De opkomst en bloei der Vereenigde Nederlanden
(1774)–Simon Stijl–
[pagina 68]
| |
Van de republiek Athene.Athene, het middelpunt der kunsten en wetenschappen, maakte zig even beroemd door den voorspoed zyner wapenen, als door de welsprekendheid, daar het de wieg van was. Eene menigte buitenlanders ging in deze school der volkeren die kostbare kundigheden scheppen, welken, daar zy de menschen verligter doen worden, hen ook beter moesten maken. De beschaafdheid, de vrolykheid, en boven al eene grote geneigdheid tot schertsen, maakten het onderscheidend kenmerk der Atheners uit. Hunne zag te en ongedwongen zeden leveren eene juist strydige schildery uit van de aanstotelyke en ongemanierde strengheid der Spartanen. De gesteldheid hunner regeringe was even zo verschillend als hunne zeden; de eersten zogten enkel te behagen, en de anderen poogden zig alleen geagt te maken. Na de afschaffing der Alleenheerschinge bleef het opperste gezag geheel by het volk. De begeerte naar magt gaf geboorte aan partyschappen. De burgerlyke oneenigheden, verderflyke gevolgen der Volksregeringe, wapenden den eenen burger tegens den anderen. Het Vaderland der Geleerden en Wysgeeren hadt de onstuimigste besturing van staat, een vernederend bewys, dat de wetenschappen, die zig slegts bepalen om de menschen te verligten, hen in de verslaafdheid aan hunne driften laten blyven. De oorsprong van deze vermaarde Republiek verliest zig in de duisterheid der tyden. Hare geschiedenis, in | |
[pagina 69]
| |
fabelen ingewikkeld, levert niets van belang op voor den tyd van Solon. De wetten van Draco, haren eersten wetgever, stelden de straf des doods op de geringste misslagen zo wel als op de gruwelykste euveldaden, 't welk in het karakter van den wetgever eene grote overmaat van gestrengheid zou doen vermoeden, of in het volk een zeer buitensporige verbastering, dewyl, waar de verzoeking tot het kwade geweldig is, men een magtigen breidel moet gebruiken, om dezelve voortekomen. De geschiedschryvers geven ons gene kennis van de beweegredenen van zulk eene wanschikkelyke en barbaarsche wetgevinge. Het is ons genoeg aantemerken, dat de menschelyke natuur de overhand behield boven de gestrengheid der wet, en dat hare buitengemene strafheid een hinderpaal was, dat zy niet ter uitvoer gebragt werdt. Dit voorbeeld toont ons, dat de wreedheid der strafwetten onbestaanbaar is met de vryheid en regten der menschelyke nature. De stem der nature verheft zig tegens de moordwet, welke met het zelfde zwaard de misdaad en de zwakheden straft; elke straf moet evenredig zyn met het misdryf. In Engeland leven vele misdadigen ongestraft. Waarom maakt men zwarigheid, hen te vervolgen? Het is, om dat de wet dezelfde straf stelt voor dengenen, die eenen geringen diefstal begaan heeft, als voor het wangedrogt, dat zynen vader vermoord heeft. De Franschen, even gestreng in hunne wraakoeffeningen, hebben nog wonderlyker en wreder wetten. Deze wetten veroordelen tot dezelfde straf dengenen, die slegts eenmaal misdaan heeft, en den strafwaardigen, die in de hebbelykheid van kwaad te doen grys is geworden. De huisdiefstal, welke dikwyls enkel weg-agen en bestraffingen zou verdienen, kost dengenen | |
[pagina 70]
| |
het leven, die den zelven begaat. Dit volk, in tegenstrydigheid met zig zelve, rekent het zig tot eenen roem, en maakt eene oeffening van de kunst om te misleiden, en verderft in het opwassen de vrugt zyner onmatigheid. Dan zegepraalt de strafschuldige, en de onschuldige wordt gestraft. Het is daar, dat men den genen tot schande veroordeelt, die een twee gevegt van de hand wyst, en dat men den doldriftigen laat sterven, die zig in het kampperk heeft begeven. De volkeren, welker zeden de zagtste zyn, zyn altyd buitensporig geweest in hunne strafwetten. De schrik, welken de misdaad hun inboezemde, heeft hun tegelyk bloedige middelen ingeboezemd, om dezelve voortekomen. Men heeft geloofd den strafwaardigen door de afschuwelykheid der doodstraf te kunnen verschrikken en zyne neigingen te verbeteren. Handhavers der wetten, uwe voorzigtigheid doet der menschelyke nature smaadheid aan, welke gy wilt verdedigen! Geheiligde regters der menschen, zyt hunne beschermers, en niet hunne beulen! De wet heeft geen regt dan alleen om de bedreven misdaad te straffen, zy moet die niet zien, welke men begaan konde. Wie is de mensch, welken de natuur heeft toegewyd, om aan diegenen tot een voorbeeld te verstrekken, welken hem overleven? Het zwaard moet alleen diegenen straffen, welken hetzelve misbruiken. De wet heeft geen regt, dan om den rover de hand afteslaan, waarvan hy zig bedient, om zig het goed van eenen anderen toeteeigenen. Altyd meer genegen tot inschikkelykheid dan tot gestrengheid moet zy onderscheid maken tusschen eene haast voorbygaande zwakheid, en eene misdaad, die uit hebbelykheid geschiedt, | |
[pagina 71]
| |
en de vergoeding schikken naar de natuur der belediginge. De wetten van den gestrengen Draco vermenigvuldigden slegts de ongeregeldheden, welken hy voorhad te onderdrukken. Het volk, afgemat door eene moedwillige onafhankelykheid, wendde zig tot Solon, om de gesteldheid van den Staat te hervormen. Het hoogste gezag berustte toen in de handen van negen overheidspersonen, Archonten, of stedehouders geheten, die, alle jaren door het volk verkoren, altyd uit het lighaam van den adel genomen werden. Alle de burgers waren in drie partyen verdeeld, waarvan elk die regeringsvorm zogt vasttestellen, welke het best met zyne byzondere belangen overeenkomstig was. De slagen, welken de staat door den schok dezer verschillende partyschappen ondervondt, deden de wysten het besluit nemen, om Solon het hoogste gezag op te dragen. Maar deze wetgever, te vreden met zig zelven te gebieden, verkoos de eer, van den troon waardig geagt te zyn, boven de beslommering der regeringe. Hy bevestigde de Archonten in hunne bedieninge, maar, door hun gezag binnen zekere palen intesluiten, kwam hy 'er het misbruik van voor. Hy rigtte eenen Raad op, bestaande, uit vier honderd overheidspersonen, genomen uit de vier stammen, die het gansche lighaam van den staat uitmaakten. Men verkoos dezelven door middel van het lot. Hy herstelde den Areopagus Ga naar voetnoot(a), die gedugte regtbank, in zynen | |
[pagina 72]
| |
vorigen luister, waar de Goden hunne besluiten door de stem der menschen schenen medetedeelen. De opregtheid en de kundigheden van deze vermaarde Vergaderinge hadden den menschen zo veel betrouwen daarop ingeboezemd, dat niet alleen de Grieken, maar zelfs de Romeinen en Barbaren, zaken, die voor hun zelven te zwaar waren, om optelossen, aan hare beslissinge overlieten. Het was om alle vermoeden van partydigheid te vermyden, dat deze raad, die niet kon omgekogt worden, in de duisternisse alle de pleidojen hoorde, en zyne Vonnissen uitsprak. Alle de pleiters waren verpligt, het stuk eenvouwdig voortedragen, zonder 'er eenige treffende aanmerkingen bytevoegen. Men verbande gestrengelyk de sieraden der welsprekendheid; die verleidelyke bekorelykheden der tale, die uitgezogt worden, om de reden der regteren te verrassen, terwyl zy hunne driften gaande maken. Gelukkig, indien wy in onze regtbanken dit geheiligd gebruik mogten invoevoeren. Men zou het gehuurde talent niet verder zyne schadelyke rykdommen zien blootleggen om de onschuld te verdrukken, en om de misdaad te doen zegepralen. Het scheen, dat Solon zig in den beginne Lycurgus | |
[pagina 73]
| |
ten voorbeelde voorstelde. Maar de zwarigheden, welke hy in de vernietiginge der schulden vondt, deden hem de onmogelykheid begrypen, om te Athene de gelykheid van Lacedemon, vasttestellen. Een volk, dat door eene heftige verbeelding beheerscht wordt, heeft eene natuurlyke neiging tot pragt, welke alleen afkeer in onaandoenlyke zielen en eene uitgedoofde verbeelding kan veroorzaken. De wetten gaven den schuldeischer een volstrekt regt over den schuldenaar, die niet betalen kon, welken hy aan den laagsten en moejelyksten arbeid kon onderwerpen; hy hadt zelfs het regt om hem en zyne kinderen te verkopen. De ryken maakten een wreed gebruik van hun vermogen. De overvloed ontzenuwt of verhardt de aandoening, dezelve oeffent straffen waarvan hy de bitterheid niet kent, en men tragt te vergeefs de gevoeligheid van menschen gaande te maken, die in den overvloed, en de wellusten zwemmen. Het gezigt der armoede, welk hen medelydig moest maken, ontsteekt hunne verontwaardiging en veragting. Het is de behoeftige alleen, die mensch is, dewyl hy 'er alleen de gevoeligheid van heeft. Niets was te Athene gemener, dan Vaders, zo ongelukkig als ontaart, hunne kinderen te zien verkopen om de vervolgingen van eenen ommeêdogenden schuldeischer te ontwyken. Zy die zig van dit wrede middel niet konden bedienen, of die de stem der nature niet konden uitdoven, verlieten vrywillig het Vaderland, in de hope, dat ze by den buitenlander eenige overblyfzelen van menschelykheid zouden vinden. De steden werden ontvolkt, de velden bleven onbebouwt en woest liggen. De arme, die verdrukt was, wierp oproerige klagten uit, om de verdeeling der landeryen te | |
[pagina 74]
| |
verzoeken. Solon, voorziende, dat het oproer op het gemor zou volgen, smeedde op het voorbeeld van Lycurgus het ontwerp, om alle schulden te vernietigen. Laaghartige vrienden, welken hy zyn geheim hadt toebetrowd, misbruikten hetzelve, om 'er hun geluk door te bevorderen. Hunne naarstige begeerlykheid nam deze gelegenheid waar, om aanzienlyke sommen optenemen, waarvoor zy landeryen kogten. Het bedrog werdt ontdekt, en de verontwaaardiging, welke het moest inboezemen, viel op Solon, wiens voorbeeld ons leert, dat zy, welken het gezag is toebetrouwd, in de keuze hunner vrienden veel eer de reden dan hunnen smaak moeten raadplegen. Zy kunnen niet te veel op hunne hoede zyn omtrent die verpligtende, en, door de kunst van te behagen, gevaarlyke menschen, die hen dikwyls deelgenoten of slagtoffers van hunne laagheid maken. Zo haast het bevel tot vernietiging van de schulden openlyk was bekent gemaakt, ontstondt 'er een verward geroep van den armen en ryken, om hetzelve gehaat te maken. De eene beklaagde zig, dat men hem het kostbaarste gedeelte zyner rykdommen wegnam. De andere morde om dat hy zig van de verdeeling der landeryen beroofd zag. De geschiedenis leert ons niet, hoedanig Solon zyne berispers tot zwygen bragt. Zodanig is het lot van deugdzame menschen, men kan hen het eene ongeblik lasteren, maar wanneer de dryfveeren, welken zy in beweginge gebragt hebben, wel bekend zyn, dan bevestigt het volk, van zyne zinneloosheid weder by gekomen, den Heilig op het altaar, welken het in den drek wilde slepen. Het bevel werdt eindelyk aangenomen, en Solon werdt in zyne bedieningen hersteld met hetzelfde gezag, en dezelfde | |
[pagina 75]
| |
voorregten. De pogingen, welken hy aanwendde, om het Karakter zyner medeburgeren te leren kennen, deeden hem bemerken, dat hy de beginzelen zyner regeringe naar hunne geaartheid en naar hunne vooroordeelen moest schikken. Hy hadt niet, gelyk Lycurgus, het voordeel eener hoge geboorte, welke, in weerwil van de stem der wysgeerte, de menigte altyd misleidt. Hy hadt daarenboven ook dat gezag niet, welk een blind vertrouwen op eenen mensch inboezemt, welken men gelooft, door het aandryven der Godheid bestuurd te worden. Dus in plaatse van vasttestellen, het gene hy als het verhevenste en volmaaktste begreep, wanneer hy tot de eerste beginzelen der reden opklom, sloeg hy niets voor, dan het gene ter uitvoer kon gebragt worden Onophoudelyk oplettend, om het belang der verschillende partyen met elkander te vereenigen, was hy genoodzaakt, die onrustige en woelige menschen te raadplegen, die altyd te onvreden met het tegenwoordige, eene hervorming voorstellen, waaraan zy zig zelven niet gaarne zouden onderwerpen. Solon was te verligt, dan dat hy de misslagen zyner wetgevinge niet zou ontdekken. Niettegenstaande dat genoegen, welk men voor zyn eigen werk gevoelt, ontdekte hy alle de gebreken van hetzelve. Iemand vroeg hem eens, of de wetten, welken hy den Atheners hadt gegeven, de besten waren, welken hy hadt kunnen uitdenken? ‘het zyn, antwoordde hy de besten, welken de Atheners hebben kunnen ontfangen.’ Hy was overtuigd, dat het verstandiger was, de wetten naar den aart des volks te schik- | |
[pagina 76]
| |
ken, dan den aart des volks naar de wetten te willen buigen. De ryken werden alleen met de bedieningen van het Overheidsamt, en de uitvoerende magt der regeringe, bekleed. Maar de armste hadt zo wel als de rykste het lot van den staat in zyne handen. De burger, die ontbloot was van middelen, was van alle bedieningen uitgesloten. Deze uitsluiting beroofde hem egter niet van het regt, om zyne stem te geven by de vergadering des volks, die enkel uit de behoeftigste burgers bestondt; en daar gene wetten zonder de goedkeuringe dezer vergaderinge konden gemaakt worden, zo waren de voornaamsten van den staat aan deze gedugte vierschaar onderworpen, die de besluiten der andere regtbanken vernietigde of bevestigde. Anacharsis, een Scytisch wysgeer, die toen zyn verblyf by Solon hadt, maakte deze buitensporige magt in de handen eener breidelloze menigte belachelyk. Wanneer hy eens in de vergaderinge des Volks eene zaak zag beslissen, die in den Raad onderzogt was, kon hy zig niet onthouden, aan Solon te zeggen, dat het alleen te Athene was, waar de wyzen de zaken onderzogten, en de dwazen het vonnis velden. De Wetgever, even verligt als de Scythische wysgeer, merkte zo wel als hy dit gebrek: maar hy kende den onstuimigen aart der Atheners, en bovenal hunne keurigheid, die altyd gereed was, zig over de verminderinge hunner voorregten te ontrusten. Hy geloofde een onheil te moeten laten standhouden, welk hy niet kon ondernemen te genezen, zonder de Republiek aan eenen haastigen ondergang bloottestellen. Het was om groter misbruiken voortekomen, dat hy eenen | |
[pagina 77]
| |
raad oprigtte, die uit vierhonderd burgers bestondt, belast, om den onbuigzamen en oproerigen aart des volks te onder te houden. De Areopagus moest zyn best doen, om de staatzugt der ryken in toom te houden. De wetten van Draco werden in kragt hersteld, maar men schafte die af, welken zulke wrede straffen voor misdadigers stelden. Solon, gelyk Plutarchus aanmerkt, geloofde, zulke wetten niet te moeten laten in wezen blyven, die geen onderscheid maakten tusschen den ongelukkigen, die tuinvrugten gestolen hadt, en den booswigt, die zig met het bloed van zyns gelyken bezoedeld, of het heiligdom der Goden ontheiligd hadt. Wy hebben niet dan zeer onvolmaakte kundigheden van de wetgevinge van Solon. Niets kan ons daarvan een beter denkbeeld geven, dan de spotterny van Anacharsis. Deze wysgeer, even zeer geërgerd over het bederf der Atheners, als over de zwakheid van het middel om hen in bedwang te houden, vergeleek deze wetten by spinnewebben, die de zwakken wel in verlegenheid kunnen brengen, maar die van de ryken ligtelyk verbroken worden. De wetten van Solon geleken naar de wetten van alle landen, waar de groten en de vermogenden derzelver waarneming aan den zwakken en behoeftigen voorschryven, terwyl zy dezelven ongestraft schenden. De Wetgever antwoordde den Scythischen Wysgeer; ‘de menschen onderwerpen zig zonder tegenstreven aan wetten, welken zy geen belang hebben te verbreken. De myne zyn zodanig ten nutte myner medeburgers ingerigt, dat zy meer voordeel zullen vinden in dezelven waar te nemen, dan ze te verbreken.’ De uit- | |
[pagina 78]
| |
komst regtvaardigde het gevoelen van Anacharsis, en bedroog Solon in zyne hope. Naauwelyks was zyne Wetgeving tot stand gebragt, of zy werdt door eenen staatzugtigen burger omgekeerd, die, zyne rykdommen verkwistende, om de ellenden des volks te verzagten, welhaast de Afgod van hetzelve werdt. Het was Pisistratus, een bloedverwant van Solon. De goederen, welken hy met zo veel verkwistinge uitdeelde, verwekten het vermoeden, dat de beweegredenen daartoe niet zuiver waren. De stem der vryheid verhief zig tegens hem. Maar dees geslepen staatkundige bediende zig van den haat, welken eenige byzondere personen hem toedroegen, om zig daar door eenen weg tot zyne verheffing te banen. Hy veinsde voor zyn leven bedugt te zyn; het volk, ontrust over het gevaar van zynen weldoener, stondt hem toe, dat hy zig van een lyfwagt van vyftig Ga naar voetnoot(a) met knodsen gewapende mannen mogt doen verzellen. Deze eerbewyzing, welke zyne dankbaarheid hadt moeten opwekken, verschafte hem slegts middelen, om zyne staatzugt genoegen te geven. Hy maakte zig meester van het kasteel, en op de puinhopen der volksregeringe rigtte hy de dwingelandy op, in weerwil van alle de pogingen van Solon. Deze te onregt aangematigde grootheid zette eene wyde deur open voor allerlei ongeregeldheden. De strydige partyen vogten, om de een de andere te gronde te brengen. Pisistratus, dikwyls uit Athene verjaagd, keerde 'er altyd zegepralend weder. Hy hadt het lot der dwingelanden gedurende zyn leven, zyne staatzugt deedt | |
[pagina 79]
| |
