, welke hem bedekte: hy voorzag, dat indien het ontwerp van hervorminge ter uitvoeringe gebragt werdt, al de roem daarvan op zyn amptgenoot zou afdalen, dewyl het zyn werk zou wezen; hy kon niet nalaaten te beseffen, dat eene al te late toestemming hem armer zou maaken, | |
[pagina 37]
| |
zonder hem zynen roem weder te geven. Eindelyk, het was hem moejelyk, rykdommen te laten varen, die overtolligheden verschaften, welken de gewoonte tot ware behoeften gemaakt had. Lysander, ziende, dat de party van Leonidas in den Raad de overhand hadt, besloot hem voor de regtbank van het volk te dagen, om daar als een verbreker der wetten afgezet te worden. Het was den prinsen van Koninklyken bloede van Sparta verboden, met buitenlandsche vrouwen te trouwen, en de vrugten van zulk eene vereeniginge als hunne kinderen optebrengen. Dezelfde wet stelde de doodstraf op de genen, die Sparta verlieten, om aan de buitenlandsche hoven hun verblyf te nemen. Leonidas hadt de wet in deze beide opzigten verbroken. Lysander kwam Leonidas voor met de beschuldiginge, welke hy tegens hem inbragt, en na dit soort van regtspleginge stelde hy de plegtigheid te werk van den hemel raadteplegen. Ga naar voetnoot(a) Deze staatkundige plegtigheid, zo geschikt, om een volk, dat bygeloviger dan verligt is, in toom te houden, was door de Ephoren ingesteld, om den Koningen dien heilzamen schrik in te boezemen, welke dikwyls verhindert, dat ze hunnen pligt vergeten. | |
[pagina 38]
| |
Lysander, na eenen eed gedaan te hebben, dat hy in den hemel een onfeilbaar teken gezien hadt van de overtredinge van Leonidas tegens de Goden, daagde hem in om te verschynen, ten einde om gestraft of geregtvaardigd te worden. Vervolgens boezemde hy Cleombrotus, schoonzoon van den beschuldigden Koning, in, dat hy zyn regt op de Kroon zou te rug eischen, dewyl hy van Koninklyken bloede was. Leonidas, zig te zwak of te strafschuldig gevoelende, ontvlugtte, en nam de wyk in den tempel van Minerva. Men zette hem af, om dat hy niet was verschenen, en zyne Kroon werdt op het hoofd van Cleombrotus gezet. Wanneer de tyd van het overheids amt van Lysander verstreken was, was de andere party sterk genoeg, om de verkiezing op hare aanhangeren te doen vallen. Deze nieuwe overheden namen de verdediging van Leonidas op. Lysander, aanklager, werdt op zyne beurt aangeklaagd, om rekenschap te doen wegens de besluiten, die aangaande de vernietiging der schulden en de verdeeling der landeryen genomen waren. Men behandelde den genen als eenen gevaarlyken invoerder van nieuwigheden, die de oude tugt in hare kragt hadt willen herstellen. Lysander, ontrust over deze aanklagt, hadt de voorzigtigheid, om de twee Koningen in zyne zaak deel te doen nemen, door hen te overreden, dat de onderneming der Ephoren een inbreuk was op hun gezag, dewyl zy alleen aangesteld waren, om de Koningen te vereenigen, wanneer hunne gevoelens verschillende waren. De prinsen waren ligt te overreden; zy wapenden de jonge Spartanen, en de burgers, die wegens schulden in hegtenis geweest waren, en gevolgd van dezen stoet, die magt hadt te gebieden, begaven zy zig naar de | |
[pagina 39]
| |
vergadering des volks, waar zy de Ephoren afzetten; men stelde in hunne plaats voorstanders der hervorminge aan, en onder het getal van dezen was ook Agesilaus. Agis, bedaard in 't midden van het onweer, voorkwam alle ongeregeldheden, welken men van eene oproerige vergadering van menschen hadt te dugten, die opgehitst en zonder breidel waren. Het bloed van den burger werdt veschoond. Leonidas was zyn vyand geweest, hy merkte hem in zynen val niet anders aan dan als eenen ongelukkigen, die zyn medelyden waardig was, hoewel hy zyne wraak verdiend hadde. Hy vondt zelfs goed, hem aan de oogmerken te ontrekken, welke de onverzoenlyke Agesilaus tegens zyn leven smeedde, en gaf hem eene bedekking, om hem in veiligheid naar Tegea te brengen. Deze onderneming, bekroond met den gelukkigsten uitslag, scheen alle hinderpalen te doen verdwynen. De goede burgers vleiden zig, den tyd te zullen beleven, waarin de wetten aan de zeden hare eerste onnozelheid zouden wedergeven; wanneer Agesilaus zyn best deedt, om het werk af te breken, waar hy de gronden toe gelegd hadt. Besmet met het zelfde euvel, welk de gesteldheid van Lycurgus omver hadt geworpen, hadt hy het zyne tot de hervorming alleen toegebragt door eene beweegreden van gierigheid, welke 'er den voortgang van stuitte. Plutarchus stelt hem ons voor als eenen listigen mensch, geboren om over de gemoederen te heerschen, tomeloos in zyne neigingen, huichelagtigen voorstander der hervorminge, welke hy niet begunstigde, dan om zig van den drukkenden last der schulden te bevryden, welken hy gemaakt hadt, om zyne ligtmisseryen te verzadigen, en om zyne verkwistingen goed te maken. | |
[pagina 40]
| |
De twee Koningen besloten eindelyk met de vernietiginge der schulden, en de verdeelinge der landeryen, voorttegaan. Agesilaus, baatzugtig staatkundjge, hadt de behendigheid, van hen te overreden, om deze beide stukken niet op eenmaal te ondernemen, op dat Sparta niet door zulke geweldige schokken aan 't waggelen raakte. Hy verzekerde hen, dat, indien de ryken slegts eerst konden overgehaald worden, om de vernietiginge der schulden goed te keuren, de verdeeling der landeryen zonder tegenstreven zou doorgaan. De twee jonge Vorsten, te eerlyk en te opregt, dan datze niet gemakkelyk konden bedrogen worden, werden door zulke schoonschynende beloften misleid. Lysander, die meer verligt was, werdt zo wel als zy bedrogen, en zy zagen allen in zulk eenen gevaarlyken raad niets anders dan eene omzigtige wysheid. De Koningen, die zig zelven hun verlies mede veroorzaakten, lieten alle de Rekeningen en Obligatien op het geregtsplein brengen, welke verbrand werden voor de oogen van den gierigen woekeraar, en van den schuldeischer, die van zyn regt beroofd was. Agesilaus, getuige van dezen brand, liet zyne vreugde uitbersten, door luid uitteroepen, dat hy nooit zuiverder noch aangenamer vlammen gezien hadt. Dit gedrag van Agesilaus toont, dat Sparta in zynen boezem menschen kweekte, die even zo staatkundig waren als zyne meer verligte naburen, wanneer het 'er op aankwam, om de maatregelen, die tot welzyn van het algemeen waren genomen, tot hun byzonder voordeel te doen dienen. Hoewel het volk met ongeduld om de verdeeling der landeryen aanhield, en de Koningen stipte bevelen gaven, om dezelve ter uitvoer te brengen, bragt Agesilaus egter, altyd vrugtbaar in uitvlugten, het | |
