De opkomst en bloei der Vereenigde Nederlanden
(1774)–Simon Stijl–
[pagina 157]
| |
Van de republiek Thebe.De geschiedenis van de eerste eeuwen dezer Republiek is zodanig in fabelen ingewikkeld, dat men verpligt zy dezelve eer by de Digters dan by de geschiedschryvers te zoeken. Zodanig is de ydele glorie der volkeren: zy geloven de waardigheid van hunnen oorsprong te verheffen, door zig Goden tot stigters te geven, en door hunnen oorsprong te vermommen, beletten zy ons denzelven te herkennen. Pausanias geeft ons eene lyst van zestig Koningen van dit land, die in de tyden der helden en fabelen geregeerd hebben. De beoeffening van hunne geschiedenis moet van weinig belang zyn, dewyl het eene verzameling is van leugenen, die door den smaak voor het wonderbaarlyke ligtelyk geloofd worden, welke by onkundige en onbeschaafde volkeren het reuzenagtige stelt in plaatse van het verhevene, en de fabelagtige buitenspoorigheid in plaatse van de eenvouwdige en onopgesierde waarheid. Na den dood van Xantus, den laatsten dezer Koningen, veranderden de Thebaners, de alleenheerschinge moede, hunnen regeringsvorm, en rigtten eene Republiek op. Pausanias en de andere geschiedschryvers geven ons gene onderrigting wegens de oorzaak dezer omwentelinge, noch wegens de middelen, welken gebruikt werden om 'er den weg toe te banen, en dezelve te verzekeren. De geschiedenis, daar zy niets van hunne dappere daden noch van hunne deugden hadt bekend te maken, heeft niets voor de vergetelheid bewaard dan hunne on- | |
[pagina 158]
| |
kundige en lompe domheid, en het was een spreekwoord by de Grieken, dat zy, wanneer ze eenen mensch wilden aanduiden, die geen smaak noch vernuft bezat, zeiden, het is een Beotier. Deze volkeren waren te veragt, om de staatzugt van den verwinnaar gaande te maken, zy waren te arm, om zyne gierigheid te ontsteken, en zy waren langen tyd vry, om dat de staatzugtigen het zig niet waardig agtten, om onderdanen van hun te maken. De onaandoenlykheid van den vrede hadt hen slegte soldaten gemaakt, en het was niet dan onder Pelopidas en Epaminondas, dat zy in de kunst van den oorlog en andere wetenschappen eenige vertoning maakten. Zy hadden eene volksregering, en by gevolg waren ze in partyschappen verdeeld. Na den vermaarden vrede van Antalcidas werden de eer en de belangen van Griekenland aan de staatzugt der Spartanen opgeofferd, die, nederig en gehoorzaam in hun land, by anderen heerschappy wilden voeren. Alle de Staten, welken weigerden, zig aan hun juk te onderwerpen, ondervonden hunne wraakoeffeningen. De Thebaners waren genoodzaakt geworden, dat schandelyk verdrag te onderschryven, welk hen van de Oppermagtigheid van Beotie beroofde. De palen hunner heerschappye strekten zig niet langer buiten hunne muuren uit. Dit voordeel werdt hun ook nog ontnomen door de trouwloosheid van de party, die der regeringe der voornaamsten was toegedaan, welke de poorten van Thebe voor de dwingelanden van Griekenland opende. De Spartanen, die de verraders verfoeiden, wisten zig het verraad ten nutte te maken; zy hadden gene deugd genoeg, om hetzelve, in anderen te haten. Zodanig was het vernederend lot der Thebanen, tot dat ze zig, door den | |
[pagina 159]
| |
moed en de bekwaamheid van Epaminondas en Pelopidas, van alle uitheemsche en binnenlandsche slaverny bevryd zagen. Ik heb deze omwenteling uitgekozen, als de waardigste, om 'er de aandagt der nakomelingschap op te vestigen. Zy dient ook, om ons te overtuigen, dat de dapperheid gene deugd is, welke van het klimaat afhangt, dewyl men eensklaps veragte en kleinhartige volkeren in onverschrokken soldaten hervormd ziet, en de kinderen van verwyfde en vreedzaame ouders onvermoejelyk en oorlogziek worden; zo lang de naaryver naar loffelyke en eerlyke zaken nog niet is uitgedoofd, kunnen de omstandigheden den moed wel van binnen gevangen houden, maar de zugt tot roem doet denzelven te voorschyn komen, zo haast hy de eerbewyzingen en waardigheden ziet, welke denzelven verzellen. Al wie de schande meer dan de gevaren vreest is onverwinnelyk, en dewyl hy den dood