hem het geluk zoeken, dat voor hem vlood; maar hy stierf als een goed Koning in 't midden zyner onderdanen, latende het Koninkryk na aan zyne twee zonen, Hipparcbus en Hippias. De eerste werdt vermoord door Harmodius en Aristogiton, die, onder voorwendsel van Verlossers van het Vaderland te zyn, zig van eene byzondere verongelykinge wreekten. Een volk, dat eerst nieuwelings is te ondergebragt, is altyd onvergenoegd. Sommige Atheners, die onder eenen meester niet konden buigen, smeekten de Lacedemoniers om hulp, die den troon van Hippias om ver wierpen. Dees afgezette Vorst ging hulp by Darius verzoeken, die de gelegenheid waarnam, om Griekenland in dienstbaarheid te brengen, onder voorgeven, dat hy de beschermer der Koningen was. Hippias was de aandryver van den eersten inval der Persianen in Griekenland. Hy sneuvelde in den slag by Marathon, terwyl hy tegens zyn Vaderland streedt. De onregtmatige bezitneeming van Pisistratus hadt hachelyke gevolgen. De ondervinding, welke men van de dwingelandye hadt, maakte de liefde der vryheid weder wakker; de burgers, bedugt, dat iemand het hoogste gezag tot zig mogt zoeken te trekken, werden de een des anderen wagters en vyanden. De vrees voor de dwingelandy maakte zo vele dwingelanden als 'er burgers waren. Als slagtoffers hunner voorzigtigheid wierpen ze zig in de armen der Demagogen Ga naar voetnoot(a), die, | |
[pagina 80]
| |
het vertrouwen des volks misbruikende, aanstokers van onlusten en partyschappen werden. Verhevener verdiensten werden als gevaarlyk aangemerkt, de rykdommen waren eene misdaad, dewyl men zig daarvan kon bedienen, om anderen omtekopen; de gematigdheid werdt verdagt, om dat men geloofde, dat zy staatzugtige begeerten bedekte; het was alleen onder begunstiginge van zynen geringen toestand of van zyne middelmatigheid, dat men zig aan de gevoeligheid dezer hoogmoedige Redenaren kon onttrekken, die gemakkelyker om te kopen waren, dan bekwaam, om het bederf te stuiten. De geschiedenis van Athene is vol voorbeelden van de ongestadigheid van dit beschaafd en grilziek volk, dat, schielyk van de liefde tot den haat, van verwonderinge tot veragting overgaande, den genen beloont, welken het gestraft heeft, dengenen vergoodt, welken het opgeofferd heeft. De deugdzaamste burger wordt gevangen gezet of gebannen, en men kan hem niets dan zyne deugd voor de schenen werpen. Het is deze deugd, welke hem schuldig maakt, om dat men haar gevaarlyk oordeelt. De standbeelden, opgerigt ter eere van Helden, worden van dit volk geschonden of nedergeworpen, welk vreest, dat de held, die het heeft kunnen verdedigen, ook ten eenigen tyde daarop moge denken, om het te verdrukken. Pragtige gedenktekens werden ter gedagtenis van die vermaarde mannen opgerigt, welken eene barbaarsche staatkunde gedurende hun leven vervolgd hadt. Men hadt hen ter dood veroordeeld, niet om het kwaad, dat ze gedaan hadden, maar om het gene zy hadden kunnen doen. Een doorslaand getuigenisse van de on- | |
[pagina 81]
| |
regtvaardigheid zo wel als het te late naberouw van dit wuft en ongestadig volk. Alle deze onheilen kwamen alleen voort van de onvoorzigtigheid van Solon, die het roer der regeringe zonder genoegzame bepalingen aan een onbezonnen gepeupel hadt overgelaten, welk zyne vryheid niet gebruikte, dan om dezelve schadelyk te maken voor zyne medeburgeren. De gewoonte, om zig door den dood of ballingschap van eerlyke lieden te ontdoen, baande den staatzugtigen eenen gemakkelyken weg tot de dwingelandy. En wy zien in alle staten van Griekenland, waar eene volksregering plaats hadt, dat dit middel altyd van de verdrukkers der openbare vryheid gebezigd werdt. Deze waarheid wordt ons met zeer treffende kleuren van Thucydides voorgesteld. De ziel wordt met droefheid getroffen en doordrongen op het lezen van die gebeurtenissen, welken, om zo te spreken met het bloed van die edelmoedige burgers zyn geschreven, die om hunne deugd en heldhaftige liefde voor het Vaderland gestraft zyn. Niets is aandoenlyker, dan de beschryving, welke hy geeft van de gesteldheid, waarin zig alle de Republieken van Griekenland, gedurende den Peloponezischen oorlog, bevonden. Met welk eene levendige en treffende welsprekendheid beschryft hy ons het oproer, welk den ondergang van Corcyra veroorzaakte! Zyne kragtige en hartroerende uitdrukkingen schynen de partyschappen wederom gaande te maken, en het verschrikkelyke daarvan in ons te vernieuwen. De goddelyke en menschelyke wetten worden zonder schaamte en zonder knaginge geschonden. De Godsdienst, die de menschen beter moest maken, keurde alle de misdaden goed. Zyn geheel verhaal stelt ons alleen een tafereel voor van gruwelykheden, begaan | |
[pagina 82]
| |
door het meest verligte volk van den ganschen aardbodem; maar welk zig in de hitte der burgerlyke oorlogen aan die verwoede zinneloosheid overgaf, welke eene dweepagtige liefde voor de vryheid te wege brengt. Deze grote historieschryver geeft fraje lessen aan hun, die de lotgevallen der Koninkryken onder hun bestuur hebben. Men kan hem niet van ongetrouwheid verdagt houden, dewyl hy de droevige getuige van zo vele buitensporigheden geweest is. Thucydides schryft dezen bloedigen oorlog hieraan toe, dat Athene en Lacedemon met elkander om den voorrang dongen. De Spartanen zogten beuzelagtige voorwendsels als gegrond te doen doorgaan. De Atheners, te hoogmoedig om voor hun te bukken, hoorden hen met veragtinge. Het belang hunner wederzydsche bondgenoten diende hunne staatzugt tot een dekmantel. De ware beweegreden, welke hen aanporde, was om de heerschappy van Griekenland aan zig te brengen. Eene gebeurtenis, welke deze twee nydige mogendheden even zeer verwagtten, deedt hunnen haat uitbersten, en veranderde in eene geweldige vlam de zwakke vonken, welken hunne ongeduldige jaloersheid zo veel moeite hadt om bedekt te houden. De Thebaners maakten zig onder begunstiginge van een donkeren nagt, meester van Platea, eene kleine stad, die in bondgenootschap met Athene stondt. Eene vyandelyke party van Atheners maakte hun deze verwinning gemakkelyk. Het verstandigste gedeelte der burgeren, van hunne verbaasdheid weder bekomen, bemerkte het klein getal soldaten, welk de overwinnaar daar hadt gelaten. Alle de Thebaners werden vermoord, en Platea, van zyne dwingelanden bevryd, kwam weder in het | |
[pagina 83]
| |
genot van zyne voorregten. Dit byzonder geschil werdt de gemene zaak van geheel Griekenland. De Thebaners, die aanvallers en gestraft waren, wendden zig tot de Spartanen. De Plateënsen, beledigd en gewroken, smeekten hulp van de Atheners. Deze beide Republieken begaven zig met drift in het geschil hunner bondgenoten, en terstond zag men dien bloedigen oorlog ontstoken, welke geheel Griekenland in eenen algemenen brand zette. Overal, waar het geluk van Sparta de overhand hadt, stelde men eene regering van weinigen der voornaamsten in, en de voorstanders der Volksregeringe werden of gebannen of vermoord. Overal, waar de Atheners overwinnaars waren, werdt de Volksregering hersteld, en het gemeen oeffende over den adel de wreedste wraak. Afwisselingen van voorspoed en wederwaardigheden bragten deze kleine Republieken nu eens in de noodzakelykheid van alles te moeten lyden, dan stelden zy dezelven weder in staat, om alles te kunnen verbreken. De oproeren, die maar enkel gestild waren, werden met meer stoutheid weder wakker gemaakt; de stilstand van wapenen werdt verbroken, zo haast hy gesloten was, moorden en uitbanningen waren de gevolgen van de zege: eindelyk, Griekenland was in eene van die verwoede onzinnigheden, die niets weten te vrezen noch te agten. Deze Volkeren, welker zagtzinnige en inschikkelyke zeden zo zeer geroemd worden, behandelden elkanderen wederzyds, gedurende dezen ganschen oorlog, met eene woestheid, die by de onbeschaafdste Volkeren onbekend was. Een droevig bewys inderdaad, dat de wetenschappen de gebreken van het hart niet kunnen verbeteren; al haar vermogen strekt zig alleen uit, om de zeden | |
[pagina 84]
| |
voor het oog des te sierlyker te doen voorkomen, en 'er de mismaaktheid van te bedekken. Thucydides schryft alle deze onheilen toe aan de gierigheid en aan de staatzugt, welken altyd de begeerte tot heerschen voortbrengen. De hoofden der partyen, van eene heimelyke staatzugt uitgeteerd, veinsden eene belangeloze gematigdheid, en terwyl zy van liefde voor het Vaderland schenen te branden, waren zy alleen gewapend, om het te verscheuren, en het zig ten roof te maken. De wreedste ging voor den besten burger door, en hy die de meeste gruwelykheden begaan hadt, hadt het meeste regt op de dankerkentenis van het gemeen. Was 'er eenig burger, die regtschapen en gematigd genoeg was, om slegts den getuige, en niet den medepligtigen van zo vele wreedheden te zyn, zo vereenigden zig de tegenstrydige partyen tegen denzelven, en hy werdt als schuldig behandeld; zo waar is het, dat de onpartydigheid, in de burgerlyke oneenigheden, de gevaarlykste zyde is, dewyl zy dengenen, die dezelve betragt, den berisper en vyand van den oproerigen maakt, die zyne pligten schendt, en tevens van den burger, die dezelven waarneemt. Alle de historieschryvers komen daarin eenparig met elkander overeen, dat het de beroemde Pericles was, die zyn Vaderland in dezen langdurigen en bloedigen oorlog stortte. Thucydides, een tydgenoot van dezen groten Veldheer, onder wiens bevel hy diende, eerbiedigt zyne deugd. Hy schildert ons denzelven allezins af als zuiver in zyne beweegredenen; maar misleid door zyne dwepery van burger, welke hem de grootheid en den roem van zyn Vaderland in de verminderinge van het vernederde Sparta deedt zien. | |
[pagina 85]
| |
Ik zal my niet in alle de byzonderheden van dezen oorlog inlaten, dit zou de palen van myn onderwerp te buiten gaan; het zy my genoeg aantemerken, dat de voorspoed van eenigen staat van de eenigheid zyner leden afhangt. Deze eenstemmigheid, die ten allen tyde nodig is, wordt van nog meer gewigt gedurende den oorlog, welks uitkomsten altyd onzeker zyn. Het is, zig, zelven te verzwakken, het is, tot vergroting van zynen mededinger te werken, wanneer men niet alle zyne kragten tegen denzelven vereenigt. Het was deze ongelukkige verdeeldheid, die dezen oorlog aanhoudend maakte, welken Athene, zo het minder in gistinge geweest ware, met roem in eenen veldtogt hadt kunnen ten einde brengen. De geest van zinneloosheid scheen in alle raadsvergaderingen voortezitten, waar de tegenstrydigheid van gevoelens alles onbeslist liet. De veldheeren, door hoger bevel teruggehouden, bleven werkeloos, wanneer men iets verrigten moest. De onzekere en dobberende geest van dit ongestadig volk, gaf zig over aan de aandryvingen van zyne onrustige en oproerige redenaren. De tegenspoeden, die andere menschen tot leringen dienen, vermenigvuldigden slegts hunne dwalingen; opgeblazen op de overwinning, werden zy op het minste voordeel hoogmoedig. Dan maakte elke voorslag tot den vrede hunne trotsheid gaande. Het waren gebiedende meesters, die hunne bondgenoten en hunne vyanden als slaven wilden behandelen. Maar dit hoogmoedig volk was zonder moed op den minsten tegenspoed, het ging van trotsheid tot kleinhartigheid over. Zyne al tevrugtbare verbeelding vergrootte hetzelve de gevaren. De overwinnaar, schoon verre af, scheen voor zyne poorten te wezen. | |
[pagina 86]
| |
De hoogmoed van dit opgeblazen volk vertroostte zig, door zyne misslagen den veldheeren te last te leggen, die niet ongelukkig konden zyn, zonder als schuldig behandeld te worden. Hunne afzetting werdt van den dood of ballingschap gevolgd. De redenaars, oplettend op alle de bewegingen, bedienden zig behendig van de omstandigheden, om de gemoederen naar hunnen wil te buigen, en gelyk ze nooit magtiger waren, dan wanneer de onlusten groter waren, zo vergrootten zy dezelven voor het volk, zonder het hulpmiddel aantewyzen. Van het begin van den Poloponezischen oorlog af aan, liet Cleon, een onstuimig en oproerig mensch, eenen onverzoenbaren haat tegen Pericles blyken, alle wiens verrigtingen hy lasterde. Pericles stelde niets dan een enkel stilzwygen en zyne deugd tegens het geschreeuw van zynen trouwlozen berisper. De handelingen van eenen deugdzamen man maken zyne verdediging beter dan zyne welsprekendheid. Hy leefde gerust en geëerbiedigd tot op het ogenblik, waarop hy van de pest werdt weggerukt, welke, Athene byna geheel ontvolkte. De edelen, nydig op het vermogen, welk Cleon zig over de gemoederen des Volks hadt aangematigd, stelden Nicias tegens hem, die meer deugden in het hart hadt dan verhevenheid van geest, meer geschikt, om het voorbeeld van gehoorzaamheid te geven dan om te gebieden, en die, versierd met alle de hoedanigheden, die eenen amtelozen persoon geagt maken, gene van de bekwaamhedeu hadt van eenen man, in hoogheid gesteld. De ondervinding, welke hy in den oorlog hadt verkregen, in plaatse van zynen moed boven de gevaren verheven te hebben, hadt hem alleen een loom | |
[pagina 87]
| |
wantrouwen en eene bange omzigtigheid ingeboezemd. Als een voorstander van menschenliefde zugtte hy even zeer over de overwinningen, als over de nederlagen, om het bloed dat zy deden stromen, en hy hadt liever de bevrediger van Griekenland willen wezen dan de verwinnaar. De vernieling van zo veel menschen, die zonder vrugt opgeofferd werden, deedt hem den vrede wenschen; maar deze zuivere oogmerken werden van Cleon, bloeddorstigen aandryver der oneenigheid, gelasterd. Dees dwingeland der Atheners, zonder den naam daarvan te dragen, boezemde zyne stoutheid en zynen hoogmoed zynen medeburgeren in, die, als hy, over het lot van Griekenland wilden beschikken, als of zy 'er de overwinnaars van geweest waren. De vyand verwierp hoogmoedig vernederende voorwaarden, naardien hy zig sterk genoeg gevoelde, om zulken te verkrygen, waar hy eer van konde hebben. Na den dood van Cleon, die in eenen veldslag sneuvelde, welke in het twede jaar van dezen oorlog voorviel, werden de vredehandelingen op nieuw onderhanden genomen. Nicias, gelukkiger, om eene zaak te bemiddelen dan om te vegten, sloot eenen vrede, die vyftig jaren duren moest. Griekenland leide de wapenen neder, en begon zyne uitgeputte kragten te herstellen, de kalmte van den vrede beloofde het zynen eersten luister, wanneer het uit zynen schoot eenen oproerigen burger zag voortkomen, die het wederom in nieuwe onheilen dompelde. Alcibiades is de gene, die thans op het toneel verschynt; deze mensch, die niets anders dan eene mengeling van deugden en ondeugden was, gaf aan de wellust en bevalligheden, terwyl hy der ongebondenheid | |
[pagina 88]
| |
hare aanstotelyke mismaaktheid ontnam. Dees staatkundige Proteus schikte alle hartstogten naar de wenschen zyner staatzugt. Altyd verschillend van zig zelven, was hy by beurten hoogmoedig en gemeenzaam, onmatig en spaarzaam, zedig en ongebonden; hyscheen twee naturen in zig te vereenigen. Edele en treffende trekken hadden hem gevaarlyk gemaakt in de kunst om te behagen en te verleiden; die bevalligheden, welken de gestrenge reden veragt, en die haar bespotten en gevangen houden, verzekerden zyn gebied over de harten en gemoederen. De agting van Nicias scheen hem een te onregt aangematigde roem te zyn, en deszelfs vermogen was aanstotelyk voor zyne trotsheid, die genen meerderen of gelyken kon dulden. Hy nam een besluit, zynen mededinger den voet te ligten. Zyne staatzugt deedt de liefde voor het Vaderland zwygen. Alle middelen schenen hem wettig, om den goeden uitslag zyner oogmerken te verzekeren. De Spartanen gingen zeer tragelyk voort met het volbrengen van de voorwaarden van het verdrag. De Atheners, te onvreden over deze schandelyke nalatigheid, verschaften Alcibiades gelegenheid, om Nicias in eenen kwaden naam te brengen, welken hy afschilderde als eenen heimelyken vriend en gehuurden voorstander van Lacedemon. De bitterheid, die reeds in de gemoederen was, zette der beschuldiginge kragt by; de pogingen van Nicias, om eenen openbaren oorlog voortekoomen, gaven nieuwe wapenen aan zynen beschuldiger, wiens kuiperyen de overhand behielden. Hy werdt tot veldheer benoemd, en de vyandelykheden begonnen tegens de bondgenoten van Sparta. | |
[pagina 89]
| |
Deze oorlog, zo vrugtbaar in gebeurtenissen, is bovenal merkwaardig door die ongelukkige onderneming tegens Sicilie, welke in het zeventiende jaar den doodsteek gaf aan de magt der Atheners. Zie hier, welken de beweegredenen tot dezen oorlog waren: de inwooners van Egesta, eene kleine Stad op Sicilie, verdrukt onder het juk der Syracuzers, smeekten de Atheners om hulp, die in hope van de beschermers van een verdrukt volk te zullen worden, de wapenen opnamen, om hen van hunne dwingelanden te wreken. Alcibiades, die deze gelegenheid voor zyne staatkundige oogmerken dienstig oordeelde, bepleitte de zaak der Egestiners, en zyne kragtige en overredende welsprekendheid bragt alle de stemmen op zyne zyde. Athene, welks ydele glorie hy hadt weten gaande te maken, door aan het zelve te vertonen, dat de lotgevallen der volkeren in zyne hand waren, bragt eene talryke Krygsmagt op de been, waarover Nicias, Alcibiades en Lamachus tot Gebieders benoemd werden. Nicias liet zig niet misleiden door den luister van het bevelhebberschap, welk hem alleen werdt opgedragen, om den tegenstand te verwinnen, waarmede hy deze onbezonnen onderneming te keer ging. Hy sprak met nadruk, en het volk, geheel ingenomen met zynen toekomenden voorspoed, hoorde hem met veragtinge. Het voorwendsel, dat men de banden van eenen verdrukten bondgenoot wilde verbreken, bedekte het oogmerk om nieuwen voor denzelven te smeden. De begeerte, om Egesta en geheel Sicilie onderdanig te maken, hield zyne gewaande verdedigers alleen gaande. Alcibiades hadt zynen medeburgeren hoop gegeeven, dat dit eiland, door zyne verdeeldheden verzwakt, gemakkelyk van | |
[pagina 90]
| |