[pagina 41]
| |
zo ver, dat de tyd daartoe verlengd werdt tot op het ogenblik, dat Agis verpligt was, zig aan het hoofd van een heirleger te stellen, welk men den Achajers te hulpe zondt. Hy was door zyne geboorte de rykste van Sparta, zo wel door de uitgestrektheid zyner bezittingen, als door derzelver vrugtbaarheid. Maar uitgeput door zyne ligtmisseryen bevondt hy zig arm in 't midden van den overvloed, en hy hadt meer schulden gemaakt, dan hy goederen hadt. Het eerste besluit hadt hem van de lastige annzoeken zyner schuldeischers bevryd, en hem in het vreedzame genot zyner goederen hersteld. Zulk een aangenaam genot streelde zyne zinnen te veel, dan dat hy eene wet wilde ondersteunen, welke strekte, om 'er hem van te beroven. Hy hadt het eerste ontwerp begunstigd, om dat het tot zyn openbaar belang medewerkte, hy kantte zig tegens de uitvoering van het laatste, om dat het hem tot eene gelykheid zou brengen, welke voor zyne behoeften niet toereikende was. De troepen der Spartanen bestonden uit jonge lieden zonder geld en goederen, die, daar ze zig van de vervolginge hunner schuldeischers bevryd zagen, zig met de hoop vleiden, dat de verdeeling der landeryen by hunne te rug komst hun de ongemakken van den oorlog zou vergoeden. Deze hoop hadt den moed van allen wakker gemaakt, en de Spartanen hadden zig met yver onder de vaandelen van hunnen Koning begeven. Deze strydbare jonge manschap bragt den Grieken, die verzet stonden, die oude tugt te binnen, welke, terwyl zy den Krygsman onverwinlyk maakte, Sparta tevens den scepter van Griekenland, en de verwondering der Barbaren hadt verworven. Maar terwyl Agis aan zyn Vaderland | |
[pagina 42]
| |
zynen vorigen luister wedergaf, kwamen 'er te Sparta wolken op, die welhaast het onweer op zyn hoofd deden storten. Agesilaus, zyne magt misbruikende, werdt de dwingeland van een volk, welk hy belast was te beschermen. Als een oppermagtig vorst zonder breidel en zonder schaamte, verdrukte hy zyne medeburgers door strafwaardige knevelaryen. Sparta werdt armer zonder hem ryker te maken. Vermenigvuldigde plagen bereidden eene omwenteling in het gemoed des volks, welk, altyd onder de eerste slagen buigende, zig doldriftig verheft, om den verdrukker, die het geslagen heeft, in schande ter neder te storten. Leonidas, sedert langen tyd by de Spartanen verfoeid, wordt welhaast hunne afgod. De roofzugt van Agesilaus wordt op rekening der beide Koningen gesteld. Agis vindt by zyne terugkomst zo vele vyanden als burgers. De weldoender van het Vaderland moest 'er smaadheden van ondervinden. De ongelukken, welken een strafschuldige ondervindt, kunnen door de herdenking zyner misdryven gebillykt en verzagt worden. De moeiten, welken de deugzame man lydt voor het goede, dat hy doen wilde, zyn een dubbele straf. Agis, van zyne vrienden verlaten, nam de vlugt in den tempel van Minerva, gelyk Cleombrotus eene vryplaats in den tempel van Neptunus gezogt hadt. Leonidas, dus in staat gesteld, om over het lot zyner vyanden te beschikken, kon den ruimen teugel aan zyne wraakzugt tegen Cleombrotus vieren. Hy liet zig door de tranen zyner dogter buigen, en daar hy het bloed van eenen schoonzoon, die de oorzaak was van de onheilen, welken hy hadt geleden, kon vergieten, bepaalde hy zyne wraak tot de straf der ballingschap. De edel- | |
[pagina 43]
| |
moedige Chelonis gaf by die gelegenheid een voorbeeld van die heldhaftige deugd, welke eertyds de Spartaansche vrouwen boven de zwakheden harer kunne hadt verheven. Als eene tedere en gevoelige dogter hadt zy met haren vader, van Lysander uit het land gejaagd, de ongemakken eener vernederende ballingschap willen deelen; en door eene edelmoedige veragting van grootheid hadt zy den glans eener kroone verworpen, welke zy met haren gemaal kon deelen. Na de omwenteling, welke Leonidas in zyne eer herstelde, gaf deze dappere en deugdzame vrouw aan de moejelykheden der ballingschap met haren man den voorrang boven de eerbewyzingen, welke zy in haar Vaderland onder de bescherming van den troon hares Vaders kon genieten. By aldien Cleombrotus niet door de staatzugt is verblind geweest, zo moet hy gelukkiger in zyne ballingschap geleefd hebben, daar hy zulk eene waardige egtgenote bezat, dan hy op den troon zou geweest zyn, zo hy haar hadt moeten derven. Na dat Cleombrotus in ballingschap was gezonden, moest Leonidas een slagtoffer hebben; het bloed van Agis was alleen in staat, om den dorst zyner wraakzugt te lesschen, Dees ondankbare vorst vergat, dat hy in de eerste omwenteling zyn leven, tegens den toeleg der moordenaren, door de edelmoedigheid van dezen ongelukkigen Vorst behouden hadt. Na dat hy menigvuldige middelen beproefd hadt, om hem uit zyne geheiligde schuilplaats te lokken, wapende hy drie menschen, die aan de ondeugd verkogt waren, tegen zyn leven, welken Agis voor zyne vrinden hield, als of Koningen dezelven konden hebben. Deze trouwloze en meinedige menschen waren gewoon, hem naar het bad te verzellen, en hem | |
[pagina 44]
| |
tot eene bedekking te dienen, om naar den tempel terug te komen. Dezen waren het, die hem in den afgegrond stortten. Ampharus, hun hoofd en die de samenspanning gesmeed hadt, was in plaatse van Agesilaus in de bedieninge van Epboor gesteld. Dees bedorven mensch hadt sedert korten tyd van Agesistrata, moeder van Agis, tafelservies en huisraad van eene grote waarde geleend. De ondergang van Agis en van zyne gantsche familie scheen hem een gemakkelyk middel, om dezelven in eigendom te verkrygen. Hy trok twee medepligtigen op zyne zyde, die, misleid door den glans van een ryke jaarwedde, zig met hem naar Agis begaven, om hem naar het bad te verzellen. Maar by zyne terugkomst, wanneer hy den tempel wederom wilde intreden, werdt hy van Ampharus, uit kragt zyner bedieninge van Ephoor, vastgehouden; op hetzelfde ogenblik vielen Democbares en Arcesilas hem met geweld aan, en sleepten hem op eene smadelyke wyze naar de openbare gevangenis. Agis, het slagtoffer van zyn ligtgelovig betrouwen, verdroeg alle deze smaadheden met eene zagtmoedigheid, welke deze uitvoerders van het misdryf de wapenen zou hebben doen nederleggen, zo zy nog eenige overblyfzels van deugd gehad hadden; en wanneer de Ephoren hem vroegen, of Agesilaus en Lysander hem niet gedwongen hadden, om nieuwigheden intevoeren, en of het hem niet berouwde, vatte hy, in plaatse van de schuld op zyne vrienden te werpen, manmoedig hunne verdediging op, en zeide, dat hy het zig tot roem rekende, de eer van een ontwerp met niemand te deelen, welke hem was ingeboezemd door de begeerte, om het voorbeeld van den groten Lycurgus natevolgen. De Ephoren, ver- | |