hun zou kunnen verwonnen worden, en hy zelf merkte deze onderneming aan als het voorspel van roemryker zegepralen. Ieder Athener geloofde reeds Koning te zyn van Sicilie, van Italie, van Carthago, en van geheel Africa. Dit driftig en onstuimig volk meende alles te kunnen ter uitvoer brengen, wat gemakkelyk te begrypen was. De wispelturigheid houdt zig nooit op met de middelen; vernuftig om zig zelven te misleiden, maakt zy wezenlyke dingen van al wat zy hoopt. Alle de partyen waren het eens, om de uitrusting met yver voorttezetten. Maar hun eenparige yver werdt door verschillende beweegredenen gaande gemaakt. De vrienden van Alcibiades werkten tot zyne verheffing, om met hem het gezag, en bovenal de rykdommen te deelen, welken hy even begerig was om te verkrygen, als verkwistend om weg te geven. Zyne vyanden door staatkunde yverig bragten het hunne tot zyne grootheid toe, om zynen val te verhaasten. Zy hoopten zig zyne afwezigheid ten nutte te maken, om hem in eenen kwaden roep te brengen. Dus werdt het ware welzyn van den Staat aan de lage belangen van ieder byzonder persoon opgeofferd. Wanneer de partyen, in schyn vereenigd, ter bereikinge van het zelfde oogmerk schenen samen te stemmen, wapende een onvoorzien toeval het bygeloof, en dompelde de Stad op nieuw in de grootste ongeregeldheden. De Termen Ga naar voetnoot(a) of standbeelden van Mercurius werden in een nagt allen neergeworpen of geschonden. Dit | |
[pagina 91]
| |
heiligschendend bestaan was het zaad van onlusten, en ergernissen te Atbene. Het volk sidderde, en geloofde de Goden hunnen donder op zyn godloos hoofd te zien werpen. Dewyl de onmogelykheid om de heiligschenders te ontdekken, de misdaad ongestraft deedt blyven, zo deedt dit vrezen, dat de hemel zyne wraak ook over den onschuldigen mogt strekken. Het was, om de zelve af te weren, dat men vergiffenis en zelfs beloningen aan zulken van hun, die 'er aan schuldig waren, beloofde, die hunne medepligtigen aangaven. Het getuigenis van vreemdelingen en slaven werdt aangenomen, maar bedreigingen noch beloningen waren in staat, om het dekkleed te breken, waarmede dit duister bestaan betogen was. Men gist, dat deze ontheiliging het werk was der vyanden van Alcibiades, die niet beter konden slagen, om hem by het volk gehaat te maken, dan door hem met eene lasteringe te bezwaren, waarvan zyne ongebonden zeden en zyne onverschilligheid voor den openbaren Godsdienst den goeden uitslag gemakkelyk maakten. De dweepagtige genegenheid, welke hy zig hadt verworven, veranderde in vervloeking: de verligtste volkeren zyn menigmaal de bygelovigste geweest, en deze waarheid is een schimp voor de wetenschappen en het vernuft. Het bygeloof is eene ziekte van den geest, weinig bekend by onbeschaafde en domme volkeren, die noch door den breidel der vreze, noch door de aangenaamheden der hope bestuurd worden. Maar by beschaafde natien mismaakt de verbeelding, die vrugtbaarder is, dikwyls de trekken, welken zy te veel wilde verfrajen. De vyanden van Alcibiades geloofden, hem niet beter te gronde te kunnen brengen, dan door het byge- | |
[pagina 92]
| |
loof het zwaard in handen te geven, waarmede het gewoon is de deugd en het vernuft te straffen, die het bestryden of veragten; eenige slaven en eenige geringe menschen werden van Androcles, eenen der Demagogen, omgekogt. Deze werktuigen van het bedrog, uit het slyk en de duisternis voortgekomen, getuigden, dat, eenigen tyd voor deze gebeurtenis, vele standbeelden der Goden waren beschadigd geworden, dat de heilige verborgenheden door eene bende vrygeesten, in dronkenschap gedompeld, ontheiligd waren, en dat Alcibiades, die 'er mede toe behoorde, de bitterste spotternyen tegens de Goden en hunne aanbidders uitgeworpen hadt. Het was dus, dat zyne vyanden op hem al het afgryzen deden vallen van eene heiligschennis, waarvan Plutarchus verzekert dat zy zelven de uitvoerders waren. Dewyl de verklaring der getuigen hun nog niet genoegzaam scheen, zo maakten zy de redenaars tegens hem gaande, die, gelovende, belast te zyn, om de zaak van Mercurius te verdedigen, zig van die bedieninge met die bittere hevigheid kweten, welke de vervolgzieke yver inboezemt. Het geheim van zyn losbandig leven werdt open gelegd; dees kiesche wellustige werdt als een gevaarlyke ligtmis uitgeschilderd, en de ongebondenheid zyner zeden was het eenige bewys, welk men bybragt, dat hy de oorzaak was van den hoon, der Godheid aangedaan. Alcibiades nam geen toevlugt tot de kunstenary, om zyne beschuldigers tot mededogen te bewegen. Aangemoedigd door zyne onschuld, stelde hy zig voor zyne regters met dat bedaarde en geruste voorkomen, welk de zuiverheid van zyn hart en den vrede zyner ziele | |
[pagina 93]
| |
aankondigde, hy verklaarde, dat, zo hy schuldig ware, hy zyn hoofd kwam onderwerpen aan de straffen, die aan heiligschenders en kerkrovers verschuldigd waren. Hy verzogt om een schielyk vonnis, dewyl hy geen voordeel wilde trekken uit de inschikkelykheid, welke men menigmalen voor de misdaden heeft, die langen tyd ongestraft blyven. Hy toonde, dat het tot kleinagting van de eer van het bevelhebberschap strekte, indien men het eenen Veldheer opdroeg, die beschuldigd werdt, een vyand der Goden te zyn, doch daar hy zag, dat zyne regters langzaam voortgingen; met het uitspreken van zyne veroordeelinge of regtvaardiginge, zo verzogt hy het Volk, generhande getuigenis tegens hem aantenemen, gedurende zyne afwezigheid. Zyne vyanden, die sterk genoeg waren, om hem te gronde te brengen, oordeelden, dat zy hunne wraak moesten uitstellen. Zy wisten, dat hy de liefde van den Soldaat hadt, die, zeker van onder zyn bevel te zullen overwinnen, slegte gehoorzaamheid aan eenigen anderen Veldheer zou betoond hebben. De bondgenoten hadden zig in dezen oorlog niet ingelaten dan door het betrouwen, welk zy op zynen moed en zyne bekwaamheid hadden. De genegenheid des Volks was daarenboven eene beveiliging tegens de pogingen zyner vyanden. Dus stelden de redenaars, eenen gematigder toon aannemende, voor, dat men gene schuldigen moest zoeken te straffen, in eenen tyd, waarin men den burger zo zeer noodig hadt, om te vegten, en dat het was, het Vaderland aan onheilen bloottestellen, zo men het vertrek der vloot langer uitstelde. Deze redenvoering, die door de gematigdheid en de liefde voor het algemene welvaren scheen ingegeven te zyn, | |
[pagina 94]
| |
hadt de toestemming van allen. De schepen maakten zig zeilrede, en Alcibiades ontfing bevel, om te vertrekken, na dat hy zig door eenen eed hadt verbonden, zig naar Athene terug te zullen begeven, wanneer hy mogt ingedaagd worden, om zyne beschuldigers te antwoorden. Het was dus, dat zy onder den schyn van gematigdheid, de verwoedheid der wrake verbergden, en, daar zy tot zyne verheffing schenen mede te werken, zynen val des te beter toebereidden. Huichelaars en bygelovigen zyn altyd wreed en geveinsd. Hun oogmerk, gelyk Thucydides aanmerkt, was om hem terug te ontbieden, en voor de vierschaar der wetten te dagen, zo haast zy regters zouden gevonden hebben, die bedorven genoeg waren, om hunne medepligtigen te wezen. Zy hoopten ook, dat zyne afwezigheid en de tyd, die liefde en die onbezonnen drift zou uitdoven, welken het ongestadig en wispelturig volk voor Alcibiades hadt. Deze magtige vloot was de ontzachelykste, welke men tot dien tyd toe uit de havens van Griekenland hadt zien afsteken. Athene hadt zyne schatten uitgeput, om dezelve tot stand te brengen, en elke burger hadt matroos of soldaat willen wezen. De ongeduldige drift der onderbevelhebberen deedt groten voorspoed voorspellen; maar de verdeeldheid der Opperhoofden kondigde niets aan dan onheilen. Zo het bevelhebberschap verdeeld wordt, moet het zig zelf verzwakken. De verscheidenheid van Karakter vertoont de voorwerpen niet onder hetzelfde oogpunt. Een stoute moed ziet niet dan roem in de gevaren, welken hy voor zig verbergt; eene bedagtzame en bange voorzigtigheid vergroot dezelven en vliedt ze. | |
[pagina 95]
| |
Nicias, een goed burger maar slegt Veldheer, hadt geen ligt, dan om zwarigheden te zien; zyn gezigt was te nauw bepaald, om de middelen te ontdekken, om ze te overwinnen. Alcibiades, vrugtbaarder in uitvlugten, en waarlyk geschikt tot den oorlog, hield zig van de zege verzekerd, indien hy zyne amtgenoten tot vegten kon doen besluiten. Zyne welsprekendheid wekte hen eindelyk uit hunne sluimeringe op, en hun ontwaken werdt van de overwinninge gevolgd. Terwyl hy zegepraalde in Sicilie, zegepraalden zyne vyanden te Athene. De verminking der standbeelden en de ontheiliging der heilige verborgenheden werden op nieuws by de Volksvergadering aangeklaagd. Het ongebondenste volk is altyd het vuurigste, om de zaak zyner Goden te wreken. De valsche yver is nooit woester dan wanneer hy, die 'er door bezield wordt, geen zuiver hart by eenen verligten geest heeft. De Atheners, altyd buitensporig in hunne driften, gaven zig aan de opwellingen van den haat en de wraakzugt over; hy, welken zy als den held van het Vaderland geëerbiedigd hadden, scheen hun niets meer te zyn dan een trouwloze, die de gestrengheid der wet verdiende. Zy sloten de oogen voor het Karakter der getuigen, en voor de onzekerheid der getuigenissen, de Goden waren gehoond, 'er moest een slagtoffer zyn. Alles werdt als gegrond aangenomen, niets werdt onderzogt. Zodanig is de handelwyze van het bygeloof, welk blind en zonder zonder leidsman in zyne verwoedheid, zonder onderscheid de onschuld zo wel als de misdaad straft. Men kan hetzelve niet lasteren in zyne beweegredenen, men kan het niet regtvaardigen in zyne buitensporigheden. | |
[pagina 96]
| |
Alle de burgers, die verdagt waren, werden in hegtenis genomen. Een hunner, Audocidas geheten, door de getuigen beschuldigd, geloofde den slag, die zyn hoofd dreigde, niet beter te kunnen ontwyken, dan door zig schuldig te bekennen. Overreed van eenen zyner vrienden, die, gelyk hy, gevangen was, beschuldigde hy zig zelven met de verminkinge der standbeelden, en maakte zyne gewaande medepligtigen bekend. Op deze verklaring verkreeg hy zyn ontslag, en alle de gevangenen, die in zyne verklaringe niet mede begrepen waren, werden los gelaten. Maar alle de genen, welken hy beschuldigde, werden in hegtenis genomen, en op zyn getuigenis alleen ter dood veroordeeld. Men stelde eenen prys op het hoofd der genen, die zig door de vlugt den dood onttrokken. Thucydides bepaalt niet, of alle de genen, die sneuvelden, onschuldig of schuldig waren. Plutarchus berigt ons, dat de vrienden van Alcibiades met eene woeste wreedheid behandeld werden. De beschuldiging werdt met zo veel list ingerigt, dat al de afkeer van het misdryf op Alcibiades moest terug vallen. Het volk, welks afgod hy geweest was, merkte hem niet verder aan dan den vyand van menschen en van Goden. De vooringenomenheid, die alles als gegrond aanneemt en vergroot, bepaalde zig niet alleen, om hem voor den aanvoerder van de verminkinge der standbeelden, en de ontheiliginge der heilige verborgenheden te houden. Men leide hem ook staatzugtige begeerten te last, als of de menschen, die in de wellusten gedompeld liggen, niet liever dezelven wilden genieten, dan de zorgen van het gebied op zig nemen. Het vermoeden, dat hy de volksregering wilde omverwer- | |
[pagina 97]
| |
pen, zette geloofwaardigheid by aan alle de beschuldigingen. Terwyl dit voorviel, deedt eene bende Spartaansche troepen eenen inval tegens den Isthmus. De Atheners, die zig ligt ontrustten, geloofden, dat het voorwendsel, om Beotie aantetasten, diende ter bedekking van het voorneemen dat men tegens hunne Stad gesmeed hadt. Dees inval bevestigde het vermoeden, welk men tegens Alcibiades opgevat hadt. Zy wenschten zig toen geluk, dat zy hunnen ondergang door den dood der samenspannelingen waren voorgekomen, welker gewaand hoofd eindelyk ter dood veroordeeld werdt. Men zond eenen byzonderen afgevaardigden naar Sicilien, om hem met zyne vrienden, die in de beschuldiginge mede begrepen waren, in hegtenis te nemen. De gerigtsdienaars, welken deze last opgelegd was, vertrokken op de galei van Salamine Ga naar voetnoot(a) met bevel, om hem van wegen het volk aantekondigen, dat hy zig moest komen regtvaardigen. Men verboodt hun, geweld te gebruiken, uit vreze, dat men de uitheemsche soldaten oproerig mogt maken, die allen, zynen wil toegedaan, zig enkel tot dezen oorlog hadden laten aannemen, om onder hem te leren overwinnen. Alcibiades, die het leger tot oproer hadt kunnen verwekken, gehoorzaamde zonder tegenstand aan het bevel des volks, en zyne vrienden, die met hem aangeklaagd waren, in zyn schip nemende, zette hy koers naar Athene, altyd bewaakt door de Galei van Salamine. Maar hoewel hy veel betrouwen liet blyken ondervondt hy | |
[pagina 98]
| |
egter heimelyke aandoeningen, welken de haat zyner vyanden veroorzaakte. Hy was onderrigt van hunne kuiperyen gedurende zyne afwezigheid. De vrees van in hunne magt te vallen, om vervolgens aan een ligtgelovig en dweepagtig volk overgeleverd te worden, verpligtte hem, om met zyne vrienden te Thurie aan land te gaan. Het was hier, dat zy, na beraadslaagd te hebben, wat hun te hopen of te vrezen stond, de waakzaamheid hunner oppassers vrugteloos maakten, om te ontsnappen. De Atheners verwoed, dat zy hunnen roof gemist hadden, veroordeelden hen ter dood, en hunne goederen werden verbeurd verklaard. Het was dus, dat dit oproerig volk zig zelf tegens zynen voorspoed kantte, door de onweersbuien in zynen boezem te trekken, welken zy tot hunne naburen konden overbrengen. Het was dus, dat men, om eenige standbeelden wederom opterigten, den pylaar van den staat omverwierp; en wanneer men enkel op vegten bedagt moest zyn, hield men zig bezig met samenzweringen en kuiperyen, die, daar zy Athene van binnen verzwakten, het tevens minder ontsachelyk van buiten maakten. Een nieuw bewys, dat de kleinste belangen de grootste onheilen te wege brengen. De soldaten, van hun hoofd beroofd, lieten den moed zakken. Het talrykste leger houdt op, ontsachelyk te zyn, zo haast het geen betrouwen op zynen Veldheer heeft. Alcibiades, door wraak bezield, nam zyne toevlugt tot de Spartanen. Het was door zyne raadgevingen, dat zy den Syracusanen eene magtige hulp toezonden, om de Atheners van hun eiland te verdryven. En welhaast leverde men eenen bloedigen slag, waarin | |
[pagina 99]
| |
de vloot der Atheners vernield werdt; alle de schepen werden in den grond geboord. Nicias werdt gevangen genomen, en sneuvelde door de hand zyner vyanden, die zyne deugd moesten eerbiedigen. De soldaten, die den dood ontsnapten, vervielen in de gevankenis. Het nieuws van dit onheil wierp de stad in de grootste neerslagtigheid. Dit volk, dat zig zo gemakkelyk door de begoocheling der hoop over zyn verlies kon vertroosten, zag voor het toekomende niets dan nieuwe onheilen. Het kleinste scheepje, dat op de baren dobberde, deedt het geloven, dat het de vyandelyke vloot was, gereed, om in Pyreum intelopen. Deze vrees, die aller moed deedt verkouden, bragt een gunstig uitwerksel voort. Het volk, minder onbuigzaam, hoorde de stemme der Overheden. De gemoederen vereenigd werkten samen tot het algemene welzyn; en het was deze eenigheid, welke hen staande hield in 't midden van de vyanden, waarvan zy omringd waren. Alle de Grieken verheugden zig over hunne tegenspoeden. Zy, welken de vrees voor hunne magt onzy, dig hadt doen blyven, werden hunne hevigste vyanden, zo haast zy niet meer in staat waren, hun te benadeelen. Dees opstand hadt zynen oorsprong in den hoogmoed van dit Volk, dat gewoon was, zyne oppermagtigheid aan zyne naburen te doen gevoelen, van welken het altyd vernederende eerbewyzingen eischte. De gematigdheid, waarvan men zig in de overwinninge bedient, kan alleen hulpmiddelen verschaffen in tegenspoeden. De bondgenoten van Sparta waren moede, om den | |
[pagina 100]
| |
last van zulk een langen oorlog verder te dragen maar deze afkeer boezemde hun enkel de begeerte in, om denzelven met roem te eindigen. De volkeren, die aan de Atheners onderworpen waren, namen deze gelegenheid waar, om zig wederom onafhankelyk te maken. Allen spanden zy samen, om eene mogendheid te verkleinen, welke hare bondgenoten als onderdanen, en hare onderdanen als slaven behandelde. Dees algemene opstand tegens Athene, dat reeds aan 't wankelen was, deedt de Spartanen hopen, dat deze Stad, die met hun om den voorrang twistte, die genen in haren val zou mede slepen, welken haar wilden verkleinen. De begeerte, om hunne heerschappy over geheel Griekenland uittestrekken, dat zelf medewerkte, om zig in slaverny te brengen, deedt hen ongemeen grote toebereidzelen maken, die met het begin van de lente voltooid waren. De Atheners van hunne neerslagtigheid weder bekomen, erkenden hunne kragten, zo haast zy vereenigd waren. Na dat de dampen der dronkenschap vervlogen waren, zeiden zy vaarwel aan de wellusten en samenzweringen. De zeemagt werdt hersteld, de vestingwerken werden vernieuwd, en de magazynen aangevuld. De verstandigste huishouding sneedt alle onnutte en overtollige uitgaven af. De opening van den veldtogt deedt bemerken, dat het best vereenigde volk altyd het ontsachelykste is. Hunne vyanden, die hen in getal te bovengingen, ondervonden niets dan tegenspoeden. Athene, zonder bondgenoten, hadt te stryden tegens geheel Griekenland, en tegens de Persianen, die minder gevaarlyk door hunne wapenen, dan door hun goud waren. Een onvoorzien toeval verschafte hun middelen, om hunnen vorigen luister wedertekrygen. | |
[pagina 101]
| |