[pagina 45]
| |
gramd over een antwoord, welk tot hunne bestraffing strekte, veroordeelden hem ter dood. De gerigtsdienanaren, belast, om hem ter plaatse te brengen, waar men de misdadigers ter dood bragt, weigerden te gehoorzamen. Beloningen en bedreigingen waren niet kragtig genoeg, om hen medepligtig te maken aan den moord van den weldoender des Vaderlands. Demochares, hen van hunne tegenkantinge niet kunnende afbrengen, vatte zelf Agis aan, en van regter beul geworden, sleepte hy hem naar de geregtsplaats, waar hy onmiddelyk ter dood gebragt werdt. Dit onschuldig slagtoffer onderwierp zig met onverschilligheid aan zyn noodlot; het scheen, dat hy liever wilde sterven, dan onder zulke bedorven menschen te moeten leven. Het was in dat verschrikkelyk ogenblik, wanneer hy, de vertrooster van hun geworden, die over zyn lot tranen stortten, tot den scherpregter zeide: ‘myn vriend, het is niet nodig my te beklagen, bewaar uw medelyden voor hun, die my doen sneuvelen’. De barbaarsche Demochares, die de ongevoelige getuige van dit bloedige toneel geweest was, vergunde de moeder en grootmoeder van Agis, om in de gevangenis te gaan. Zy wisten nog niet, dat haar zoon niet meer was, en zy waren gekomen, om vryheid te verkrygen, om zyne zaak voor het volk te verdedigen. Demochares, ongevoelig voor het medelyden zo wel als voor de knaaging van 't geweten, antwoordde haar met eenen honenden glimlach, uw zoon heeft niets te vreezen. Archidamie tradt het eerst binnen, en gaf op hetzelfde ogenblik den geest onder het moordgeweer der vloekverwanten. Agesistrata werdt vervolgens naar de plaats gebragt, waar deze twee regtsplegingen geschied waren. Door | |
[pagina 46]
| |
schrik en ontroering getroffen op het gezigt van het lighaam van hare moeder en van haren zoon, en na langen tyd onbewegelyk te zyn gebleven, wiep zy zig eindelyk op het bebloede lyk van haren zoon, en riep, met luider stem: ‘Waarde Agis! myn waarde Agis, uwe gevaarlyke zagtzinnigheid is heden de oorzaak van onzen dood!’ De onmeêdogende Ampharus, vergramd over deze woorden, zeide tot haar, dewyl gy het gedrag van uwen zoon goedkeurt, zo bekent gy, dat ge zyn medepligtige zyt, en gy moet dezelfde straf ondergaan. Deze ongelukkige moeder, aan de woede der beulen overgegeven, moest op denzelfden tyd driemalen den dood ondergaan. Zy deedt in dit laatste ogenblik de standvastigheid en ongevoeligheid der oude Spartanen ten klaarsten blyken, die lyden konden en sterven, zonder zig te beklagen. Gereed om den doodslag te ontfangen, riep zy uit: ‘Onsterffelyke Goden; ik heb slegts eene laatste gunst aan u te verzoeken, te weten, dat myn bloed het zaad niet moge wezen van de onheilen myns Vaderlands’. Dusdanig was het einde van Agis, het roemryk slagtoffer van zyn ondankbaar Vaderland en van zyne lafhartige vrienden, gehuurde werktuigen van eenen aanhang, die bereid was alles te verbreken, om zyne staatzugt genoegen te geven. Ik heb my in eene byzondere ontvouwinge van het laatste bedryf ingelaten, welk dezen Vorst ter dood bragt, om te tonen, hoe zeer de rykdommen de Spartanen bedorven hadden, die ongelukkig genoeg waren, om niet te weten, dat het gemakkelyker is de armoede te verdragen, dan een regt gebruik van den overvloed te kunnen maken. Het is zeker, dat gewone misdaden door den behoeftigen bedreven | |
[pagina 47]
| |
worden, maar ondeugden zyn veel menigvuldiger by de ryken. De misdaad is slegts van eenen korten duur, maar de ondeugd ontstaat uit eene hebbelykheid. Archidamas, broeder van Agis, ontsnapte der waakzaamheid zyner vyanden, en redde zyn leven door de vlugt. Agiatis, gemalin van Agis, was de eerste schoonheid van Griekenland. De natuur hadt haar met alle hare gaven rykelyk begiftigd, en de fortuin hadt alle hare milddadigheid voor haar uitgeput. Hare rykdommen maakten de begeerte van Leonidas gaande, die, zonder hare geneigdheid te raadplegen, haar dwong, om met zynen zoon Cleomenes te trouwen, hoewel zy eerst onlangs verlost ware. Deze vereeniging bragt een geheel tegenstrydig uitwerksel voort met het gene de Dwingeland zig daar van beloofd hadt, dewyl zy den ondergang van zynen aanhang veroorzaakte, en de wraak van den moord van Agis verhaastte. Cleomenes was smoorlyk op zyne vrouw verliefd, en deze aandoening werdt levendiger door de tranen, welken hy haar telkens zag storten, wanneer men van het wrede lot van haren eersten gemaal sprak. De tranen der schoonheid zyn kragtige wapenen. Cleomenes, tot medelyden bewogen, hoorde met verwonderinge het verhaal van de beweegredenen, welken dezen Koning zo ongelukkig hadden doen te werk gaan, zonder schuldig geweest te zyn. Oplettend op de kleinste omstandigheden, en verbaasd over zulk eene heldhaftige belangeloosheid, liet hy zig door de welsprekende droefheid zyne gemalinne overreden, om ten eenigen tyde het voorbeeld van dezen burgerkoning natevolgen. Maar verborg in het binnenste van zyn hart een oogmerk, waarvan de uitvoering onmogelyk was, geduren- | |
[pagina 48]
| |