Alcibiades, tomeloos in zyne hartstogten, verleidde Timea, vrouw van Agis. Dees grootmoedige Koning hadt hem de gastvryheid gegeven, en daar hy zyn beschermer was, moest hy hem als zynen vriend agten. Maar de mensch, die aan zyne zinnen verslaafd is, staat altyd gereed, om de heiligste regten te schenden. Na dat hy zynen gastvryen vriend zo smadelyk bedrogen hadt, geloofde hy, alles van denzelven te moeten vrezen. De Peloponesers, ontrust van eenen gast te hebben, die zo gevaarlyk was in de kunst van verleiden, geboden den Veldheer der Lacedemoniers zig van hem te ontdoen. Alcibiades, onderrigt van het gevaar, dat hem dreigde, nam zyne toevlugt tot Tisaphernes, Stadhouder van Klein Asie wegens den Koning van Persie. Hy hadt te veel behendigheid en inschikkelykheid, dan dat hy niet welhaast de vriend van zynen nieuwen beschermer zyn zou. Hy bediende zig van het betrouwen, welk hy hadt verkregen, om hem de ware belangen van Persie te doen kennen. Het viel hem gemakkelyk te bewyzen, dat het was de staatkunde te kwetsen, indien men den Spartanen al te veel de overhand over hunne naburen liet krygen, dat het was, zynen meester zyne bondgenoten te ontnemen, en al de magt van Griekenland tegens hem te vereenigen. Hy riedt hem, elke Republiek in hare onafhankelykheid te laten, hem tonende, dat, daar de begeerte tot heerschappy hen altyd verdeeld hield en vyanden deedt blyven, zy zig onderling zouden verzwakken, en dat dan hunne verwinning een gemakkelyk werk zyn zou. Vervolgens deedt hy hem begrypen, dat, zo hy bondgenoten nodig hadt, hy gene nuttiger kon verkiezen dan de | |
[pagina 102]
| |
Atheners, die, gelyk in moed aan de Spartanen, minder begeerte hadden, om aanwinningen te maken. De Persiaan was te bedreven in de verborgenheden der staatkunde, dan dat hy geen gebruik zou maken, van deze verstandige raadgevinge. Hy nam voor het uitwendig het welvoegelyke met zyne bondgenoten in agt, en zonder te schynen, hunne zaak te verlaten, deedt hy gene pogingen meer, om dezelve te verdedigen. Het geld, den Peloponeseren tot onderstand beloofd, werdt slegt betaald. Het voorgeven, dat hy naar der vloot der Pheniciers wagtte, deedt hem het afzenden van de schepen, die hy moest opbrengen, uitstellen. Dit uitstel maakte de vloot der bondgenoten onnut, welke, schoon in getal groter dan die der Atheners, egter verdelgd werdt, eer zy iets hadt durven ondernemen, in de hope, van groter zaken ter uitvoer te brengen. Het was dus, dat Alcibiades zyn Vaderland diende, welk hem uit zynen boezem hadt afgesneden, maar hy wilde liever, dat hetzelve ondankbaar tegens hem was, dan dat hy misdadig tegens hetzelve zou worden. Met een gevoel van grootheid geheel ingenomen, werdt hy met medelyden over deszelfs vernederinge getroffen, en daar hy zig kon wreken, was hy enkel bezig met het zoeken naar middelen, om aan hetzelve den scepter van Griekenland optedragen. Hy was begerig, om Athene weder te zien, maar te hoogmoedig, om deswegen een verzoek te doen, wilde hy tot zyne terugkomst niet inwilligen dan op de ernstige aanzoeken zyner medeburgeren. Het denkbeeld, welk men hadt van zyne gunst by Tisaphernes, nam alle hinderpalen weg. Hy sprak niet als een banneling, die smeekt, maar als een meester, | |
[pagina 103]
| |
die voorwaarden voorschryft. Hy schreef aan de eerste bevelhebbers der Atheensche troepen, welken hy belastte, den voornaamsten burgeren zyne begeerte te kennen te geven, om zyn Vaderland wedertezien; maar dat hy zig voor altyd van dien troost zou beroven, zo lange de Volksregering stand greep, op dat hy niet andermaal het slagtoffer mogt worden van die lage en veragtelyke menschen, welken hem vervolgd hadden, na dat hy hun gediend hadt. Eindelyk eischte hy dat het gezag in handen van een klein getal uitgekozen burgers zou gesteld worden. Het was tot dezen prys, dat hy de Atheners hoop gaf op de vriendschap van Tisaphernes, en hy beloofde hun als eene gunst, dat hy zelf eene plaats in het staatsbestuur wilde nemen. De uitkomst beantwoordde aan zyne verwagtinge. Alle de bevelhebbers besloten eenparig, de Volksregering om ver te werpen. Dus was het te Samos, en in 't midden van het leger, dat het ontwerp gesmeed werdt, om den regeringsvorm te ververanderen. De Adel nam het aan, in hope van met een gedeelte van het hoogste gezag bekleed te worden. Het gemeen stemde daarin toe in het vooruitzigt, van zig voordeel te doen met den aanmerkelyken onderstand, welken de Persen zig verbonden bytebrengen. Dus werden sommigen door hunne staatzugt, en anderen door hunne begeerlykheid daartoe bewogen. Phrinicus, een van de Veldheeren, was de eenige, die 'er zig tegens stelde, overtuigd, dat het Alcibiades zeer onverschillig was, of 'er te Athene eene regering der voornaamsten, dan eene volksregering plaats hadt. Inderdaad zyn ware oogmerk, gelyk Thucydides zegt, was, om in het bewind van 's lands zaken vrienden te bren- | |
[pagina 104]
| |
gen, die vermogen genoeg hadden, om hem te roepen. De voorgestelde voorwaarden werden van alle de bevelhebbers aangenomen, en Pisander, een van de aanzienlyksten, werdt naar Athene afgevaardigd, om deze omwenteling tot een goed einde te brengen. Het volk, hierover ontrust, boodt Pisander den wakkersten tegenstand. De vyanden van Alcibiades waren bovenal bevreesd, dat hy, door de wraakzugt gewapend, hen de straffen mogt komen doen lyden, welken zy over hem besloten hadden: zy beweerden, dat men zyne terugkomst niet kon toestaan, zonder alle de wetten te schenden: maar bedugt voor zyne wraakoeffeningen, vreesden zy niet minder den vyand, wiens vermogen Pisander bun nog groter voorstelde. Hy maakte zig hunne vreze ten nutte, om hen tot zyn oogmerk te brengen, hy vertoonde hun, dat de terugkomst van Alcibiades het eenige hulpmiddel voor den staat was, dewyl de bystand van Tisaphernes aan deze voorwaarde verknogt was. Het welvaren van het Vaderland behield de overhand, en de liefde voor het algemene welzyn staakte den haat van byzondere personen. Pisander en tien andere burgers werden naar Tisaphernes en Alcibiades afgevaardigd, met volle magt, om een verdrag te maken. Zy vonden in den Persiaan die bereidwilligheid niet, om hun te dienen, welke men hen hadt doen hopen. Hy was bedugt voor de magt der Peloponeseren, die zig over zynen afval konden wreken, door alle hunne magt tegens hem te wenden. Alcibiades, die alles beloofd hadt, was in de onmogelykheid, om zyne beloften metderdaad te volbrengen. Maar te behendig, om de zwakheid | |
[pagina 105]
| |
van zyn vermogen te laten blyken, gebruikte hy den naam van Tisaphernes, om met de afgevaardigden in geschil te treeden over de voorwaarden van het verdrag, welk niet kon geslooten worden. De afgevaardigden, beschaamd dat ze zig door de hoogmoedige beloften van Alcibiades hadden laaten misleiden, keerden naar Samos terug. Maar hun yver werdt daardoor nog werkzamer, om de bedorven gesteldheid van den staat te veranderen. Pisander, na zig van het leger verzekerd te hebben, begaf zig met eenige afgevaardigden naar Athene, waar zyn aanhang, die de heerschende party was geworden, twee van de aanzienlykste burgers hadt laten vermoorden, die zig tegens de regering der voornaamsten gekant hadden. Dees bloeddorstige aanhang stondt daarenboven aan den Raad en het volk toe, te mogen vergaderen, en hunne stemmen volgens oude gewoonte te geven; maar de stemmen, hoe wel vry in schyn, waren egter altyd overeenkomstig met zyne wenschen. De redenaars, die stom waren geworden, klommen niet meer op het gestoelte, om de gemoederen des volks gaande te maken. Een schielyke dood zou hunne stoutheid gestraft hebben. Indien zig nog eene stem liet horen, het was alleen, om de oude regering te verbannen. De minste tegenkanting werdt gevolgd van eenen moord, welkers uitvoerders altyd ongestraftbleven. Het zwygen, waartoe die stille burgers, welken hun ongenoegen verborgen hielden, zig veroordeelden, werdt voor hun dodelyk, en het was even gevaarlyk te zwygen als te spreken. Een algemeen wantrouwen was oorzaak van eene moejelyke en noodwendige veinzerye. Men was bedugt, | |
[pagina 106]
| |
eenen heimelyken aanklager in eenen vriend te vinden. In 't midden van alle deze beroerten kwam Pisander te Athene, welk meer van zyne woede dan van alle vyanden hadt te vrezen. Het was, om den loop van alle deze ongeregeldheden te stuiten, dat hy de vergadering des volks samenriep, waar hy openlyk verklaarde, dat de wensch van alle regtschapen burgers was, dat de oude regerinsvorm mogt afgeschaft, en al het gezag gesteld worden in handen van vierhonderd personen, uit den adel gekozen. De magt, welke men hun toebetrouwde, was onbepaald, zy moesten alleenlyk in hachelyke omstandigheden vyf duizend burgers verzamelen, om met hun over de belangen van den staat te raadplegen. Deze omwenteling scheen het werk van Pisander te zyn; maar hy was niets anders dan het werktuig, waarvan Antiphon zig bediende, die, zonder zig openlyk te tonen, alle de dryfveeren bestuurd hadt, en Antiphon hadt, volgens het berigt van Thucydides, die hem byzonder wel kende, alle de talenten in zig vereenigd. De verhevenheid zyner welspreekendheid verdoofde al wat zyne eeuw, zo vrugtbaar in redenaars, als het volmaaktste hadt voorgebragt. Dus werdt te Athene een soort van regeringe van weinigen ingesteld, welke het volk van eene vryheid beroofde, die het sedert de verdryving van Hippias genoten hadt. Deze ruimte van honderd jaren is het tydperk van zynen roem. Gene uitheemsche mogendheid was sterk genoeg, om zynen voorspoed te stuiten. De invallen zyner vyanden werden altyd van hunne nederlage gevolgd. Zo haast het besluit goedgekeurd was, gaven de nieu- | |
[pagina 107]
| |
we dwingelanden den burgeren, die van hunne bedieningen afgezet waren, vryheid, om een nieuw Vaderland te gaan zoeken, maar den Krygslieden werdt verboden hun Vaandel te verlaten, dewyl de Spartanen gewapend voor hunne poorten waren. Het was de gewoonte der Atheners, altyd een groot getal troepen in hunne stad en in hun regtsgebied te onderhouden, om de invallen van den buitenlander tegenstand te kunnen bieden. Deze voorzorg was vooral noodzakelyk by de tegenwoordige omstandigheden. Na dat ze deze maatregelen genomen hadden, begaven de edellieden, gewapend met ponjaarden, die ze onder hunne klederen bedekt hielden, zig ter plaatse, waar de raadsheeren vergaderd waren, zy werden gevolgd van eene vermetele jeugd, die reeds aan moord en doodslaan gewend, en altyd bereid was, om voor eenen matigen prys bloed te vergieten. Zy verklaarden den raadsheeren, dat ze van hunnen titel en van hunne magt beroofd waren. Dit besluit werdt met de bereidvaardigste gehoorzaamheid aangenomen. Het Volk, welks morren en tegenkanten men dugtte, onderwierp zig zonder murmureren. Men ging vervolgens voort tot de verkiezing van nieuwe overheden, die allen uit het lighaam van den Adel genomen werden. De zitting werdt geeindigd, met godsdienstige plegtigheden, die by dusdanige gelegenheden in gebruik waren. De listige staatkunde bedient zig altyd van den Godsdienst ter bereikinge harer oogmerken. De edelen, na al het gezag tot zig te hebben getrokken, riepen de bannelingen niet terug, op dat Alcibiades niet mede onder dit getal mogt begrepen worden, een lastig opziener, wiens bekwaamheden zy kenden, | |
[pagina 108]
| |
en voor welker gebruik zy bedugt waren, welk voor hunne onregtmatige bezitnemingen schadelyk hadt kunnen worden. Hunne barbaarsche staatkunde oordeelde, de grootste wraak te moeten oeffenen over een Volk, dat gemakkelyker door kastydingen bang te maken was, dan door weldaden te verbinden. De gevankenissen, waaruit men de misdadigers hadt laten gaan, werden met burgers aangevuld. Zy, die gelukkig genoeg waren om zig aan den dood te onttrekken, werden tot ballingschap veroordeeld. Pisander, te Athene terug komende, hadt eene bende gehuurde Soldaten medegebragt, die de barbaarsche uitvoerders waren van de bevelen der heerschende party. Athene hadt zo vele beulen als het dwingelanden hadt. Het is bezwaarlyk, de liefde voor de vryheid by een volk uittedoven, welk dezelve langen tyd genoten heeft. De vrees, welke ondeugende menschen, met het gezag gewapend, inboezemen, kan de overheden vreedzaam, en de burgers weerloos doen blyven. Maar de liefde tot onafhankelykheid spreekt den krygsman stoutmoediger aan, die zig aan eene gestrenge tugt niet onderwerpt, dan om zyn Vaderland altyd vry te behouden. Het Leger bestondt uit burgers, welker voorregten men schondt. Zo haast men te Samos vernomen hadt, dat het Volk van Athene van zyne regten beroofd was, geloofden alle deze dappere Soldaten, gene andere vyanden te hebben, dan de voorstanders van de regeringe van weinigen. Op de afbeelding, welke men hun maakte van de wreedheden, die te Athene gepleegd waren, werden zy even wreed als de nieuwe dwingelanden. Zy ontnamen hunne oude veldheeren het bevel; de bevelhebbers, die verdagt waren, werden afgezet. Thrasy- | |
[pagina 109]
| |
bulus en Trasillus werden in hunne plaatse aangesteld. Alcibiades werdt terug geroepen, en met eenparige stemmen tot algemeen bevelhebber der legers te lande en te water verklaard. Athene kreeg eene nieuwe gedaante. De vierhonderd werden afgezet. De kalmte volgde op de ontroering, en het Volk, dus gewroken, kwam weder tot het genot zyner voorregten. Het Volk bevestigde de terugroeping van Alcibiades, die last ontfing, om de verrigtingen van den oorlog met een onbepaald gezag te besturen. Zyne ziel was te keurig en te hoogmoedig dan dat hy zou lyden, dat zyne terugroeping als eene gunst kon aangemerkt worden. Hy nam het bevel van het leger over, en in het vaste vertrouwen van zig door eene uitnemende daad beroemd te maken, welke de verkiezing, die men in hem gedaan hadt, kon regtvaardigen, wilde hy in zyn Vaderland niet terugkeren, dan gevolgd van de overwinninge. Het geluk verliet hem ook niet. Deze veldtogt was niet dan een keten van voorspoed, zonder eenig inmengsel van wederwaardigheden. Gelukkig en zegepralend te lande, dwong hy daarenboven de Peloponnesers, om hem ook de heerschappy ter zee te laten. Het was toen, dat de overwinnaar zyn Vaderland wilde wederzien. Zyne statige intrede vertoonde eene pragt, die waarlyk met den oorlog overeenkomstig was: hy trok op, voorafgegaan van eene grote menigte krygsgevangenen. Men zag 'er den roof en de overblyfzelen van twee honderd schepen, welken hy genomen of vernield hadt. De gretige oogen des Volks konden zig niet verzadigen met den held van het Vaderland te beschouwen. De herdenking van de onheilen, welken hy hadt uitgestaan, persten zynen vyanden de tranen uit de oogen, wel- | |
[pagina 110]
| |
ker haat de tyd hadt uitgewischt; zy wierpen zig zelven de tegenspoeden van Sicilie voor de schenen, waaraan zy zig schuldig voelden, door de verbanning van den eenigen man, die ze hadt kunnen voorkomen. Deze dronkenschap van verwonderinge, die de gemoederen van allen hadt getroffen, was te geweldig, dan dat zy duurzaam zyn konde. Zyn lot, gelyk dat van alle boven het gemeen verhevene menschen, was, dat hy afwisselingen moest ondervinden. Het geluk scheen hem niet met zyne gunsten te overladen, dan om hem onder het gewigt te verdrukken. Zyn roem, welke hem zyn geluk hadt moeten toebereiden, werdt voor hem slegts een bittere fontein van moeiten en ongemakken. Het volk, met zynen moed en zyne bekwaamheid vooringenomen, merkte hem aan als onverwinnelyk. Dit gevoelen, door zyne bekwaamheden vergroot, werdt voor hem dodelyk. Indien hem eenige tegenspoed ontmoette, of wanneer hy zyne verwinningen niet ver genoeg voortzette, onderstelde men, dat hy misdadige beweegredenen hadt; en hy kon niet ongelukkig zyn, zonder voor schuldig te worden gehouden. Hy ondervondt dit te droevig in den volgenden veldtogt. Na dat hy met eene magtige vloot op het eiland Andros geland was, behaalde hy eene volkomen zege op de Spartanen en hunne bondgenooten; maar dewyl hy niet kon slagen in het vermeesteren van de stad, zo vernieuwde de nyd, altyd begerig om hem te schaden, zyne vervolgingen. Het volk, welk gelooft, dat men de steden zo gemakkelyk inneemt, als men 'er het ontwerp van smeedt, scheen verwonderd te zyn, dat hy nog geen meester | |
[pagina 111]
| |
was van Chios en Jonie, welker overwining zyne verbeelding hem gemakkelyk maakte. Het morde over de traagheid der vorderingen, wanneer het zig met de overwinninge geluk moest wenschen. De Atheners in plaatse van hunnen Veldheer te lasteren, moesten de werkeloosheid van het leger alleen hier aan toegeschreven hebben, dat hunne schatkisten uitgeput waren. Het ontbrak den Veldheer aan behoeften, om het te kunnen doen bestaan, en aan geld, om dezelven te kopen; in plaatse dat de vyanden in het goud van Persie een overvloedig hulpmiddel vonden, om hunne noden te vervullen. Het was om dit gebrek te vervullen, dat Alcibiades dikwyls genoodzaakt was, zyn leger te verlaten, om geld en mondbehoeften te gaan zoeken. Eene van deze afwezigheden werdt voor hem dodelyk. Hy hadt het bevel over de vloot aan Antiochus gelaten, die alle de bekwaamheden hadt, maar die 'er geen behorelyk gebruik van wist te maken. Zyne stoutmoedigheid deedt hem noch het gevaar vrezen, noch voorzien, en, meer soldaat dan bevelhebber, wist hy beter te vegten dan de bewegingen van een leger te besturen. Wanneer Alcibiades hem het bevelhebberschap ter hand stelde, gaf hy hem uitdrukkelyken last, om gedurende zyne afwezigheid het gevegt te vermyden. Maar Antiochus, te verwaand, dan dat hy gehoorzaam zou zyn, werdt daardoor maar te driftiger, om zig in een gevegt intelaten. Te moedig, om voorzorg te gebruiken, te vermetel, om de ongelykheid zyner kragten te wantrouwen, naderde hy met eenige weinige schepen, om de Spartanen te braveren. Lysander, te behendig dan | |
[pagina 112]
| |