de het leven zynes vaders, en boven al in eenen tyd, waarin de harten, nog met verbaasdheid getroffen over den verschen moord van Agis, zonder moed en zonder dapperheid waren. Men hadt 'er alles te dugten van de heerschende party, die, in de vermaken en wellusten gedompeld, uit hare slaapkoorts zou opgewekt worden op den enkelen naam van Lycurgus. Deze ontwerpen werden uitgesteld tot aan den dood van zynen vader. Het was toen, wanneer hy bezitter van den troon, zonder eenen amtgenoot te hebben, de middelen bereidde, om zig van den goeden uitslag zyner onderneminge te verzekeren. Hy begreep welhaast, dat het bederf alle de leden van den staat besmet hadt: dat de ziel der Groten, door de gierigheid verslenscht, en door de pragt verzwakt, zonder liefde voor het algemene welvaren was, dat de armen, door de ellenden kleinhartig gemaakt, voor de moejelykheden des oorlogs bevreesd waren, en dat zy, ongevoelig uit kragt dat ze zo veel moesten lyden, onleerzaam geworden waren voor alle soort van tugt, dat de Ephoren, onregtmatige bezitters van het hoogste gezag, den Koningen niets anders dan de schim van den magt, en eene schaduw zonder iets wezenlyks gelaten hadden. Deze afhankelykheid vernederde de grootmoedigheid van eenen jongen en manmoedigen Koning, die te zeer op zyne voorregten gesteld was, dan dat hy onder meesters zou buigen, en die te regtvaardig was, dan dat hy het gezag zou misbruiken, dewyl hy zynen roem alleen deedt bestaan in het geluk van zyn Vaderland, waaraan hy zynen luister wilde wedergeven. Cleomenes begon, met eenen zyner vrienden, Xenares genaamd, te ondertasten, wien hy vroeg, wat voor | |
[pagina 49]
| |
een persoon dees Agis geweest ware, en op welke beweegredenen hy zulk eene gevaarlyke onderneming gewaagd hadde. Xenares, die in 't eerst deze vragen enkel aan de nieuwsgierigheid toeschreef, verhaalde hem zonder drift, al wat 'er was voorgevallen. De aanhoudende begeerte van den jongen Vorst, om alle omstandigheden te weten, om alle de beweegoorzaken te ontdekken, en boven al de verwondering, waarmede hy op den enkelen naam van Agis werdt getroffen, verrieden de beweegreden zyner nieuwsgierigheid. Xenares berispte levendig een ontwerp, dat van eenen Vorst zonder ondervindinge werdt aangekweekt, en die nog gene zwarigheden zag, om dat hy nog niets uitgevoerd hadt. Ontrust over dit onbezonnen ontwerp, brak hy alle gemeenschap met hem af; doch indien het hem aan moed ontbrak, om zynen vriend in zulk eene loffelyke onderneminge te helpen, hy had egter kragts genoeg, om zyn geheim te eerbiedigen. Cleomenes werdt door dezen eersten stap geenzins afgeschrikt; maar hy bemerkte, dat, indien zyn ontwerp ontdekt werdt, hy zo vele vyanden zou hebben, als 'er vermogende burgers te Sparta waren. Dus bedugt van verraden te worden, besloot hy voortaan niemand dan zig zelven raad te vragen. Vermits het stille genot van den vrede alle de burgers te naauw vereenigde, zo nam hy het tydstip van den oorlog der Achajers waar, om zyn oogmerk bekend te doen worden. Aratus, die het bestuur hadt over de ondernemingen van dat vermaarde bondgenootschap, welk Griekenland zo veel bloeds kostte, kende Cleomenes niet genoeg, om te geloven, dat men iets van hem hadt te vrezen. Hy beloofde zig eene gemakkelyke overwinning op een volk, dat aangevoerd werdt van eenen Koning, zonder ondervindinge, in eenen ouderdom, | |
[pagina 50]
| |
wanneer men driftiger is, om de gevaren te tarten, dan bekwaam om dezelven te boven te komen. Dronken van de hoop van eenen ingebeelden voorspoed, viel hy in het land der Arcadiers, bondgenoten van Sparta, en brandde en verwoestte alles in het naby gelegen land van Achaje. Vol van veragtinge voor zynen vyand werdt zyn inval van generhande oorlogsverklaringe voorafgegaan. De Ephoren, verbaasd over deze onverwagten inval, zonden Cleomenes met een heirleger af, om deze onderneming te stuiten. Deze jonge Koning, een held zonder den bystand der ondervindinge, gaf blyken van bekwaamheden, welke by andere menschen de vrugt zyn van arbeid en tyd: zo werkzaam als onvermoeid stelde hy hinderlagen, welken Aratus, die in het veld en onder de wapenen grys was geworden, niet gelukkig of bekwaam genoeg was te vermyden. De Spartanen wederhielden hem in den loop van zynen zege pralenden voorspoed, en moede van den oorlog, weigerden zy het hunne toetebrengen tot de middelen, die best geschikt waren, om denzelven ten einde te brengen. Cleomenes, verbitterd van te moeten zien, dat het volk hem wetten voorschreef, geloofde, deszelfs onbuigzaamheid niet beter te kunnen bedwingen, dan door Archidamas, broeder van Agis naar Sparta te rug te roepen, om den troon met hem te deelen. Hy vleide zig met de hope dat het hoogste gebied door hunne vereeniging, en door de gelykvormigheid hunner oogmerken te beter zou bevestigd worden, en dat dit eindelyk het eenige middel was, om het evenwigt van gezag, door de Ephoren vernietigd, te herstellen. Dewyl de party, die Agis hadt doen sneuvelen, alles van de wraak van zynen broeder te dugten hadt, zo liet zy hem verraderlyk vermoorden, | |
[pagina 51]
| |
wanneer hy op 't punt stond, om in zyn Vaderland te rug te komen. Cleomenes, over zyn ongeluk getroffen, werdt 'er nog des te driftiger door, om zyne oogmerken te agtervolgen. Hy won de baatzugtige zielen door geschenken: de Ephoren, misleid door zyne weldadigheid, betrouwden hem alleen de zorg toe, om den oorlog voorttezetten. Cratesilea, zyne moeder, offerde al haar goed op, om hem aanhangers te verwerven; en dewyl zy Megeston, van wiens gezag het lot van Sparta afhing, in zyne belangen wilde trekken, zo vereenigde zy zig met hem door een huwelyk, welk haar hart afkeurde. Cleomenes, volstrekt meester van de krygsverrigtingen geworden, leverde eenen bloedigen veldslag, in welken Aratus gantschelyk verslagen werdt. Hy doodde met zyn eigen hand Lydiadas, Veldheer der Megalopolitanen. Deze overwinning, welke men enkel aan zyne bekwaamheid verschuldigd was, verhief den moed der soldaten, van welken hy de afgod werdt. Deze luisterryke voorspoed, die verwondering hadt moeten verwekken, maakte alleen het geschreeuw van den nyd gaande. Men was te Sparta bedugt, dat de liefde der soldaten voor hunnen veldheer niet anders dan banden voor het Vaderland bereidde, en in plaatse van hem wegens zyne overwinninge geluk te wenschen, werdt hy van ondankbare burgers teruggeroepen, die hem straften, om dat hy den luister van hunnen roem hersteld hadt. Het was, volgens Plutarchus, by zyne terugkomst, wanneer deze Koning aan Megeston, zynen schoonvader, de noodzakelykheid te verstaan gaf, om de Ephoren afteschaffen, en de burgers, overeenkomstig met de wetten van Lycurgus, in hunne vorige gelykheid te herstel- | |
[pagina 52]
| |
len, als het eenige middel, om aan Sparta het oppergebied, welk het oulings hadt gehad, over geheel Griekenland wedertegeven. Megeston gebruikte al zyn gezag, om hem wederom aan het hoofd van het leger te brengen. Cleomenes, gedekt door zulk eenen magtigen en wyzen vriend, nam alle zulken met zig, die gedurende zyne afwezigheid zyne oogmerken zouden kunnen dwarsbomen. De luisterrykste voorspoed maakte het begin van dezen veldtogt beroemd, maar menigvuldige slagen, altyd van de zege gevolgd, verzwakten het leger. De soldaten, door heen en weertrekken af gemat, waren in de onmogelykheid, om de moejelykheden langer uittestaan. Men moest aan den terugtogt denken, of zig aan het gevaar bloot stellen, van door tegenheden den glans van zo groot een voorspoed te bezwalken; de Spartanen, die meer verzwakt waren, dan de gehuurde soldaten, dewyl zy verwyfder waren, verzogten, in Arcadie te mogen blyven. Cleomenes, ontslagen van de genen, die zig tegens zyne oogmerken hadden kunnen kanten, trok op Sparta aan, gevolgd van buitenlandsche troepen, en van eenige vrienden, die zyn betrouwen verdiend hadden. Hy rigtte zynen aantogt zo wel in, dat men zyne komst binnen Sparta vernam, ten tyde wanneer de Ephoren aan de avond maaltyd waren. Hy liet Euriclidas vooruitgaan, benevens vier van zyne vertrouwdste vrienden en eenige soldaten, die de uitvoering van het oogmerk beginnen moesten. Terwyl Euriclidas de Ephoren door eene versierde boodschap van wegens Cleomenes om den tuin leidde, vielen de overigen, die hem gevolgd waren, met den degen in de vuist op de Ephoren aan; vier hunner werden terstond nedergemaakt; tien personen, die hun te hulp | |
[pagina 53]
| |
waren gekomen, werden in hunnen ondergang mede ingewikkeld. Agesilaus vondt middel, om zig te redden, door zig ter aarde te werpen, en zig als dood te houden. Cleomenes gaf zig aan deze buitensporigheid over, om niet ten eenigen tyde het lot van Agis te hebben, die door te grote inschikkelykheid of bevreesdheid, zynen eigen ondergang bewerkt hadt. Hy verbande daags daaraan vier-en twintig burgers als de gevaarlyksten. Na dat hy dus de bedorvenste leden van den staat hadt afgesneden, liet hy alle de gestoelten der Ephoren van de geregtsplaats wegnemen; een eenige werdt behouden, om hem tot eenen zetel te dienen, wanneer hy den burgeren regt kwam doen. Vervolgens riep hy de vergadering des volks samen, om de bekommeringen te verdryven, welken zyne laatste handelingen verwekt hadden. Het voorwendsel van het algemene welvaren bedekte al de schandelykheid daarvan; zyne kragtige en roerende welsprekendheid ontwikkelde, welke de natuur en de uitgestrektheid van de magt der Ephoren zyn moest, en de hachelyke gevolgen, welke uit het slinksch aangematigd regt voortvloeiden, van niets dan hunnen wil tot eene wet te hebben, van de stoutmoedigheid, om hunne Koningen aftezetten, en zig ongestraft met hun bloed te bezoedelen, ja hun zelfs de vryheid te weigeren, om zig in de vergaderinge des volks te regtvaardigen. Het geweld, waarvan hy zig hadt bediend, hadt eene verdediging nodig. Zyne behendige welsprekendheid breidde zig uit over de noodzakelykheid, welke de eerste wet is: hy zeide, dat 'er ongemakken waren, welken men zonder geweldige hulpmiddelen, en zonder bloedstorten niet kon uitrojen. Hy bevestigde zyne redenen door | |
[pagina 54]
| |
het voorbeeld van Lycurgus, die, eer hy zyne wetten voorstelde, gewapend op het Marktveld kwam, willende zyn Vaderland liever eene kortstondige smart doen lyden, dan het onder de uitmergeling en het bederf der zeden en ligtmisseryen laten kwynen. Eindelyk verklaarde hy, dat hy geen ander oogmerk hadt, dan om de verdeeling der landeryen te herstellen, met de vernietiging der schulden, en om het voorregt van 't burgerschap aan eenige dappere en deugdzame vreemdelingen te geven, welken Sparta nieuwe verdedigers zouden uitleveren. Zulke zuivere oogmerken konden met verdagt zyn, dewyl hy terstond al zyn goed in 's Lands schatkist gaf. Megeston, zyne vrienden, en de voornaamste burgers volgden zyn voorbeeld. By de verdeelinge der landeryen bewaarde men een gedeelte voor gebannenen, die als de andere burgers behandeld wierden. Men beloofde zelfs, hen weder te rug te roepen, zo haast de rust zo ver zou verzekerd zyn, dat hunne aanslagen dezelve niet meer aan 't wankelen konden brengen. Hy deedt de oude tugt herleven, van de kinderen op te brengen, de oeffeningen werden in hare eerste kragt hersteld, en elk werdt gewend, zig by de openbare maaltyden te begeven; het volk, welk niet gewoon was, zig van eenen Koning alleen geregeerd te zien, hadt zig kunnen verbeelden, dat hy naar de dwingelandy stondt, door al het gezag in zig te vereenigen. Hy verdreef deze ydele vrees, door zynen broeder Euclidas tot amtgenoot aantenemen, welken hy nevens zig op den troon deedt klimmen. Het was dus, terwyl hy de gestrengheid der oude tugt deedt herleven, en der jeugd nieuwe | |
[pagina 55]
| |
en ontsachelyker wapenen gaf, dat hy nog eens de agting der Spartaansche soldaten herstelde. En Lacedemon, uit eenen langen slaap ontwaakt, gaf welhaast wetten aan geheel Peloponnesus. De Achajers, door hunne nederlagen ootmoediger geworden, vernederden zig zo ver, dat zy Cleomenes om den vrede smeekten, en hem de voorwaarden naar zyn eigen welgevallen lieten opmaken. De edelmoedige ovenwinnaar begeerde genen anderen prys voor zyne overwinningen, dan de eer van tot hoofd van het bondgenootschap verkoren te worden. Hy beloofde, dat zo men hem dien tytel opdroeg, hy de steden en de gevangenen zou te rug geven, die onder zyne magt waren. De Achajers, verwonderd over zyne gematigdheid onderwierpen zig met blydschap aan zulke zagte voorwaarden. Alle de beloften werden met der daad vervuld, de krygsgevangenen werden te rug gezonden, en de overwonnen steden kwamen weder onder hare oude heerschappye. Maar dewyl eene ziekte hem verpligt hadt, om zig naar Sparta te begeven, zo bleef het verdrag onvoltooid, en dit uitstel was dodelyk voor gansch Griekenland. Aratus, die gedurende dertig jaren den tytel van hoofd van het bondgenootschap hadt gedragen, kon niet lyden, dat deze eer hem door eenen jongen Vorst werdt ontnomen, wiens roem hy benydde, na dat hy deszelfs dapperheid ondervonden hadt. Dus offerde hy het welvaren van zyn Vaderland, en de vryheid van Griekenland, op aan zyne staatzugtige wraakgierigheid. Tot hier toe was hy der yverigste verdediger der algemene vryheid geweest, en de onverzoenbaarste vyand van alle dwingelanden. Verblind door zyne staatzugt riep | |