dat hy niet zou schynen hem te vrezen, vondt middel om hem midden in zyne vloot intesluiten. De nederlaag der Atheners was volkomen. Antiochus betaalde zyne vermetelheid met den dood, en de Spartanen rigtten een zegeteken op ter eere van deze overwinninge. Op het gerugt van dit onheil keerde Alcibiades naar Samos terug, waar hy, meer verbitterd, dan neerslagtig, alle Krygslisten te werk stelde, om Lysander tot eenen beslissenden slag te brengen; maar de Spartaansche Veldheer wilde zynen roem nooit in de waagschaal stellen tegens eenen bevelhebber, die veel verhevener was dan dien hy overwonnen hadt. Middelerwyl, ylde Thrasybulus, onverzoenlyke vyand van Alcibiades, naar Athene, waar hy hem beschuldigde oorzaak van de laatste nederlage te zyn, verzekerende, dat hy zig alleen van de vloot hadt begeven, om zig aan de ligtmissery overtegeven, en om gene getuigen noch berispers te hebben, van zyne schandelyke wellusten; hy schilderde hem af als eenen onmedogenden knevelaar, die de wingewesten slegts doorkruiste, om zig hunne roofgoederen eigen te maken. Het gene den meesten indruk maakte, was, dat hy eene plaats naby Byzantium versterkt hadt, als of hy 'er zig eene schuilplaats wilde oprigten; dit was eene beweegreden, om te geloven, dat hy zig niet waardig oordeelde in zyn Vaderland te leven, of dat hy 'er gene genegenheid toe hadt. De ongestadigheid en de jaloezy waren het onderscheidend kenmerk der Atheners. Het minste vermoeden misleidde hunne ligtgelovigheid. Zy gingen schielyk van de verwonderinge over tot de veragting. Alcibia- | |
[pagina 113]
| |
des, welken zy als den eenigen bevelhebber hadden aangemerkt, die hen kon verdedigen, kwam hun verder niet anders voor dan een gevaarlyk burger. Hy werdt van het bevelhebberschap afgezet, en het volk, buitensporig in zynen haat, braakte duizend vervloekingen tegens hem uit. Wanneer Thucydides van de buitensporigheden spreekt, waaraan de Atheners zig tegens dezen held overgaven, schryft hy dezelven aan het wantrouwen toe, welk hun zyne Staatzugt, en de verhevenheid zyner verdiensten, inboezemde. Zy waren bedugt voor het misbruik zyner bekwaamheden, en de groote verdiensten, welken hy gedaan hadt, waren een bewys, dat hy alles tegens hen, zo wel als tegens hunne vyanden, kon ondernemen. Dees grote man, zo bewonderd van zyne medeburgers, hadt nooit hunne agting. Zyne ongebonden zeden verminderden de waardy van zyne bekwaamheden, en 'er is niet meer dan eene zwakheid nodig, om veel deugd te bezwalken: zyne ligtmisseryen hadden hem dermate onteerd, dat, wanneer hy afgezet werdt, zig niet eene stem verhief, om zyne verdediging op tevatten. De Atheners, verblind in hunnen haat, waren niet verligter in de keuze, welke zy van hunne veldheeren deden. Menander, Tideus en Adimantus, die tot het bevelhebberschap werden verheven, hadden gene bekwaamheden noch ondervinding. Vermetel en verwaand gingen ze dagelyks Lysander tot het gevegt uittarten. Van deze kinderagtige vertoninge van stoutmoedigheid terug komende, bragten zy het overige van den dag zonder orde of tugt door, veragtende eenen vyand, | |
[pagina 114]
| |
die hun vertrouwen verdubbelde, door zig te houden, als of hy hen vreesde. Alcibiades, die zyn Vaderland door de onvoorzigtigheid van deszelfs Veldheeren in gevaar zag, herinnerde zig nog dat hy burger was. Hy was in de nabyheid, waar hy, ontheven van de beslommeringe van staatszaken, zynen tyd tusschen de Studien en wellusten deelde; hy begaf zig naar de Veldheeren, welken hy verwaardigde zynen raad mede te deelen; maar het is een blyk van de al te grote zwakheid, dat men 'er de noodwendigheid niet van bemerkt. Hy schilderde hun Lysander af als eenen bekwaamen Veldheer, die ondervinding hadt, altyd oplettend, om gebruik te maken van de voordeelen, die men hem aanboodt, en die zig te Lampsacus zo stil niet hield, dan om hunne bewegingen des te beter te kunnen waarnemen. Hy vertoonde hun het gevaar van hunne ligginge, en hoe onvoorzigtig het was, hunne manschap aan land te laten stappen, om verstrooid ten platten lande te leven. Het verwaande betrouwen is veelal het lot van menschen, die met gezag bekleed zyn. Door hunnen rang boven anderen verheven beschouwen zy zigzelven als verhevener verstanden. De veldheeren, trots op hunnen nieuwen titel, hoorden zulke wyze raadgevingen met veragtinge. Zy behandelden hem met eene hoonende hoogmoedigheid; en Tideus, voornamelyk, belastte hem met bedreiginge, om ten eersten de wyk te neemen. De raadgevingen van Alcibiades werden door de uitkomst geregtvaardigd. Lysander, onderrigt van de ongeregeldheid der Atheners, kwam hen onverwagt overvallen. Hy behaalde eene volkomen zege, en van hunne gehele vloot ontkwamen slegts agt schepen, die met | |
[pagina 115]
| |
den eersten aanval de vlugt namen zonder zig in 't gevegt te durven wagen. Lysander, gelukkig om te overwinnen, en bekwaam, om zig de zege ten nutte te maken, kwam zig voor Athene vertonen. Deze stad van haare verdedigers beroofd, ondertekende alle de voorwaarden, welke de overwinnaar goed vondt haar voor te schryven. Lysander, meester van het hoogmoedig Athene, verbrandde alle deszelfs schepen, leide eene sterke bezetting in het Kasteel, en liet alle de vestingwerken slegten. De wetten werden afgeschaft, de regeringsvorm werdt veranderd, en dit volk, zo jaloers wegens zyne onafhankelykheid, werdt gedwongen, zyn hoogmoedig hoofd te buigen onder het juk van dertig stedehouders, die in de historie bekend staan onder den naam van dertig Tyrannen. Hunne heerschappy werdt gevestigd door eene grote bloedvergieting. Allen, die hun door hunne verdiensten agterdogt veroorzaakten, werden aan hunne staatzugt opgeofferd. De rykdommen werden ten hoogsten schadelyk voor hunne bezitters. Ieder vermogend mensch werdt als schuldig van de Tyrannen behandeld, die zig zyne geroofde goederen toeeigenden. Eindelyk, het getal der slagtofferen was zo groot, dat Xenophon verzekert, dat geduurende de drie maanden, dat deze Tyranny duurde, het zwaard der beulen een derde meer Atheners deedt sneuvelen, dan de dood gedurende tien jaren oorlogs weggerukt hadt. De overmaat van het kwaad voorspelt 'er dikwerf het einde van. Thrasybulus Ga naar voetnoot(a) met verontwaardiginge | |
[pagina 116]
| |
vervuld, om dat hy zyn Vaderland aan de verslinding dezer wrede wangedrogten moest overgegeven zien, verzamelde zeventig burgers, die gelyk hy naar Argos hunne toevlugt hadden genomen. Het was met dezen zwakken bystand, dat hy het ontwerp, om zyn Vaderland te bevryden, dorst smeden en ter uitvoer brengen. Deze edelmoedige burgers, vol van vertrouwen op hun hoofd, en ongevoelig voor de vreze, hoorden de zugten van het verdrukte Vaderland, en rigtten hunne schreden naar hetzelve. De goede uitslag toonde, dat de wanhoop dikwyls volvoert, het gene de voorzigtigheid niet durft denken. Zy maakten zig eerst meester van Phyle, eene sterkte naby Athene gelegen. Het was daar, dat zy den grond leiden tot eene nieuwe heerschappy. Vele vlugtelingen kwamen zig by hen voegen. Thrasybulus, door hunnen bystand versterkt, maakte zig meester van Piraeum. De veragting, welke men in den beginne voor hunne zwakheid betoonde, maakte hunne vorderingen gemakkelyk. De Tyrannen, uit hunnen slaap ontwaakt, poogden hun hunne verwinning te ontnemen; maar dewyl ze kwalyk geholpen werden van een volk, welk zy verdrukten, zo werden ze overal te rug gedreven. Twee hunner, Critias en Hippomachus, sneuvelden by deze onderneming. De Atheners veragtten hunne Tyrannen, zo haast zy hun niet meer ontzaglyk scheenen, en daar ze hen konden straffen, bepaalden zy hunne wraak, om hen uit de stad te jagen, en door eene tegenstrydigheid aan dit volk eigen, weigerden zy Thrasybu- | |
[pagina 117]
| |
lus en zyne vrienden binnen hunne muuren te ontfangen. Het was dus, dat terwyl zy de gramschap hunner vyanden verbitterden, zy zig van hunne verdedigers beroofden. De Tyrannen smeekten na hunne verdryving Lysander om hulp, wiens staatzugt 'er belang by hadt, om zyn werk in wezen te doen blyven. Hy ging ten spoedigsten onder zeil, zyne talryke vloot sloot Piraeum in, waar Thrasybulus zig met zyne makkers begeven hadt. Hun moed vergoedde hunne zwakheid. Minder onthutst over het getal hunner vyanden dan bevreest voor de schande, dat zy de vryheid van hun Vaderland mogten overleveren, tartten zy den dood en de gevaren. Gedrukt door den honger van binnen, en kwalyk geholpen van buiten, hielden zy het alleen door hunne wanhoop staande. De Spartaansche vloot hield de haven geblokkeerd; het leger te lande, onder bevel van Pausanias, sloot den toegang voor allen toevoer. Deze Koning, nydig op den roem van Lysander, wilde liever den vrede aan Griekenland geven, dan het verwinnen, en afstaande van de eer van te overwinnen, trok hy twee Ephoren, die by hem waren, op zyne zyde; hy zegepraalde over den tegenstand van Lysander, die, te staatzugtig om vrienden te zoeken, den oorlog niet voerde dan om slagtoffers of slaven te hebben. De vrede werdt gesloten, en de Tyrannen van hunne beschermers verlaten, namen hunne toevlugt tot buitenlandsche troepen, om Athene te dwingen, om hen wederom aantenemen. Thrasybulus, van hun oogmerk onderrigt, trok hen tegen; maar het lot der Wapenen wantrouwende be- | |
[pagina 118]
| |
diende hy zig van onderhandelinge; en wanneer hy hen tot een mondgesprek overgehaald hadt, wreekte hy door hunnen dood zyn Vaderland, dat te lang een tyd verdrukt was geweest. De staatkunde schynt te pleiten voor den meineed en moord, wanneer zy het algemene welvaren ten doel hebben. De stem der menschelykheid verbant hare bloedige grondstellingen. Het volk, welk dezelven aanneemt, kan 'er een kortstondig voordeel uit trekken; maar het vernederd zig in de oogen zyner naburen, welker vertrouwen het verliest. Na de strafoeffening der Tyrannen liet Thrasybulus eene algemene vergiffenis afkondigen. Naauwgezet op het bloed zyner burgeren, was hy bedugt, dat hy te veel zou moeten straffen: dus leide hy eenen dekmantel over alle misdaden. Hy vergat de verongelykingen, welken hy zelf hadt geleden, en zo haast Athene vry was, dagt hy gene vyanden meer te hebben. De vryheid werdt hersteld, en de gematigdheid verzekerde derzelver grondslagen beter, dan de onverzoenbare gestrengheid eener moordzieke staatkunde, die zig zelve misdadig maakt, onder voorwendsel van de misdaden te beletten. Het einde van den Poloponnezischen oorlog was tevens het einde der grootheid van Athene. Hunne vervallen magt was niet verder ontsachelyk dan door den bystand der Persen. En dees geleende luister vermomde hunne zwakheid. Al wie ondersteund moet worden om te gaan, is aan het verzwakken. De verslapping hadt de wakkerheid van inborst ontzenuwd; hunne geschiedenis levert ons gene verheven trekken meer op van heldhaftigheid en van deugden. Alles | |
[pagina 119]
| |
kondigt de oorzaaken en de trappen van hun verval aan. Conon, die met agt schepen uit den slag ontkomen was, waar in de Atheners geheel verslagen werden, hadt eene schuilplaats gezogt by den Koning van Persie; hy gaf den monarch ophelderingen omtrent zyne ware belangen, die veeleer de vernedering van Sparta vereischten dan deszelfs oppermagtigheid over geheel Griekenland. Hy verkreeg eene magtige uitrusting ter zee van denzelven. Vele Grieksche Republieken, verleid door het goud, welk de Persische Veldheeren uitstrooiden, maakten een magtig bondgenootschap tegens Sparta. Conon tartte de vloot der Spartanen, die onder bevel van Pisander stondt. De Persen, verkwistend met hunne schatten, verschaften hem middel, om de muren van Athene, door Lysander geslegt, weder op te halen; en deze stad, uit hare puinhopen verrezen, hernam eenen nieuwen luister. De Spartanen, ontrust over den voorspoed hunner mededingeren, vleiden zig met de hoop, dat ze gelukkiger zouden zyn in het onderhandelen, dan in 't vegten. De voordeelige voorwaarden, welken zy den Persen voorsloegen, trokken hen op hunne zyde. De staatkunde van den Asiatischen Monarch was, de kragten van Griekenland te gebruiken, om het te gronde te brengen. Zo haast eene mogendheid hem te ontsachelyk scheen, trok hy de hand te rug, welke dezelve hadt verheven, om dezelve der verdrukte mogendheid toetereiken, en de Grieken werkten, overeenkomstig met zyne staatzugt, mede, om hunnen val te verhaasten. Na dat de Spartanen eenen bondgenoot van hunnen vyand gemaakt hadden, kregen zy wederom de | |
[pagina 120]
| |
overhand. Conon werdt door de kuiperyen van Antalcidas, hunnen Admiraal, gevangen gezet. Justinus verzekert, dat hy te Susa door de Persen ter dood werdt gebragt, die de regten der gastvryheid zonder schaamte schonden. Xenophon meldt niets van zyn einde, maar van het eerste ogenblik zyner gevangenneminge af aan maakt de geschiedenis geen verder gewag van hem. Hy werdt beschuldigd, de sommen verkwist te hebben, die tot herstelling van Athene toegestaan waren, en een heimelyken vyand der Persen te zyn. De laster vindt zeer ligt geloof, wanneer de beschuldigde ten regter heeft eenen vyand, die met gezag bekleed is. Ter zelfder tyd zonden de Atheners Thrasybulus, hunnen verlosser, met eene vloot tegens de Spartanen. Zyn gelukkig begin kondigde den luisterryksten voorspoed aan, wanneer hy sneuvelde by eene ongelukkige onderneming, welke hy tegens het eiland Rhodus deedt. De roem van Athene nam met hem een einde. Chabrias, Iphicrates, en Timotheus, de zoon van Conon, zyn de eenigen, welken eenige vertoning maken in de geschiedenis tot op den tyd van Demosthenes en Phocion. De heldhaftige neigingen der Atheners verzwakten naar evenredigheid van den voortgang der weelde en van de verbasteringe der zeden. Vernuftig in het navorschen van gerieflykheden, en in de verfyninge der wellusten, ondervonden zy niet meer die edelmoedige aandoeningen, welken de nationale roem en de liefde voor het Vaderland inboezemt. De verheffing en de ondergang der Ryken hebben hunnen oorsprong in de zeden van het gemeen. De inschikkelykheid | |
[pagina 121]
| |
der wetten omtrent de ondeugden en zwakheden, maakt den voortgang daar van gemakkelyker. Kwaalen en verzweringen leveren niets onaangenaams op, wanneer elk de zyne heeft. Maar wanneer de algemene berisping den overtreder straft, wordt de besmetting gestuit, en het lighaam herkrygt zyne sterkte en zynen goeden welstand. Eene korte uitweiding over dit onderwerp zal misschien noch onnut, noch kwalyk geplaatst zyn. Van alle de hartstogten is de eergierigheid de nuttigste, wanneer haar voorwerp edel en wettig is; maar zy is de schadelykste, wanneer zy buitensporig in hare wenschen, en misdadig in hare middelen, alles durft verbreken, om alles tot zig te trekken. Hare zegepralende aansporing verheft de ziel tot het grote, of stort haar in de misdaad. Men heeft van haar gebruik alles te hopen, en van haar misbruik alles te vrezen. De begeerte naar algemene toejuichingen wordt met den mensch geboren, en sterft niet dan met hem. De moejelykste paden worden wel haast vereffend, wanneer ze tot de onsterfelykheid opleiden. De begeerte om ten allen tyde te leven, en zyn bastaan in alle landen te vermenigvuldigen, is een aangenaam genot, welks valsche vertoning strelender is dan de wezenlykheid, die zig nooit zo ver uitstrekt als de hoop en de verbeelding. Wanneer deze liefde tot de algemene verwondering eene dappere en edelmoedige ziel treft, dan staan alle de andere driften haar ten dienst. De eergierige bedient zig niet van dezelven dan als van ondergeschikte werktuigen, welken hy in beweeging brengt om tot zyn doelwit te geraken. De levendige | |
[pagina 122]
| |
naarstigheid om zynen naam uittestrekken, en zigzelven te overleven, is niet loffelyk of laakbaar, dan door de eerlykheid of laagheid der middelen. Herostratus verbrandde den tempel van Ephezus, om roem te erlangen. Dezelfde beweegreden gaf den Macedoonschen Held de fakkel in de hand, welke Asie in brand zette. Het schynt, dat hy, die lof zoekt te behalen, niet dan loffelyke dingen doen moet. Deze bespiegelende waarheid wordt door de ondervinding tegengesproken. De eergierige rigt zynen wandel volgens den Nationalen smaak in, die hem alleen den weg aanwyst, welken hy moet nemen, om de agting van het gemeen te verkrygen. Eugenius en Villars, in het hedendaagsche Rome geboren zynde, zouden gene andere eerzugt gehad hebben, dan om in de Staatkunde uittemunten, ten einde om ten eenigen tyde met het purper bekleed te worden, en hoewel geboren met de grootmoedigheid en de heldhafte neigingen der oude Romeinen, zouden ze egter alleen naar vreedzame bedieningen gehaakt hebben. Shakespear en Corneille, geboren zynde in de woestynen van Tartarye, zouden alleen getragt hebben door hunne bekwaamheid uittemunten, om een paard te beryden; het is derhalve de Nationale smaak, die de wenschen der eergierigheid bestuurt. Zyt gy begerig, om het karakter eenes Volks te kennen? Onderzoekt den levensloop der genen, die by hetzelve in hoogagtinge staan. De geheiligdste pligt der geschiedenis is, om ons de middelen te ontdekken, welken vermaarde menschen gebruikt hebben, om tot hun doelwit te komen. Deze middelen ontdekken den Nationalen smaak, die van geslagt tot geslagt stand | |
[pagina 123]
| |