[pagina 56]
| |
hy de Macedoniers te hulp. Dit volk, vyanden van Griekenland, was 'er schandelyk uitgedreven door dezen zelfden Aratus, die hun nu de toegangen daartoe opende. Een droevig bewys, gelyk Plutarchus zegt, van de zwakheid der menschelyke nature, welke ons nooit in de vereeniginge van de uitmuntendste hoedanigheden het voorbeeld van eene volmaakte deugd kan opleveren. Deze aanmerking is eene droevige waarheid voor verhevener verstanden; maar zy is vertroostend voor gemene geesten, die met hunne middelmatigheid te vreden zyn, wanneer zy de smetten zien, welken de verhevenste talenten bezwalken. Het vuur des oorlogs zette geheel Griekenland in brand. Cleomenes boodt met eene ongelyke krygsmagt eenen moedigen tegenstand aan de pogingen der vereende Achajers en Macedoniers. De vorderingen, welken hy maakte, en die men alleen aan zyne bekwaamheid kon toeschryven, beloofden nog meer, wanneer hy lafhartig werdt verraden van eenen zyner onderbevelhebberen, Damoteles genaamd, die zig door Antigonus hadt laten omkopen. Cleomenes viel in de lagen, die hy zynen vyanden gelegd hadt, welken hy slag leverde in de vlakten van Sillasie. De Spartanen, door de menigte overmand, deden hunnen dood zeer duur betalen. Zesduizend bleven op de plaats benevens hunnen Koning Euclidas. 'Er waren niet meer dan twee honderd, die de naderlage ontkwamen. Cleomenes nam de wyk naar Sparta, welk hem zyn ongeluk scheen te verwyten. Vernederd, om dat hy eene tegenheid ondergaan hadt, waarvan de schande geheel op den trouwlozen Damoteles moest te rug keren, nam hy de vlugt naar Egypte by Ptolomeus Euergetes, wiens vriendschap hem | |
[pagina 57]
| |
op genoegzamen bystand deedt hopen, om zyne schande te doen vergeten. De onverwagte dood van dien Monarch ontnam hem deze hoop. Ptolomeus Philopator, nieuwe Koning van Egypte, hadt eenen schrik voor de gestrengheid der Spartanen. Zyne hovelingen, even verwyfd als hy, leden met ongeduld het lastig gezigt van eenen vreemdeling, wiens strenge zeden het bitter verwyt van hunne verwyfdheid waren. Zy vergeleken hem by eenen leeuw, dewelke onder eene kudde schapen insluipt, een begrip natuurlyk eigen aan zielen, die het ligt niet kunnen aanschouwen, welk hare laagheid aan den dag brengt. Ptolomeus, verslaafd aan den wil van zyne hovelingen, en boven al van zynen staatsdienaar, liet hem in hegtenis nemen. Deze onderneming was de smartelykste hoon, welken men eenen Spartaan doen kon, die het leven als eene schandelyke straf aanmerkte, zo haast hy de vryheid moest missen. Cleomenes brak de deuren zyner gevangenis open, en gevolgd van twaalf zyner Veldheeren, die met hem gevat waren, liep hy langs de straten van Alexandrie, aangevoerd door de wraak en de wanhoop. Zekere Ptolomeus, gunsteling des Konings, en deelgenoot zyner ligtmisseryen, was het eerste slagtoffer, welk zyne woede opofferde. Op het gerugt van dit onweer rukte de Stedehouder aan het hoofd van eenige Soldaten op hem aan, doch sneuvelde met verscheide wonden doorstoken, en zyne verschrokken manschap werdt in wanorde gebragt. De volkrykste stad van de gantsche wereld kon gene verdedigers vinden tegens twaalf menschen, die slegt gewapend, maar zo veel te gevaarlyker waren, om dat zy geleerd hadden te sterven. De verschrokken en sidderende | |
[pagina 58]
| |
inwooners zogten eene vryplaats in hunne huizen en in hunne tempels. De straaten en open plaatsen geleken naar woestenyen, welker stilte niet ontrust wordt dan door het brullen van eenige leeuwen, die gretig zyn om te verslinden. Cleomenes strekte zyne wraak niet verder uit dan tot de genen, die oorzaak van zyne gevangenneminge waren: gematigd zelfs tot in de onbezonnenheid der woede, onderscheidde hy den onschuldigen van de strafwaardigen: vriendelyk en gemeenzaam, zogt hy het volk in zyne zaak te trekken, en gelovende, in deze lage en veragte zielen de natuurlyke begeerte tot onafhankelykheid weder wakker te kunnen maken, beloofde hy het ryk der dwingelandye te gronde te zullen werpen, indien men goedvondt hem te helpen. Deze menschen, zonder moed, en natuurlyk genegen om in de slavernye te kruipen, waren niet gevoelig dan voor de vreze, van hunne verwyfde aanvoerders te vertoornen. Cleomenes, vergramd over hunne laaghartige onverschilligheid, riep uit: Veragtelyk volk, gy verdient niet dan van wyven geregeerd te worden. Zig toen zonder Vaderland en zonder vrienden ziende, hadt hy gene andere hoop meer dan in den dood, en vrezende van door de hand van eenen lagen Egiptenaar te sneuvelen, trok hy zynen degen uit, en vermaande de Spartanen, zyn voorbeeld te volgen. Op hetzelfde ogenblik vielen hy en zyne makkers de een in des anderen degen. De vryheid en de luister van Sparta namen met hun een einde. Deszelfs geschiedenis levert verder niet anders uit dan een schouwspel van onheilen. Deze moeder van zo vele helden zag hare ingewanden verscheurd door de hand harer eigen kinderen. Machanidas, on- | |
[pagina 59]
| |