houdt, tot dat eenige uitwendige oorzaak eene omwenteling in de regeringe en zeden te wege brengt. Maar indien de dryfveeren, welken grote mannen in beweging brengen om zig te verheffen, ons den aart van een Volk doen kennen, zo is de geschiedenis nooit van meer gewigt, dan wanneer ze ons toont, hoe veel invloed de ondeugden of de deugden van een boven anderen uitmuntend man op de zeden van het gemeen hebbe. Zyn besmettelyk voorbeeld drukt op de ongebondenheid en ongeregeldheid het zegel van grootheid en voortreffelykheid. De handelingen des genen, die regeert, worden de Wet van den genen, die gehoorzaamt. Een gemeen mensch kan de deugd niet in veragting brengen, noch der ondeugd luister byzetten. Alles is in hem even duister als zyn lot, maar hy wenscht dengenen gelyk te worden, op wiens weldaden hy hoopt. Hy agt zig zelven groot, wanneer hy de navolger wordt van de ondeugden des genen, welken het Vaderland uit hoofde zyner bekwaamheden eerbiedigt. De Engelsman, onder Cromwel norsch en ruw, lag onder Karel den tweden in den schoot der wellusten te slapen. Hunne zeden vormden de zeden van het gemeen; de een hadt alle bekwaamheden, welken ontsag inboezemen, de ander hadt alle de beminnelyke hoedanigheden welken de begeerte verwekten, om hem gelyk te worden. Gene omwenteling valt in eenen Staat voor, ten zy de zeden des Volks den weg daartoe gebaand hebben. En daar het schynt, dat de zelfde oorzaaken altyd dezelfde uitwerkselen moeten voorbrengen, zo moet het Engelsche Volk voor zynen nakenden val bevreesd zyn, dewyl zyne regering met dezelfde ondeugden besmet is, welken den ondergang der vrye Staten van Griekenland voorafgingen. | |
[pagina 124]
| |
Laten we de wyze onderzoeken, op welke dit vermaarde Volk zy opgeklommen. Wanneer de Grieksche Republieken uit hare wieg kwamen, maakte hare opwassende vryheid haar oplettend, om naar middelen te zoeken, om dezelve te bevestigen. Nieuwe bezitters van een goed hebben eene genegenheid voor het zelve, welke door de hebbelykheid van het te genieten verminderd wordt. Men ziet deze volkeren, altyd bezorgd, en altyd gereed om zig wegens hunne onafhankelykheid te ontrusten, de wapenen tegens den vreemdeling of tegens den Staatszugtigen burger opnemen. De noodzakelykheid om zig te verdedigen maakt hunne dapperheid natuurlyk, en de liefde voor het Vaderland wordt eene hartstogt, die tot de zinneloosheid van dweperye wordt gedreven. Hunne bezigheden waren altyd zowel als hunne neigingen op den oorlog gerigt. Daar ze by hunne algemeene verdediging belang hadden, zo werden zy in het edelaartig beginzel opgebragt, van alles voor het Vaderland te moeten ondernemen. De rykdommen gaven geen aanzien noch gezag; men stortte dezelven met eene heldhaftige belangeloosheid in 's lands schatkist. De weelde kende men niet. De onteerende wellust vertoonde hare gevaarlyke aantrekkelykheden niet. De matigheid onderhield de sterkte des lighaams. De werkeloosheid en nutteloosheid waren geen voorregt van de geboorte. Een aangezigt, door de hitte der zonne verbrand, handen, door den arbeid gehard, waren een bewys, dat men waarlyk burger was. Dit onvermoejelyke Volk scheen niet aan zyn bestaan gehegt te zyn, dan om zyn Vaderland te dienen, en altyd bereid, om zig voor hetzelve in gevaren te stor- | |
[pagina 125]
| |
ten en te sterven, werdt het van die patriotsche verrukking aangedaan, welke van elken burger eenen held maakte. Dees edele naaryver gaf geboorte aan de Olympische en Isthmische spelen, en aan inrigtingen, die geschikt waren, om den moed te verheffen, en de begeerte tot roem te ontsteken. Het was daar, dat Griekenland by elkander verzameld, den overwinnaren vleiender pryzen uitdeelde dan ordensbanden van het gulden vlies of kousseband, waarmede de hedendaagsche regeringen veeleer den genen vereeren, die eene lange reeks voorzaten heeft, dan den genen, die de meeste nutte daden gedaan heeft. Deze titels, deze sieraden van agtinge, hebben ongetwyfeld ten doel, niet om te belonen het gene men niet gedaan heeft, maar om aanteduiden, wat men doen moet. In deze luisterryke vergaderingen van Griekenland werdt de zegepralende verdienste met de goedkeuringe van het Vaderland vereerd. Het waren gene kronen van goud noch edelgesteenten, welken men den overwinnaar aanboodt. Een tak van een olyfboom of van een eikenboom kittelde zyne eergierigheid meer dan die beloningen van geld, welken de pragt van den genen ontdekken, die dezelven geeft, en de laagheid van den genen, die ze ontfangt: de algemene toejuiching was de hoogste trap van geluk voor deze menschen, die zig van de verslaafdheid aan de zinnen los gemaakt hadden. Het was in deze beroemde spelen, dat de zoetluidende en verheven digtkunst het zegel der onsterffelykheid op edelmoedige daden drukte. De muzyk, door 'er hare bekoorlykheden aan te lenen, nodigde al de we- | |
[pagina 126]
| |
reld uit, om dezelven op te zingen. De ryke en vrugtbare welsprekendheid verhief 'er den luister van. Deze kunst, dikwerf door den onbeschaamden vleier ontheiligd, was den weldoeneren des Vaderlands toegewyd. Het penseel, dat het doek bezielde, gaf hun een nieuw leven, welks duurzaamheid het marmer en de erts verzekerden. Het is dus, dat de stigters dezer beroemde spelen, door de deugd en de liefde voor het Vaderland te eeren, wel geslaagd zyn in het vormen van burgers. De zugt om door gantsch Griekenland gekroond te worden, boezemde der jeugd de begeerte in, om op het voetspoor der helden te wandelen. Het was in deze verzamelingen, dat men die onsterffelyke gedigten, die verhevene lierzangen, die welsprekende lofredenen zag te voorschyn komen, welker opstellers de onsterffelykheid gedeeld hebben met de helden, die zy roemden. Dusdanig was de oorsprong van die ryke voortbrengsels van vernuft, van die meesterstukken van kunsten en wetenschappen, welken den Grieken den voorrang gaven boven het overige menschdom, dat lomp en onbeschaafd was. Dewyl de bekwaamheden dus wel ontfangen werden, zo verwekte dit eenen algemenen naaryver. Het goede zelfs heeft zyne palen, en het gebruik der beste dingen kan tot misbruik ontaarden. De dolle drift om in bekwaamheden uittemunten, stelde dezelven in plaatse van de deugden, die 'er oorzaak van geweest waren. De Digtkunde, de Welsprekendheid, en de Muzyk, hadden haren prys in deze openbare spelen. Elke kunst zette eenen weg open tot de onsterffelykheid, en daar het even roemryk was, de helden te roemen, als hen natevolgen, zo verkoos men liever wegen, die met bloemen bestrooid waren, dan moejelyke paden. | |
[pagina 127]
| |
De Koningen, digters geworden, gaven zig over aan de vermaken van versen te maken, om zig wegens de moejelykheden hunner grootheid te vertroosten. De gunstelingen en staatsdienaars, bekwaam om zig de neigingen hunner meesters te onderwerpen, misbruikten hun vermogen en hunne rykdommen, om de regters der openbare spelen omtekopen. De laurier, die het hoofd van Homerus en Pindarus gekroond hadt, verwelkte op het hoofd van die eergierigen, die, geboren om de lotgevallen der Staten te besturen, slegts gemeene redenaars en slegte digters waren. Deze besmetting werdt gemeen aan alle de Staten van Griekenland naar den verschillenden aart van elk Volk. Sparta alleen, dat zyne eerzugt hierin deedt bestaan, om vry en dapper te zyn, gaf aan den wezenlyken roem om helden voortrekweken, den voorrang boven deze ydele glorie. Maar de driftige verbeelding der Atheners deedt hen op den weg des roems verbysteren. En allen Digters, Redenaars en Filosofen geworden, hadden zy meer drift om uitteschitteren, dan om zig nuttig te maken. Het was dus, dat, terwyl een nieuw voorwerp van toejuichinge eenen nieuwen smaak invoerde, het tegelyk in de zeden der Atheners die ongelukkige verandering te wege bragt, welke eene van de oorzaken was, die tot den ondergang van hunne Republiek samenliepen. Naar mate hunne zeden beschaafder werden, werden zy ook meer bedorven. Terwyl men het uitwendige opsierde, verwaarloosde men het inwendige. De welvoegelykheid bedekte wel het aanstotelyke, maar liet de ondeugd met vrede, en bekleedde haar met de lieverei der deugd. De liefde voor het Vaderland hield op het voorwerp van de algemene verwonderinge te zyn. De smaak in de Toneel- | |
[pagina 128]
| |
poëzy werdt de nationale smaak. De begeerte, om daarin uitttemunten, was zo levendig, en speelde zo den meester, dat AEschylus van hartzeer stierf, omdat in een openbaar geding de prys aan zynen mededinger Sophocles toegekeurd werdt. En hoewel Athene zynen roem even ver uitgestrekt heeft door de bekwaamheid zyner Digteren en Redenaren, als zyner Veldheeren, wy kunnen egter niet ontveinzen, dat de tomeloze drift voor de vertoningen van den schouwburg de grondslagen der Republiek aan 't wankelen bragt. Justinus berigt ons, dat de moed der Atheners terstond na den dood van Epaminondas begon te verbasteren. Dees grote man was een levendige prikkel, die hen uit hunnen slaap deedt ontwaken; eene mogendheid zonder mededinger bevindt zig wel dra zonder naaryver. Zo haast zy niets meer te vrezen hadden, gingen zy in eene lome zorgeloosheid slapen, en zy ontwaakten niet, dan om zig aan verwyfde wellusten overtegeven. De inkomsten des lands, geschikt tot onderhoud van legers en vloten, werden gebruikt, om feesten en schouwspelen aanteregten. De bezolding van den soldaat en matroos, eene matige beloning voor zo veel arbeid en moejelykheden, diende tot voedzel voor de weelde en werkeloosheid. De menigte was in den schouwburg, en het leger was van manschap ontbloot. De verleidelyke hoogmoed der stad hadt eenen afkeer van de gestrengheid der krygstugt. De uitmuntende Acteur werdt meer toegejuicht dan de bekwaamste Veldheer; de moed verwekte geene agting meer, en de overwinnaar keerde naar zyn Vaderland terug, dat zig aan zynen voorspoed weinig liet gelegen leggen. De kunst om versen te maken, en de bekwaamheid om de- | |
[pagina 129]
| |
zelven optezeggen, matigden zig den algemenen eerbeid aan. De hachelyke verwoestingen van deze verbasteringe der zeden maakten de staatzugt van Philippus gaande. Hy maakte het ontwerp, om Griekenland te onder te brengen, doordien hy deszelfs yverigste verdedigers door verwyfdheid zorgeloos gemaakt zag. Macedonie, tot nog toe veragtelyk, verscheen met luister, en zyne zegepralende wapenen leiden het juk der dienstbaarheid aan een volk op, welk wegens zyne onafhankelykheid het meest bezorgd was. De zeden van Athene, dat verwyfd was, hadden den weg gebaand tot den voorspoed van Philippus, die een ontwerp ter uitvoer bragt, welk honderd jaren te voren niemand zig hadt durven voorstellen. Dit voorbeeld is een nieuw bewys, dat het armste volk altyd zeker is van wel te slagen, wanneer het eene vermogende natie wil verwinnen. Het zyn niet de rykdommen, maar derzelver misbruik, en de agting, die men 'er aam geeft, welken 'er eene pest voor het land van maken. Wanneer Plutarchus eene vergelyking maakt tusschen de bekwaamheden der Atheners tot den oorlog, en hunnen smaak voor de kunsten, die in den vrede bloejen, berispt hy wakker hunne verkwistingen, om hunne hoogmoedige neigingen genoegen te geven. Hy verzekert, dat het geld, uitgeschoten tot vertoning van de Treurspelen van Sophocles en Euripides, de sommen te boven ging, die in den oorlog tegens de Persen voor de gemene verdediging van Griekenland gebruikt waren. Dees wysgerige Historieschryver en oordeelkundige berisper verhaalt de aanmerking van eenen gestrengen Spartaan, die op zekeren dag deze openbare uitspanningen bywoonde. Opgevoed in eene stad, waar de deugd alleen toe- | |
[pagina 130]
| |
juichingen verwierf, kon hy niet zonder ongenoegen de aanstotelyke naarstigheid der overheden zien, die over deze toneelvertoningen het bestuur hadden, en de ongemeen grote sommen, die voor de werktuigen en versieringen van een nieuw stuk verkwist werden. ‘Atheners, zeide hy, gy zyt zeer strafwaardig, door zulk eene ernstige aandagt aan deze beuzelingen te verlenen, en dus eenen tyd te zoek te brengen, welken gy aan de zaken des lands behoorden te besteden. Kunt gy zonder knaginge van geweten het geld, met zo veel onmenschlykheid den behoeftigen landman afgeperst, aanwenden, om schouwspelen aan te regten? Indien gy hem de vrugt van zynen arbeid ontrooft, laat ten minsten zyne geroofde goederen dienen om te verdedigen, het gene hem nog overig is. Brengt legers op de been, rust vloten uit, die sterk genoeg zyn, om uwe vyanden den lust te benemen, van uwe grenzen ie bespringen. De vermaken moeten niet anders dan uitspanningen zyn; doch zo ze noodzakelyk zyn, dan moet men 'er het gebruik van matigen; al wie 'er aan verslaafd is, wordt 'er meer van vermoeid, dan de arbeidzame mensch, die zig in verscheidenheid van zyn werk verkwikt’. Dees onbeschaafde en gestrenge Spartaan was een Wysgeer, door de natuur en de reden onderwezen: indien hy eens voor een ogenblik zyn graf kon verlaten, om de tegenwoordige zeden der Engelschen gade te slaan, hy zou ongetwyffeld zeer verzet staan, wanneer hy in hun de Atheners zag herleven. Maar dit zou zyn, de Atheners te beschouwen in den tyd, die hunne volkomen onderwerpinge aan de Macedoniers voorafging. Zou hy niet den dag aan den nagt geknoopt vinden door | |
[pagina 131]
| |
eene aaneenschakeling van vermaken, overeenkomstig met den smaak van de klasse van elken burger? Hy zou den ambagtsman zyn dagwerk zien beginnen door daden van onmatigheid, die de kragt van zyn lighaam verzwakken en zyne naarstigheid uitdoven. Wat zou hy zeggen van die verwyfde gezelschappen, waar de menschen, hun bestaan moede, in 't midden der wellusten vadzig worden of 'er van beginnen te walgen. Van die maskeraden, van die nagt-vergaderingen, welke men Orgiën zou kunnen noemen, waar het geluid der speeltuigen mymering en zelfs vergetelheid veroorzaakt, en waar de ziel, verhit, eenen vryen loop geest aan de verleiding en beestagtige begeerten? Indien hy de Atheners berispt wegens den yver, welken zy hadden voor de vertoningen van die kuische en aandoenlyke treurspelen van Sophocles en Euripides, wat zou hy gedagt hebben van die wonderlyke Shakesperomanie Ga naar voetnoot(a), waarmede de Engelschen van allerlei rang en jaren behipt zyn geworden? Indien hy deze menigte gevraagd hadt, welke by troppen naar de vertoningen van Juliette en van Romeo loopt, indien hy, zeg ik, naar de oorzaak van dezen levendigen en bestendigen yver gevraagd hadt, het grootste gedeelte zou genoodzaakt zyn geweest te antwoorden, dat het niet zo zeer was door het bezef van fraaiheden, waarvan dees nadrukkelyke en hoogdravende digter vol is, als wel om dat het de mode was. | |
[pagina 132]
| |
Indien hy verder hetzelfde Volk in menigte hadt zien lopen, om de lage snakeryen van eenen bootsemaker te hooren, of om de onbetamelyke en zonderlinge houdingen van eenen gebaarmaker te zien, zou hy geen reden hebben om zig overtuigd te houden, dat de menschen zig altyd door den stroom laten wegslepen, en dat de ziel hare indrukzelen van voorbeelden ontfangt? Plutarchus was te verligt en te keurig van smaak, dan dat hy de verwondering der Atheners voor Sophocles en Euripides zou laken; hy verweet hun alleen de buitensporigheid hunner liefde voor het toneel, eene drift, waaraan zy de deugden opofferden, welken den weg tot hunne grootheid en hunnen roem gebaand hadden. Want zo haast de eenige verdienste bestond, in een goed toneelspeeler te zyn, hielden de burgers zig meer op met den goeden uitslag van een nieuw stuk dan met de lotgevallen van den staat. Elk genootschap hadt eene vierschaar opgerigt, waar de bekwaamheden van den Acteur, op hunnen prys gesteld, en waar de opstellers met toegeeflykheid of gestrengheid beoordeeld werden. Het is dus, dat by de Engelschen de burgers, ongevoelig geworden omtrent den voorspoed of de onheilen des lands, zig liever bezig houden met het goed of kwaad geluk eener Actrice, welke te gelyk het voorwerp van hunne genegenheid en kleinagting is, dan te waken voor den staat, die hunnen bystand nodig heeft. Deze lage onverschilligheid zou, ik zeg niet den Grieken, maar zelfs den vrouwen van Griekenland tot schande verstrekt hebben, zelfs in den tyd van hunne grootste verbasteringe. | |
[pagina 133]
| |
Die buitensporige hoogagting, welke een Engelsman voor de kunsten van louter vermaak heeft, is in hem een wandrogtelyk gevoelen, dewyl de natuur hem de middelen heeft geweigerd, om dezelve te voldoen. Inderdaad hy kan 'er zig niet aan overgeven, zonder verpligt te zyn, om de slegte Acteurs van Italie zeer duur te betalen, die, na op de boorden van den Tiber te zyn uitgejouwd, zig aan de oevers van den Teems komen verryken, en zig doen hoogagten. Het is eene zeer aanstotelyke vertoning, te zien hoe trots deze gehuurde vreemdelingen zig gedragen omtrent de beschermers, die hen betalen, en die in verrukkinge worden opgetrokken op het gezigt van die afgoden, welken zy zig zelven oprigten. Deze vreemde verbastering der Atheensche zeden, met zo veel strengheid van Plutarchus berispt, was in haren oorsprong het werk van Pericles. Cimon werdt door den luister zyner overwinningen als de Bescherm-God van Athene geëerbiedigd. Ryk en pragtig, verdeelde hy zyne goederen met den behoeftigen burger. Het was door deze edelmoedige belangeloosheid, dat hy alle harten aan zig hadt weten te verbinden. Pericles, even milddadig, maar minder van de fortuin begunstigd, kon zo grootdadig niet zyn in zyne geschenken. Nydig op het gezag van zynen mededinger, sloeg hy eenen anderen weg in, om by het volk in agtinge te geraken. Hy liet eene wet maken, waardoor ieder burger regt hadt, om uit de lands schatkist eene vrywillige gift te eischen, ter beloninge van zyne gestadigheid in het bywonen der vergaderingen op de dagen, wanneer 'er regt gedaan werdt. Dus milddadig geworden, | |
[pagina 134]
| |