dersteund van eenen magtigen aanhang, wordt 'er Koning van verklaard, en werdt 'er welhaast de Dwingeland van. Hy sneuvelde in een veldslag door Philopemen, roemryker dan zulk een geweldenaar verdiend had. Nabis, zyn opvolger, was de Nero van Griekenland; dit gekroonde wangedrogt, na zig met duizenden van gruwelen bezoedeld te hebben, sneuvelde in de lagen, welken de Etoliers hem gelegd hadden, die, opgeblazen door hunne zege, naar de heerschappy van Sparta dorsten dingen. Hunne staatzugt werdt door Philopemen voorgekomen. De dankbare Spartanen begaven zjg, op zyn aanraden, in het bondgenootschap der Achajers. Hoewel hy 'er hen door geweld toe hadde kunnen noodzaken, bediende hy zig egter alleen van de overtuiginge, welker uitwerkselen zekerder en duurzamer zyn dan het geweld. Het was toen, dat hy, volstrekt meester van het lot van Sparta geworden, de wetten van Lycurgus afschafte. Dit misbruik van het gezag veroorzaakte eene eeuwigdurende smet op zyn heldhaftig leven. Zyne staatkunde boezemde hem dit schandelyke ontwerp in. Hy voorzag, dat de Spartaansche jeugd, in de tugt van Lycurgus opgevoed, altyd onbuigzaam zou zyn voor het uitheemsche juk. In het afschaffen der wetten slaagde hy wel; maar hy kon de liefde tot onafhankelykheid niet uitdoven, welke dit volk zelfs tot dwepery toe dreef. Sparta, te zwak, om de wet te geven, maar te hoogmoedig om te gehoorzamen, riep de Romeinen te hulp. Zulke magtige bongenooten te verkiezen was met andere woorden, zig zelven meesters te geven. Inderdaad, het bondgenootschap der Achajers liep te niet, maar geheel Griekenland kwam onder het | |
[pagina 60]
| |
gebied van zyne gewaande verdedigers. Sparta, in den gemeenen val mede ingewikkeld, veranderde slegts van slavernye, en het Vaderland der helden was verder niet beroemd dan door de gedachtenis van zynen roem. Ik heb my een weinig breedvoerig over de wetgevinge van Lycurgus uitgelaten, dewyl de grondregels van dezen grooten man eene wederlegging zyn der hedendaagsche staatkundigen. Hy vondt zyn Vaderland in de verwarringe der heerscheloosheid. De kwalyk verdeelde rykdommen lieten eene al te grote tusschenruimte tusschen alle de burgers, dan dat ze zig als kinderen van eene zelfde moeder konden aanmerken. De grote goederen, welken dikwyls niet anders dienen, dan om des te beter de laagheid van hun te bedekken, die 'er het genot van hebben, boezemden hunnen bezitteren de begeerte in, om het hoogste gezag te bespringen. Deze zielen, verhard door de gewoonte van den overvloed, verdrukten met hunne veragtinge die genen, welken zy uit hunnen overvloed moesten ondersteunen. De arme door wanhoop oproerig, hadt altyd den arm om hoog geheven, om zyne verdrukkers te slaan. Welke hulpmiddelen kon de wetgever tegens zo vele ongeregeldheden gebruiken. Hy nam die uitheemsche staatkunde niet aan, welke gelooft, dat de armoedigste menschen de gehoorzaamste zyn, om dat, daar zy alles van den ryken te hopen hebben, zy alles van zyne onverschilligheid of van zynen haat te vrezen hebben. Dit is, de menschen met die huislyke dieren te vergelyken, die, gedrukt door den honger, de hand strelen, die hen voedt. Maar deze strelende dieren veranderen dikwyls in wilde beesten, die, door gebrek uitgeteerd, hunne onmeêdogende heeren aanvatten. | |
[pagina 61]
| |
Lycurgus, getroffen over het ongeluk van den armen, opende geene nieuwe bronaderen van rykdommen, door de scheepvaart te beschermen, den koophandel uittestrekken, en gebruik te maken van de havens, welken de ligging aan zee zyn land verschafte. Deze middelen schenen hem vergiftige bronnen te zyn, welken hy zorg droeg te dempen. De kunsten, kinderen van de pragt, werden afgeschaft. De wetenschappen van loutere nieuwsgierigheid werden verbannen. Tusschen alle de rangen van den staat werdt een evenwigt vastgesteld. De vernietiging der schulden werdt gevolgd van de gelyke verdeelinge der landeryen onder alle de burgers, die door den zelfden band aan het Vaderland verbonden werden. Men hadt gene regtsgedingen meer over het eigendom. Het gebruik van goud en zilver werdt verboden, en men stelde eenen onverwinnelyken hinderpaal, om voortekoomen, dat ze niet weder in gebruik kwamen, door den koophandel en de scheepvaart te verbieden. Alle de rykdommen der burgeren waren in hun hart. Sparta bevatte niet meer dan eene enkele familie, waar de zeden eene waarborg waren voor de waarneming der tugt. De kinderen, allen volgens het zelfde ontwerp van opvoedinge grootgemaakt, waren geheel en al ingenomen met eenen heiligen eerbied voor de Goden en de wetten. De Wetgever wilde, dat elk Spartaan Soldaat zyn zou. De burgers, zonder onderscheid op de rol aangeschreven, maakten eene nationale krygsmagt uit, die altyd gereed was om te vegten en te sterven. De republiekschgezinde heldhaftigheid was een algemeen gevoelen. Het was zo roemryk, voor het Vaderland te sterven, dat de moeders en vrouwen, anderzins altyd | |
[pagina 62]
| |
gereed, om zig te ontrusten over het gene zy het liefste hebben, zig van hare natuurlyke genegenheid voor hare kinderen en mannen schenen te ontdoen, welken zy liever dood wenschten te omhelzen, dan hen hunne nederlaag te zien overleven. Dit was het vaarwel van de moeders aan hare kinderen, die ten oorlog gingen: ‘Myn zoon breng uw schild Ga naar voetnoot(a) op den rug weder, of word daar op terug gebragt’. Het was door deze middelen, dat Lycurgus Sparta onafhankelyk en stil van binnen, gedugt en zegepralend van buiten maakte. De uitkomst regtvaardigde zyne staatkunde. Indien de Spartanen gedurende vyf honderd jaren over geheel Griekenland heerschappy voerden, het was, om dat zy naauwkeurige waarnemers waren van eene tugt, welke, terwyl zy de zinnen bestreedt, den mensch bewoog, te geloven, dat zy het werk der Godheid was. Het was niet dan onder de regeringe van den eersten Agis, dat Lysander, door het invoeren van rykdommen, alle de ondeugden tevens den weg baande. Eene krygstugt, die zo wyslyk ingerigt was, moest van ieder burger een held maken. Het regtsgebied van Sparta, in eenen kleinen hoek van Morea ingesloten, kweekte die dappere krygsmagt aan, welke, | |
[pagina 63]
| |
na haar gebied over geheel Griekenland gevestigd te hebben, den troon der Persische monarchen, bezitters van het rykste en uitgestrektste ryk der toen bekende wereld, deedt wankelen. De buit van Athene ontstak de uitgedoofde of te ondergebragte begeerlykheid. Het goud van den overwonnen maakte den overwinnaar arm. De overtolligheden werden behoeften. De glans der rykdommen van den buitenlander deedt Sparta eene armoede kennen, waar van het onkundig geweest was. Het is, wanneer de Staten het laatste tydperk der grootheid bereiken, dat zy hunnen val naderen. Dan doet een verwaand betrouwen de lange voorzigtigheid zwygen. Men gelooft, alles te kunnen ondernemen, om dat men niets te vreezen heeft. De gesteldheid van den Staat schynt hervorminge nodig te hebben, om dat zyne wetgeving zig moet schikken naar zyne uitgestrektheid. Het uitheemsche goud veranderde de zuiverheid der zeden van Sparta; maar de liefde voor het Vaderland, gelyk Plutarchus aanmerkt, hield stand zo lange de landeryen niet mogten vervreemd worden. Zo haast het geoorloofd was, over zyne vaste goederen te mogen beschikken, ontstak de onmatige begeerte tot eigendom de zugt, om alles tot zig te trekken. De landeryen werden in den boezem van een klein getal familien ingesloten. De Spartanen verlooren hunne goederen, maar zy verloren tevens hunnen moed. Eene schandelyke onverschilligheid voor het Vaderland volgde op de republiekschgezinde dwepery; zo dra 'er vele armen waren, hadt men 'er weinig burgers, dewyl de behoeftigheid niet dan misnoegden maakt. Men kan gene liefde hebben voor de plaatse, waar men met een moejelyk be- | |
[pagina 64]
| |
staan belast is. De hoop van een zagter lot by den buitenlander te genieten, veroorzaakte verhuizingen, welken Sparta van zyne inwooners beroofden. Dit wegloopen ontzenuwde den Staat, die gene handen meer hadt, om zig te verdeedigen. Aristoteles berispt zeer scherp het misbruik van de vervreemdinge der landeryen: hy schreef zestig jaren na den dood van Lysander, dat dezelfde uitgestrektheid van land, welke ten tyde, wanneer de verdeeling der landeryen, door Lycurgus gemaakt, stand greep, eene krygsmagt van vyftien honderd ruiters en dertig duizend zwaar gewapende voetknegten opleverde, ten zynen tyde naauwelyks een duizend kon opbrengen. Onder de regeringe van den derden Agis, omtrent honderd jaren na Aristoteles, bevondt zig het getal der oude familien tot op zeven honderd verminderd, waar van een honderd alle de landeryen aan zig getrokken hadden. Deze ontvolking was zo veel te verwonderlyker, naardien Lycurgus het regtsgebied in negen en dertig duizend deelen hadt verdeeld, welken aan zo vele familien werden aangewezen. Dit voorbeeld toont de noodzakelykheid, om het volk door eigendom aan den Staat te verbinden; het is een veel sterker bolwerk tegens de verhuizingen, dan alle de strafwetten, welken nooit zo gestreng kunnen zyn als eene gedurige armoede. De mensch, die niets bezit, is zonder Vaderland. Door de hoop bedrogen, zwerft hy van het eene land naar het andere, om 'er het geluk te vinden, dat hem vliedt. De Staatkunde moet waakzaam zyn, om het wandrogtelyk geluk van die nieuwgevormde menschen voortekomen of te vernietigen, die zig met de afgelegde goederen eener Natie versieren, welke laag genoeg is, om die geringe | |
[pagina 65]
| |
afgoden te roemen, daar zy uit verachting niet op let. Een zeer groote rykdom ontdekt dikwyls eene strafwaardige naarstigheid, of het zaad eener bedorven regeringe. De rykdommen, in de hoofdsteden verslonden, putten wel haast de gewesten uit, ten zy men het middel vinde, om ze daar wederom te laten heen komen. Het ongelukkig einde van Agis, leert ons, dat, wanneer de misbruiken in eenen staat wortel hebben geschoten, de menschen, die 'er belang by hebben, om ze te handhaven, dezelven als wetten doen eerbiedigen. De stem, welke zig verheft, om dezelven te bestryden en uitterojen, wordt voor het geschreeuw des oproers gehouden. De burger, die voor het algemene welzyn yvert, wordt als een oproerige behandeld van den lafhartigen, die hem niet kan navolgen, en van den man van waardigheid, die zyne magt misbruikt, om hem te straffen. Het voorbeeld van Cleomenes toont, dat één groot man genoeg kan zyn, om den Staat uit den diepsten afgrond te redden. Maar de middelen, waarvan hy zig bediende, om het nut te bewerken, worden van de menschlykheid veroordeeld. Niets geeft iemand regt, om de vaders tot welzyn hunner kinderen te vermoorden. Elke daad van geweld is een toeleg tegens het Vaderland. Het leven van den burger is onder de bescherminge der wet, welke zig van haar zwaard niet bedient, dan om den ondankbaren te straffen, welken zy beschermt, dog die het wagen durft haar te verbreken, of te vergeten. De tugt, door Lycurgus vastgesteld, scheen Polybius veeleer het werk van Goden dan van menschen te zyn. De vermaardste wysgeeren der oudheid hebben 'er allen het karakter der Godheid in erkend. De Engelsman, | |
[pagina 66]
| |
die in de bespiegelinge op zyn Eiland eene duurzame kalmte moest genieten, en die metderdaad in 't midden van onweersbuien leeft, overreedt zig dat zyne gesteldheid van staat, zo als ze in de laatste omwentelinge is vastgesteld, verre den voorrang heeft, boven de tugt van Lycurgus. Alle volkeren hebben hunne herssenschimmen, welken men moet eerbiedigen. Eene vleiende verbeelding heeft meer vermogen dan iets wezenlyks. De meest verligte Natien leveren niets zo volmaakt op als dit ontwerp van opvoedinge, welk zonder onderscheid alle kinderen aan dezelfde tugt onderwierp: dit voorbeeld zou wel waardig zyn, om nagevolgd te worden. Elke Staat kon 'er zulke schikkingen byvoegen, als zyne gesteldheid vereischte. Van daar moet de hervorming beginnen, zy kan geen voortgang hebben op volwassen menschen, op ouden. Wy komen in rype jaaren tot een tyd, waarin de opoffering onzer neigingen en begrippen te moejelyk valt. De eerste indrukzelen zyn onuitwischbaar. Het gebied der vooroordeelen is te zeer gevestigd, dan dat men kan ondernemen, hetzelve omver te werpen. Het is door de opvoeding, dat men ondeugende neigingen, maar die ligt te verbeteren zyn, tot het verhevene kan op leiden; de begoocheling der zinnen, die het hart doen verflaauwen, verdryven, en den toegang tot den geest voor die menigte van vooroordeelen sluiten, die de reden onteeren. Laten we derhalven ons niet vleien met de volkomene hervorming van ons zelven. Onze ondeugden zyn te verouderd, onze zwakheden zyn ons te lief. Maar zou het niet vermakelyk zyn, indien we voorzien konden, dat de volgende geslagten uit zuivere verstanden bestaan zouden, welker deugden voor ons werk moesten gehouden worden? Laten we de besmetting voorkomen; wan- | |
[pagina 67]
| |
neer de zeden onschuldig zyn, behoeft men weinig wetten; maar wanneer alle harten met de lugt der ondeugden besmen zyn, kunnen de wetten hun hunne eerste zuiverheid niet wedergeven, gelyk Horatius zegt:
Quid leges sine moribus
Vanae proficiunt? Lib. III. Od. 24.
Dat is:
Wat nut doen Wetten, zonder kragt,
Daar niemand goede Zeden agt?
|
|