zonder iets van het zyne te geven, liet hy ook beloningen voor hun bepalen, die zorg droegen voor den schouwburg, openbare spelen, en de offerhanden op hunne menigvuldige feestdagen. Deze laatste vrywillige gift kwam den Staat duur te staan, want geen volk was 'er, welk meer pragt in de godsdienstige plegtigheden vertoonde. Het volk, van den arbeid ontslagen, vergat de middelmatigheid zyner omstandigheden, om door eene pragt uitteschitteren, welke aan hunnen staat evenredig was. De heiligheid der feesten wierdt ontheiligd door onmatigheid of andere buitensporigheden. En nooit werden te Athene meer ongeregeldheden gepleegd dan op die dagen, wanneer het volk, om zig van den last van zyn lediglopen te verkwikken, zig aan zyne wellustige neigingen overgaf. Pericles kogt de gunst van het gemeen ten koste van de schatten van den staat. Deze milddadigheid hadt niets vernederend voor den genen, die 'er het voorwerp van was, dewyl het een bewys was van de dankbaarheid van het gemeen; terwyl de weldaden van Cimon de kieschheid der eigenliefde aanstoot konden geven, dewyl de byzondere persoon, die geeft, zyne verhevenheid toont boven den byzonderen persoon, die ontfangt. Het voorbeeld van Pericles hadt, in de volgende eeuwen vele navolgers. De staatzugtigen misbruikten hun vermogen. De landsschatkist werdt uitgeput ten voordeele van het volk, welk men zogt te misleiden. De Britsche staatsdienaars hebben deze verderflyke stelling aangenomen, om hunne magt en de misbruiken duurzaam te maken. Indien wy den voortgang dezer verbasteringe willen | |
[pagina 135]
| |
volgen, laten we dan de oogen slaan op de schriften van Demosthenes, dien welsprekenden berisper van een volk, welk hy beminde, en welk hy niet kon dienen. De Atheners, eertyds onvermoeide krygslieden, waren nu niet meer dan verwyfde Sybariten. De geldmiddelen, jaarlyks geschikt tot onderhoud der legers te lande en te water, werden tot toneelvertoninge aangelegd. De bevelhebbers, zonder naaryver en zonder moed, begaven zig niet te velde dan om het voorregt te verkrygen, van te roven. De oorlog was niet verder de weg tot roem, het was een laag handwerk, welk voedzel verschafte aan de gierigheid en hebzugt. Athene hadt gene andere Soldaten dan huurlingen, meer geschikt om het te verwoesten dan te verdedigen. De bedieningen, die den meesten winst annbragten, schenen de roemwaardigste te zyn, en de begeerte om zig te verryken hadt alle edelmoedige gevoelens uitgedoofd; 'er was geen deugd overig dan in hun, die eenige gematigdheid in de ondeugd gebruikten. Het volk, welks smaak onophoudelyk weder opgewakkerd werdt door de verscheidenheid der vermaaken en feesten, werdt een vyand van den arbeid, en strafte hen met veragtinge, die 'er zig aan overgaven. De moejelykheden van den oorlog schenen de waardigheid van vrye burgers te verkleinen. Elk werdt even gierig met zyn bloed, als zyne voorzaten 'er verkwistende mede geweest waren. De zeden van het gemeen waren in haren oorsprong besmet. En ter vervulling der onheilen werden de verbrekers der wetten gelast, om 'er de eer van op te houden. De verdediging van den Staat werdt aan gehuurde vreemdelingen toebetrouwd, die, | |
[pagina 136]
| |
daar ze by deszelfs voorspoed geen belang hadden, liever deszelfs buit wilden deelen. Van alle de hoofden waren 'er geene dan Phocion en Demosthenes, die het goud van Macedonie tegenstand boden. Alle de anderen verkogten zig op eene onbetamelyke wyze aan Philippus, Deze veilgeving strekte niemand tot schande by een volk, waar elk zig wilde laten kopen. In 't midden van deze verbasteringe der zeden van 't gemeen verhief Demosthenes zyne stem, om de in slaap gewiegde Atheners te doen ontwaken. Zyne edele en verhevene welsprekendheid daverde met nadruk tegens de ondeugden en de bedervers van het gemeen. De waarheid liet zig door zynen mond horen, en dit was de eerste dienst, welken hy oordeelde aan zyn Vaderland verschuldigd te zyn. Dees burger Redenaar bragt hun de overwinningen hunner voorvaderen te binnen, die over de gehele magt der Persen gezegepraald hadden, dewyl ieder Griek toen een Soldaat of held was. In die oude tyden, zeide hy hun, was de belangeloosheid de eerste deugd: al wie geschenken van eene uitheemsche mogendheid hadt ontfangen, moest met schande oud worden. Zyne gebedelde rykdommen zouden als eene kwaadaartige onderneeming tegens Griekenland aangemerkt geworden zyn. De dood zelf zou de straf geweest zyn van hem, die zig hadt laten verleiden, dewyl hy verdagt zou geweest zyn, eenig oogmerk tegens de vryheid te hebben. Hy vertoonde hun, dat deze veilgeving, door hunne voorouderen verboden, aller harten besmet hadt, dat ieder burger eenen openbaren handel met zyne stem dreef, en dat de belangen van den Staat aan hun ver- | |
[pagina 137]
| |
kogt werden, die ze het best betalen konden. Hy stelde alle de hulpmiddelen zyner welsprekendheid te werk, om hen te verpligten, om ten dienste van het Vaderland de vaste geldmiddelen te besteden, die geschikt waren, om het te verdedigen, en die sedert den tyd van Pericles gebruikt waren geworden, om schouwspelen en feesten aanterigten. Hy toonde hun de onvoorzigtigheid en het gevaar, van de lotgevallen van den Staat aan besoldigde vreemdelingen te betrouwen, die altyd heimelyke vyanden van hun zyn, die hen betalen. Hy deedt hen de regtmatigheid bemerken van de eischen der Olyntiers, hunne bondgenoten, die, de ongebondenheid van gehuurde troepen moede, om een leger verzogten, dat uit Atheners bestondt, die, gelyk zy, belang hadden by den voorspoed der gemene zaak. Zyne welsprekendheid bragt de gemoederen aan 't wankelen, maar de party, aan Philippus verkogt, boodt den levendigsten tegenstand aan deze patriotsche oogmerken. Het volk zelf, hoewel genoeg verligt omtrent de ware belangen van den Staat, zag met eene heimelyke tegenkantinge het geld, welk men tot deszelfs vermaak verkwistte, ten behoeve van het algemeen besteden. Dus werdt de voorslag, om het gebruik van 's lands inkomsten te veranderen, verworpen. De twede, die de Olyntiers betrof, hoewel kragtig door Demosthenes aangedrongen, hadt geen beter geluk. De loontrekkers van Philippus, weggesleept door zyne weldaden, en aangemoedigd door de hoop, van nieuwen van hem te ontfangen, deden grote pogingen, om de hulptroepen, den bondgenoten beloofd, te verminderen. Zy hadden daarenboven de behendigheid, om Chares, eenen van hunne creaturen te doen benoemen, om dezelven te gebieden. Dit was, | |
[pagina 138]
| |
zyne bondgenoten te bedriegen, door hun eenen veldheer te zenden, die aan hunne vyanden verkogt was. Deze hulp, hoewel zwak, vertraagde den val der Olyntiers; maar vermids alle de welsprekendheid van Demosthenes niet hadt kunnen slagen, om kragtiger pogingen te doen, zo viel de stad Olynthus, door twee van hare voornaamste burgers, Euticrates en Lasthenes verraden, het volgende jaar onder de heerschappy van Philippus. Dees staatkundige en oorlogzieke Monarch verwon meer steden door zyn goud dan door zynen degen; en altyd zeker, van aanhangers te vinden, waar menschen waren die zig lieten huren, begon hy met het maken van verraders, om nieuwe onderdanen te verkrygen. De verwinning van Olynthus deedt niet dan zyne staatzugt nog meer ontsteken. De gemakkelykheid van den voorspoed deedt hem op groter hopen; hy agtervolgde zyne ondernemingen tegens deszelfs bondgenoten. Dees behendige Vorst streelde de ydele glorie der Atheners, wanneer ze hem ontsachelyk schenen; nederig en hoogmoedig by beurten, verschrikte hy hen door den toestel van zyne wraak, wanneer zy hem geen nadeel konden doen. De redenaars door zyn goud omgekogt, misbruikten hunne welsprekendheid schandelyk, om den voorspoed zyner oogmerken zeker te maken, en het volk, dobberende tusschen vrees en hoop, wierp zig neder voor den afgod, welken het hadt willen te gronde werpen. De staatzugtige Philippus tastte ter zelfder tyd de steden Perynthus en Byzantium aan, welker regtsgebied den Atheners hun voorraad van koren verschafte. Door het geschreeuw van den honger wakker geworden, open den | |
[pagina 139]
| |
zy eindelyk de oogen. Zy rustten met vlyt eene magtige vloot uit, maar een geest van domheid, die by alle hunne beraadslagingen de voorzitting hadt, deedt hen van den regten weg afdwalen in de verkiezing van den Veldheer. Chares werdt andermaal daartoe benoemd, en zyne verheffing was het werk van de heerschende party, welke, daar zy niet wilde schynen de bondgenoten te verraden, in 't heimelyk hunnen vyand dienst deedt. Dees nieuwe Veldheer, in de wellusten gedompeld, was even begerig naar het goed van anderen, als verkwistend met het zyne. Verwaand en laatdunkend veragtte hy de raadgevingen, dewyl hy niet verligt genoeg was, om te bemerken, dat hy ze nodig hadt. Zonder moed zo wel als zonder bekwaamheid vreesde hy de gevaren, en wist dezelven niet te voorkomen. Zyne gierigheid was niet kiesch omtrent de middelen van zig te verryken, en dewyl hy geene kundigheid genoeg bezat, om de goederen van den vyand meester te worden, zo plaagde en kwelde hy de bondgenoten. Wanneer hy zig voor Byzantium vertoonde, weigerden de inwoonders, wegens zyne stroperyen vooringenomen, hem binnen hunne muuren te ontfangen. Verwoed over zulk eenen bitteren hoon, liep hy als een zeerover de naburige kusten af, vervloekt van de bondgenoten, welker bezittingen hy plonderde, en veragt van den vyand, wiens tegenwoordigheid hy dugtte. De Atheners ontdekten eindelyk hunne blindheid. Chares werdt afgezet, en Phocion werdt benoemd, om hem optevolgen. De bekwaamheden en de opregtheid van dezen nieuwen Veldheer, hadden hem reeds de gunst zyner bondgenoten verworven, eer hy zelf kwam. Hy werdt te Byzantium ontfangen als de bevryder van het | |
[pagina 140]
| |
Vaderland; men merkte hem aan, als verheven boven Philippus in de kunst van den oorlog; en dit gevoelen werdt door de uitkomst geregtvaardigd. De staatzugtige Monarch, die nog gene tegenspoeden ondervonden hadt, werdt uit het land der bondgenoten verjaagd, na dat hy zyn leger byna geheel te gronde hadt zien brengen; het was toen, dat hy, genoodzaakt om eene schuilplaats in zyne staten te zoeken, daarenboven nog vele moeite hadt, om zig tegens de invallen van Phocion te verdedigen. Philippus hadt tot nog toe de Atheners gespaard; maar verbitterd door zig van hun in 't midden zyner overwinningen gestuit te zien, werdt hy hun vyand, en trok met een versch heirleger op, om hen berouw te doen hebben, dat zy hem vernederd hadden. Het was toen, dat Demosthenes den last der zaken alleen op zig dorst nemen. Moede, van altyd met eenen listigen vyand in onderhandeling te moeten treeden, overreedde hy zyne Medeburgers, om zig met hunne gantsche magt by de Thebaners te voegen, om den onregtvaardigen bezitnemer van Griekenland het hoofd te bieden. De Macedonier, door dit bondgenootschap ontrust, zag het onweder, welk hem boven het hoofd hing, en na dat hy Griekenland wetten hadt durven voorschryven, vernederde hy zig, om den vrede van de Atheners te bidden. Phocion werdt door zyne pragtige beloften niet verblind. Maar hoewel alle verbintenis met eenen staatzugtigen vorst hem verdagt scheen, was hy egter van gedagten, hem te moeten hooren, overtuigd, dat zyne medeburgers, onverschillig omtrent het welvaren des Vaderlands, zig tegens de middelen zouden kanten, om den oorlog met roem te voeren. De onstuimige yver | |
[pagina 141]
| |
van Demosthenes behield de overhand boven de bedaarde voorzigtigheid van Phocion, die van het bevelhebberschap over de legers ontzet werdt, en door eene ongestadigheid, aan dit wispelturig volk eigen, gaf men hem ten opvolger Chares, die in de geschiedenis niet bekend is dan door treken van laagheid en gierigheid; naardien hy, volgens het verhaal van Diodorus den Siciliër, niet meer kennis van de pligten van Veldheer hadt, dan de geringste soldaat van zyn leger. Men voegde hem tot amptgenoot in het bevelhebberschap zekeren Lysicles Ga naar voetnoot(a) by, eenen man, meer geschikt om te gehoorzamen dan om te gebieden, driftig om alles te ondernemen, dapper zelfs tot vermetelheid toe, onverschrokken soldaat, maar slegten Veldheer. Deze verkiezing geschiedde op aanraden van Demosthenes, die toen het roer der regeringe in handen hadt, en daar hy de eerste aandryver van dezen oorlog was, zo hadt hy Phocion van het bevelhebberschap laten afzetten, om hem te straffen wegens het vreedzame gevoelen, welk hy de Atheners hadt willen doen aannemen. Phocion was de grootste Veldoverste van deze oorlogzugtige eeuw. Met ongelyke kragten hadt hy de kunst gehad, om de Màcedoniers in vele veldslagen te overwinnen, en hy was de eenige, die Philippus ontsachelyk scheen. Het mededingen van Demosthenes naar het oppergezag, beroofde Athene en Griekenland van den arm, die het hadt kunnen verdedigen. En zo haast hy niet meer aan het hoofd van het leger was, bestuurde Philippus, nu onverwinlyk geworden, de algemene lotgevallen naar zyn goeddunken. De veldslag van Chaeronea leerde de Atheners, dat zy, door Phocion te verliezen, hunne | |
[pagina 142]
| |
kragten en hunnen roem verloren hadden. Dees veldslag werdt van beide zyden met eenen hardnekkigen moed ondersteund. De uitslag was langen tyd onzeker. De bondgenoten vogten daar met die wanhoop, welke het gezigt der stervende vryheid een vry volk inboezemt. Hunne dapperheid bezweek niet dan door de onbekwaamheid der Atheensche Veldheeren, en voornamelyk van Lysicles, die, misleid door zyne vermetelheid, in de hitte van het gevegt eenen misslag beging, welken de behendige Philippus zig ten nutte wist te maken. Inderdaad, wanneer dees Vorst de onvoorzigtigheid zyner tegenparty bemerkte, wendde hy zig tot zyne bevelhebbers, en zeide; - ‘De Atheners verstaan niet te overwinnen’. De zege, langen tyd onzeker, sloeg tot zyne zyde over, de Atheners werden op de vlugt gejaagd, en dees aenmerkelyke dag Ga naar voetnoot(a) was de laatste van de vryheid van Griekenland. Dus gingen de Atheners te gronde, die in hunnen val geheel Griekenland mede sleepten. Het verval van deze eertyds zo bloejende Republiek nam een begin, wanneer Pericles de veilgeving van zigzelven in zwang bragt. De redenaars, die de berispers der ondeugden hadden moeten zyn, waren de schandelyke verdedigers voor dezelven. Hunne vleiende taal hielp het volk, om zig zelven te vergeten, zy streelden deszelfs smaak, om 'er van gehoord te worden, hunne verleidelyke welsprekendheid ver- | |
[pagina 143]
| |
borg hetzelve zyne zwakheden, en de verbastering, waaraan het voorbeeld der groten luister byzette, hadt niet meer nodig den dekmantel, der welvoegelykheid aantenemen, om zig aan de berispinge van het gemeen te onttrekken. De smaak in vertoningen en schouwspelen ontzenuwde den moed, en putte de schatten van den Staat uit; de helden van roem, door de weelde en verwyfdheid veragt geworden, waren niet anders dan aanbidders van de fortuin. De dodelykste slag, welke dezer Republiek werdt toegebragt, was de nydige naaryver van twee menschen, die door bekwaamheden boven anderen uitmuntten. Hunne bekwaamheid hadt het waggelende Vaderland kunnen opbeuren, maar zy verhaastten deszelfs val. Demosthenes, den voorrang aan Phocion betwistende, werdt zyn vyand. Verblind door zynen haat, wilde hy het lot der legers liever in zwakke handen stellen, dan dezelven onder zynen mededinger zien zegepralen. Hy verhief Veldheeren tot het bevelhebberschap, die moed noch bekwaamheid hadden, en welken de eeramten en waardigheid tot schande verstrekten. De ondergang van Athene is eene les voor het Engelsche volk. Met dezelfde gebreken besmet, moet het dezelfde onheilen vrezen. Door den voortgang van het verval dezer vermaarde Republiek nategaan zal het leren, dat de staatkunde van eenen Staatsdienaar, die een slegt burger is, gelegen is in de zeden van een moedig Volk, en dat wegens zyne vryheid wantrouwend is, te verslappen. De liefde voor vermaken dooft de liefde voor het Vaderland uit. De volkeren, die hunne zinnen het meest ten dienst stonden, zyn het meest slaven van hunne dwingelanden geweest. De dienst- | |
[pagina 144]
| |
baarheid aan de hartstogten verstikt alle edelmoedige en verheven gevoelens; hy, die niet dan vermaken wenscht, ontziet de gevaren en moejelykheden, en terwyl hy in den schoot der wellusten ligt te slapen, is zyn vyand wakker, om boejen voor hem te smeden. De Engelschen hebben nog een groten trek van gelykheid met de Atheners, en deze trek moet hen kragtig ontrusten. 'Er is geen zekerder voorteken van den nakenden ondergang van eenen Staat dan het aanzien van eene talryke en magtige party, die al het gezag aan zig brengt. Zy, die dezelve uitmaken, geloven niets te bezitten, zo zy niet alles naar zig halen. Nydig op verdiensten, is de luister van den roem van eenen anderen voor hun een vuur, welk hen verteert, en het hoofd doet hangen. De bekwaamheden en gelukkige ondernemingen hunner mededingeren worden door hunne kwaadaartige berisping verduisterd: het geluk van het gemeen, zo het hun werk niet is, is voor hun een heimelyk harteleed. Het voorbeeld van Athene leert hen, dat het voornamelyk in de kalmte van den vrede is, dat de algemene berisping op de zeden des volks een waakzaam oog moet houden; het is dan, wanneer men het zaad van het bederf ziet uitspruiten. De overvloed maakt de hartstogten wakker en zet ze in brand, die, zonder iets op den armen te vermogen, stand houden by den ryken, die vrugtbaar is in hulpmiddelen; de kunsten worden uigeput, om wapenen voor den wellust te smeden. De deugd, onbekend by vermogende natien, woont niet dan by menschen, die met noodwendigheden beladen zyn. Het is waar, dat het bederf, nederig in zyne geboorte, daardoor niet dan zo veel te gevaarlyker is. Het neemt in den beginne de | |
[pagina 145]
| |
schoonschynende namen van beschaafdheid en goeden smaak aan, het bedekt zig met den uitwendigen toestel van fraaiheid, om ons des te beter te misleiden. Zy, die bedieningen hebben, begunstigen 'er den voortgang van, dewyl het hun meer heerschappy geeft over menschen, die zig in de schandelyke noodzakelykheid brengen, van hunne weldaden nodig te hebben. De zielen, die laag genoeg zyn, om zig door de geschenken der Staatsdienaren te laten omkopen, matigen zig zonder schaamte den titel van goede burgers aan. En wanneer zy zig verkopen, om zig niet tegens de misbruiken te verzetten, willen zy doen geloven, dat hun stilzwygen voortkomt uit hunne liefde voor de algemene rust; terwyl zy den Staat door hunne veilgeving van zig zelven verraden, matigen zy zig te onregt, den titel aan van tedere en waakzame huisvaders, die hunne nakomelingen verryken, door hun oneer aantedoen. Hunne opgestapelde rykdommen zyn de schandelyke lieverei van hun bederf. Het is een diefstal en eene boze onderneming tegens het Vaderland, welk hen beloont, en welk hen moest straffen. De voorstanders van het bederf zyn vernuftig, in het maken van eene verdediging voor hetzelve. Welsprekende Sofisten als ze zyn, geven zy voor, dat het gelegenheid geeft, om het geld sterk rond te doen gaan, om den koophandel uittestrekken, en de naarstigheid aantemoedigen. Deze Staatkunde strekt, om ons te overreden, dat het lighaam het gezondst en sterkst is, wanneer deszelfs leden zwak en aangestoken zyn. De Staat is nooit zwakker, dan wanneer hy niet dan door den bystand | |
[pagina 146]
| |
van den buitenlander bestaan kan. De overtolligheden van den Nyl of van den Indus, in noodwendigheden veranderd, doen hen vloten uitrusten, die hunne rykdommen en hunne matrozen verslinden. De Engelschman, op zyn eiland ingesloten, kan 'er de milde gaven der nature genieten, zonder den dood te gaan tarten, om gewaande rykdommen te verkrygen. Wanneer eene Natie, die in de weelde gedompeld ligt, zig genoodzaakt vindt, om tegens eenen gedugten vyand eenen oorlog uittehouden, dan vertonen zig de ongemakken, welken aan hare inwendige gesteldheid knagen, onder hunne ware gedaante en hunne ware namen: de uitwerkselen, waarover men zig beklaagt, brengen hen in eenen kwaden roep, die dezelven hadden moeten voorkomen. De raadslieden zyn zwak en kleinhartig, dewyl de belangen der party de beste burgers van de landzaken verwyderd houden. De maatregelen, welken men neemt, bepalen zig tot armhartige kunstgrepen of kortstondige hulpmiddelen, die beter geschikt zyn, om het kwaad te vermommen dan te genezen. Men voedt den ydelen waan des volks, om te beletten, dat het de handelwyze dergenen niet moge merken, die het van den regten weg afbrengen. Men brengt magtige heirlegers op de been, men rust vloten uit, die niets verrigten, of welker onderneemingen door de onbekwaamheid der veldheeren onnut gemaakt worden. De bevelhebber, zonder naaryver, is meer daar op bedagt, om zyn geluk te maken, dan om den vyand nadeel toe te brengen. Het belang zyner party wordt hem liever dan het welvaren van den Staat. Hy laat zig aan niets | |
[pagina 147]
| |
gelegen liggen, dan om den genen staande te houden, die de dryfveeren zyner party bestuurt, overtuigd, dat dezelfde magt, die hem heeft verheven, ook gezag genoeg zal hebben, om hem staande te houden, en aan de regtvaardige wraak van een beledigd volk te onttrekken. In die stormagtige tyden worden de belastingen vermenigvuldigd, en derzelver zwaarte maakt 'er het gevoel des te bezwaarlyker van. Het grootste gedeelte der landspenningen raakt te zoek in jaargelden, welken men aan gunstelingen zonder verdienste verkwist: het is te vergeefs, wanneer men de vermogenden verzoekt, om den uitgeputten Staat uit hunnen overvloed te hulp te komen. Hunne ongevoeligheid voor het Vaderland zou hun hetzelfde antwoord ingeven, welk Scopas, een ryk Thessalonier, aan een vriend gaf, die hem om een pragtig stuk huisraad verzogt, welk hy geloofde, hem volstrekt van generhande nut te zyn: ‘Gy bedriegt u, myn vriend, zeide hy, het geluk van ons leven bestaat in de bezittinge van die zaken, welken gy als overtollig aanmerkt, en niet in het genot van die dingen, welken gy voor volstrekt noodzakelyk houdt’. Wanneer het volk in de gewoonte is van zyne stem te verkopen, dan ziet het niets schandelyks meer in de veilgeving van zig zelven. Het merkt dezelve aan als het uitmuntendste voorregt van een burger. Stouter geworden, om dat het zig meer gezogt ziet, strekt het zyne eischen uit, naar mate de weelde, die in den beginne by de grooten wortel schiet, opwast en tot hem voortgroeit. Het is dan, dat men, om zynen heblust te vervullen, drukkende en ongelyke schattingen | |
[pagina 148]
| |
oplegt. De moeite, om dezelven te ligten, vertraagt de verrigtingen van den oorlog. De Staat neemt geld op tegens groote renten, en deszelfs rykdommen worden ten proje van den onmedogenden woekeraar. Indien in dusdanige omstandigheden een mensch, even bedorven als Demades de Athener, zig met het bewind van 's lands zaken bekleed vindt, dan durft de ryke, die geen vertrouwen heeft, zyn geld niet geven in handen, die alles verslinden, wat zy aanraken. De keten van het belang, welke de bedorven menschen vereenigt, zal zig van den eersten overheidspersoon tot den allerlaagsten burger uitstrekken. Zy, die hoge bedieningen hebben, zullen verpligt zyn, de oogen te sluiten voor de roveryen hunner ondergeschikten, dewyl zy hunnen bystand nodig hebben, om zigzelven tegens den haat van het gemeen te verdedigen. Integendeel, indien het volk, uitgeput door de verdrukking eener onregtvaardige of onkundige regeringe, het roer der regeeringe, aan eenen belangelozen burger toebetrouwt, zo zal dees opregte mensch zig blootgesteld vinden aan de kwaadaartigheid van eenen nydigen aanhang, welken zyne zeden tot berisping dienen. Plutarchus, van Aristides sprekende, geeft ons een treffend voorbeeld, en dat te nauuw met ons onderwerp verknogt is, dan dat wy het met stilzwygen kunnen voorby gaan. Wanneer Aristides tot Questor of groot schatmeester van Athene verkoren was, was zyn eerste werk, de trouwloze handelingen dergenen aan den dag te brengen, die hem voorgegaan waren. Themistocles, beroemd door zyne overwinningen, hadt 'er zig niet van bediend, dan | |
[pagina 149]
| |
om zig de roofgoederen der Natie toeteeigenen. De berisping van Aristides deedt dit onagtzaam volk verzet staan, zonder deszelfs dankbaarheid gaande te maken. De vereeniging werdt naauwer tusschen alle de openbare ontfangers, die, tot nog toe verdeeld, zig belangshalve tegens den berisper hunner roveryen vereenigden. De bediening van Aristides duurde slegts een jaar en was verkiesbaar; wanneer die tyd verstreken was, en hy zig aanbood, om rekening af te leggen, beschuldigde Themistocles hem met hetzelfde misdryf, welk hem was te last gelegd geweest. De armste en belanggelooste burger, verdrukt onder het gewigt eener magtige party, werdt tot eene geldboete verwezen, en op eenen tyd, wanneer hy zo veel regt hadt op de dankbaarheid van het gemeen, ondervondt hy niets dan kwaadaartigheid. Hoewel het bederf algemeen was, het hadt egter die gevoelens van agtinge niet uitgedoofd, welken de ondeugd voor de deugd gewaar wordt. De opregtheid van Aristides maakte alle de burgers, die eenig overblyfzel van schaamte hadden, tegens zyne regters gaande; het volk, van zyne onzinnigheid weder bekomen, schaamde zig over zyne dwalingen; Aristides werdt onschuldig verklaard, en om zyne regtvaardiging des te luisterryker te maken, benoemde men hem tot schatmeester voor het volgende jaar. Dees grote man, door zyne ongelukken onderrigt, geloofde toen, de gestrengheid van zynen pligt te kunnen verminderen door eene inschikkelykheid, welke hy by zigzelven veroordeelde, maar welke hy noodzakelyk oordeelde, om groter misbruiken voor te komen. Hy | |
[pagina 150]
| |
sloot de oogen voor de trouwloze behandeling der mindere bedienden, op welker byster grote rekeningen gene berisping viel. Deze onagtzaamheid gaf hun vryheid, om zig een gedeelte der landspenningen toeteeigenen; zy oordeelden hunne begeerlykheid niet beter te kunnen verzadigen, dan door al hun gezag te besteden, om Aristides in zyne bedieninge van schatmeester te doen blyven. Den dag, tot de verkiezing bepaald, werdt hy met eenparige stemmen in zyne bedieninge bevestigd. Doch in plaatse van het volk zyne dankbaarheid te betuigen, welk hem verhief, stondt hy met eene regtmatige verontwaardiginge op, en gaf hun deze scherpe bestraffing. ‘Wanneer ik de eerstemaal met dit amt ben bekleed geworden, heb ik 'er my met die getrouwheid van gekweten, welke een regtschapen burger aan zyn Vaderland schuldig is. Wat is de vrugt van mynen yver geweest? Ik heb smaadheden ondervonden, ik ben door den laster geschonden geworden, en hoewel arm, en van alles ontbloot, heb ik my tot eene schandelyke geldboete als den strafschuldigsten knevelaar veroordeeld gezien. Wanneer gy, na myne onschuld erkend te hebben, my voor de twedemaal myne bediening hebt opgedragen, heb ik my op generhande wyze gekant tegens de ongebondenheid van die openbare rovers, welken ik met uwe roofgoederen beladen voor my zie. Ik ontfang uwe toejuichingen, daar ik uwe gestrengheid moest wapenen. Gelooft my, Atheners, ik schaam my meer over de eer, welke gy my heden toekeurt, dan over het onregt- | |
[pagina 151]
| |
vaardige vonnis, het vorige jaar tegens my uitgesproken: Ik ben kragtig over uwe verblindheid getroffen. Ik zie met droefheid, dat het gemaklyker is, uwe toejuichingen te verwerven, door een medepligtigen van bedorven menschen te worden, dan door uwe schatkisten op eene huishoudelyke en belangelooze wyze te besturen’. Na dat hy in diervoegen gesproken hadt, ontdekte hy het volk alle de bedriegeryen, die in den ontfang gedurende het laatste jaar gepleegd waren. Zy, die zynen lof bekend gemaakt hadden, deden hun best, om zyne deugden in veragtinge te brengen. De schande maakte hen stom. Aristides keerde terug, overladen met loftuitingen, welken zyne edelmoedige stoutheid en zyne belangeloosheid verdienden. Deze trek van het leven van Aristides toont, hoe gemakkelyk het eenen man, met gezag bekleed, valle, alles aan zig te trekken. Zyne ondergeschikten besteden hunne behandigheid, om zyne dievery van de landspenningen bedekt te houden, dewyl het hun regt geeft, om dezelfde inschikkelykheid van hem te eischen. Het is dus, dat menschen, die gelast zyn, om voor de belangen van den Staat te waken, eene bende van samenspannelingen maken, die 'er vurig opgezet zyn, om denzelven te gronde te brengen. De oude en hedendaagsche geschiedenissen leveren ons menige voorbeelden uit van deze waarheid. Het tafereel van eenige der Britannische regeringen, der nakomelingschap onder het oog gebragt, zal hunne nazaten doen blozen over de zwakheid en verkeerdheid hunner voorvaderen. Wanneer het bederf na den dood van Aristides, gene | |
[pagina 152]
| |
dyken meer vondt, deedt het niet dan zyne overstromingen te vermenigvuldigen tot op de eeuw van Demosthenes. De welsprekendheid van dezen grooten redenaar, en de opregtheid van Phocion, hadden den val van hun Vaderland kunnen vertragen, indien zy in hunne oogmerken vereenigd waren geweest, gelyk ze door denzelfden yver bezield waren. Maar zy hadden het zyne vastigheid niet kunnen wedergeven, dewyl de ondeugden de openbare bronwellen vergiftigd hadden, dewyl de menschen, die eenige bediening hadden, tegens het Vaderland zyne eigen weldaden gebruikten, en dewyl de grootheid zig verder niet anders vertoonde dan door pragt en verkwistingen. De geschiedenis van Griekenland levert ons meer treffende voorbeelden uit van Republieken, die, onder buitenlandsche of binnenlandsche onderdrukking zugtende, door den heldhaftigen moed van eenen deugdzaamen burger in hare vorige onafhankelykheid hersteld zyn. Doch wanneer wy de oorzaken en middelen onderzoeken, welken den weg tot deze grote gebeurtenissen gebaand hebben, zullen wy bevinden, dat 'er by deze Volkeren nog een zaad van deugd overig was, welk eer in slaap gebragt dan uitgedoofd was. By eene Natie, die voor hare onafhankelykheid bezorgd is, kan de liefde voor de vryheid somwylen sluimeren; maar wanneer zy ontwaakt, vertoont ze zig met des te meer luister. De kalmte van den vrede, de vermaken van den overvloed, verzwakken dezen natuurlyken smaak, zelfs by alle edelmoedige menschen. Men is op niets anders bedagt dan om het genot te hebben, wanneer men niets te dugten heeft. Maar zo haast de onderdrukker, langen tyd verborgen, zig openlyk | |
[pagina 153]
| |
vertoont, dan ontvonkt de liefde voor de vryheid, de schrik voor de slaaverny maakt al de wereld burger en soldaat: Een deugdzaam hoofd behoeft slegts te verschynen, men voegt zig in menigte onder zyn vaandel, en het werk der dwingelandye wordt te gronde geworpen. De Engelschman heeft niet nodig, in de oudheid voorbeelden van deze waarheid te zoeken. Zyne geschiedenis, vrugtbaar in gebeurtenissen, vertoont ons de Natie altyd gewapend, om de magt der Koningen te bepaalen, en om de voorregten van het volk uittestrekken. By beurten verdrukker en verdrukt, gehoorzame slaaf zyner meesters en dikwyls hun tyran, schynt hy nooit dan op een hoofd te wagten, om eene omwenteling te veroorzaken; de tomeloze liefde voor de vryheid brengt bloediger uitwerkselen voort, dan de slaverny. Alle de regeringen, die, gelyk de Engelschen, of de Gothen of andere Noordsche volkeren tot stigters gehad hebben, waren oorspronkelyk vry. Deze vryheid was een regt, dat elk burger van zyne geboorte hadt; deze volkeren hadden wetten, maar zy kenden geen drukkend en schandelyk juk; hunne wetten waren gidsen, om hen te geleiden, en ze waren met het zwaard niet gewapend, dan om hen te verdedigen. Deze vryheid, welker voorregten het geweld vernietigd heeft, is een regt, dat altyd plaats heeft, hoewel de bekrachtiging daarvan opgeschort zy geworden. Ziet daar de leeringen, welken wy uit de geschiedenis van Athene kunnen trekken. Het was de weelde, welke deze Republiek in 't bederf stortte; derzelver vergif doofde de liefde voor de vryheid uit, welke met ongebonden zeden niet te samen bestaan kan. Naar | |
[pagina 154]
| |
mate het bederf zyne verwoestingen vermeerdert, verliest de vryheid hare regten; het volk, onverschillig geworden omtrent de keuze zyner meesteren, is niets anders dan een logge en levenloze klomp, die geen vermogen heeft, om zig weder te bezielen, en altyd bereid is, om de ketenen van den nederigsten slaaf te dragen. Thrasybulus, Pelopidas, Epaminondas, Philopemen, Aratus, Dion, en eenige anderen, gaven aan hun Vaderland de regten weder, welke de dwingelanden hetzelve onregtmatig ontnomen hadden; zy slaagden gelukkig in hunne onderneminge, dewyl de liefde tot onafhankelykheid altyd in het hart des volks hadt stand gehouden, en dewyl de verdrukking, waaronder zy eenigen tyd gezugt hadden, hun het herdenken en de waardy der vryheid des te duurbaarder gemaakt hadt. Demosthenes en Phocion, door dezelfde beweegreden gedreven, hadden denzelfden voorspoed niet, dewyl zy een volk regeerden, by het welke het bederf alle gevoelens van deugd uitgedoofd hadt. Eene al te vernederende waarheid, maar te bekend, dan dat men ondernemen kan dezelve te ontveinzen, is, dat de hoogstnadelige pragt, door eene magtige party verspreid en aangemoedigd, onder de Engelschen vorderingen gemaakt heeft, welken hen moeten ontrusten. Zy hebben niet dan te veel derzelver kwade uitwerkselen ondervonden gedurende den laatsten oorlog, die een van de kostbaarsten geweest is, welken zy ooit hebben moeten voeren. De laatste gebeurtenis moet al de wereld overtuigen, | |
[pagina 155]
| |
dat de Engelschen nog eenen voorraad van moed hebben, welke, wel verre van te verminderen, eene nieuwe werkzaamheid aanneemt. Het is dat overblyfzel van deugd, welk hen in de gelukkige mogelykheid zal handhaven, om de regtvaardigheid hunner regten te agtervolgen, en hen uit dien hachelyken toestand wederom op te beuren, waar in de laatste regeringen hen gedompeld hebben. Het volk heeft zyne magt doen merken, door deze onwaardige Staatsdienaren te dwingen, van het roer, dat zy niet konden sturen, aftestaan, om het aan eenen burger toetebetrouwen, die met de goedkeuringe der natie geëerd is, en die by den yver en de welsprekendheid van Demosthenes, de belangeloosheid en opregtheid van Aristides en Phocion, voegt. Zyne verheffing is het werk des volks, welk hetzelve wel zal weten duurzaam te maken, zo lang dees Staatsdienaar, zigzelven altyd gelyk, zyne opregtheid en standvastigheid zal bewaren. Na den tyd van Phocion, levert de geschiedenis der Atheners ons niets op dan beschryvingen van aanstotelyke besluiten, en voorbeelden van eene lage vleierye. Eindelyk genoodzaakt, om een wingewest van het Romeinsche ryk te worden, bragt Athene nog het zyne toe, om zyne overwinnaars te beschaven. Maar terwyl deeze Atheners de fakkel der kunsten en wetenschappen tot hen overbragten, deelden zy hun tevens de buitensporigheden hunner geaartheid mede; de zeden, beter beschaafd, waren zagter, zonder zuiverder te zyn, de welvoegelykheden namen de plaats der deugden in. Eene laffe en geile digtkunde zong de wellusten en de ongebondenheid, en boezemde 'er den smaak van in. De genegenheid voor toneelvertoningen was het dodelyk geschenk | |
[pagina 156]
| |
van den overwonnen, die zig niet beter aan den overwinnaar kon wreken, dan door hem even zo bedorven te maken, als hy zelf was. |
|