niet ontziet, zo is hy altyd ontsachelyk voor zyne vyanden. Dit voorbeeld toont ons daarenboven, dat een vervallen Staat uit zyn puin kan opkomen, en uit zyne assche herboren worden, wanneer 'er eenige deugdzame burgers overig zyn, welker gelukkige neigingen zig op deszelfs overblyfzelen vestigen, om 'er een nieuw gebouw op te stigten. De zwakke zielen, door hun voorbeeld sterk gemaakt, vrezen niet, hen in hunnen loop te volgen; het herdenken van de onheilen, welken men geleden heeft, vernieuwt 'er de bitterheid van; de aangenaamheid van de voordeelen, die men hoopt, maakt hen vuriger, om dezelven te verkrygen. Het ontbreekt deze verdrukte menschen slegts aan een hoofd, om uit de slavernye te komen, mids dat nog eenige aandoening voor | |
[pagina 160]
| |
de vryheid in hun overig zy. Maar te vergeefs zouden Thrasybulussen, Dions, Epaminondassen by die volkeren geboren worden, die op hunne banden hoogmoedig zyn, die de onderwerping tot slaverny toe dryven, en die, om de laaghartigheid te volmaken, wel wilden, dat al de wereld gelyk zy geketend ware. De Thebaners, om het gezag in evenwigt te houden, hadden het bestuur van 's lands zaken toebetrouwd aan Ismenias en Leonidas, hoofden van twee strydige partyen. Ismenias was een yverig verdediger van de vryheid en voorregten des volks. Leonidas, door eene verschillende beweegreden gedreven, wilde zig al het gezag aanmatigen, of hetzelve ten minsten met eenige vrienden deelen, die even staatzugtig als hy waren. De eenigheid kon niet lang stand houden tusschen hoofden, welker neigingen zo verschillende waren. Leonidas was aan het hoofd van de zwakste party. Zyne onderdrukte staatzugt brak den dyk door, die hem terughield, en daar hy de dwingeland van zyn Vaderland niet kon worden, hadt hy de laagheid, om hetzelve aan Phoetidas, Veldheer van Sparta, te verkopen. Het Kasteel van Thebe werdt denzelfden dag aan zynen vyand overgeleverd, wanneer men een feest vierde wegens het sluiten van den vrede. Deze daad, tegens de algemene trouw begaan, zette geheel Griekenland tegens de Spartanen op, die, om zig te regtvaardigen, hunnen Veldheer afzetten, en tot eene geldboete verwezen; maar terwyl zy hem straften, namen zy al de schande van zyn misdryf op zig, doordien zy weigerden, het Kasteel te ruimen. Ismenias, die ongelukkig was, werdt als een oproerige behandeld, om dat hy de banden van zyn Vaderland | |
[pagina 161]
| |
hadt willen verbreken. Na eenigen tyd in eene verfoejelyke gevankenis gezugt te hebben, benoemden hem de Spartanen regters, die hem ter dood veroordeelden. Sparta moet toen zeer van zyne oude deugd ontaard zyn geweest, dewyl het by den vreemdeling den yver van eenen burger strafte, welken het by zigzelven als den wreker van het Vaderland zou geëerbiedigd hebben. De Thebaners, ontrust, gingen by hunne naburen eene schuilplaats zoeken; vierhonderd van de aanzienlyksten namen hunne toevlugt naar Athene, welk zy om bystand smeekten. Pelopidas was een van deze doorlugtige vlugtelingen; het was een magtig en milddadig burger, bezitter van grote goederen, en zonder zeer gehegt te zyn aan dezelven, geagt uit hoofde van zyne deugden, en zelfs van zyne rykdommen, dewyl hy het zeldzame talent bezat, van 'er het gebruik van te kennen. Het was te Athene, dat hy het ontwerp maakte, om zyn Vaderland te bevryden. De Spartanen, heerschzugtige meesters, geboden den Atheners, de Thebaansche vlugtelingen uit hunne stad en uit hun regtsgebied te doen vertrekken. Maar dit volk, te hoogmoedig, om meerderen boven zig te erkennen, weigerde de regten der gastvryheid te schenden. Pelopidas, die het leven niet agtte, dan voor zo ver hy het zelve ten dienst van zyn Vaderland kon besteden, liet alle de gebannenen samen komen, welken hy vermaande, alles te wagen, om aan het Vaderland zyne oude onafhankelykheid wedertegeven. Hy vondt alle gemoederen bereid, om hem te helpen. Terwyl hy zig met dit edelmoedig oogmerk bezig hield, moedigde Epaminondas, te Thebe gebleven, de jeugd aan, om zig van de slavernye los te maken. Dees | |
[pagina 162]
| |
wysgerige Held hadt van natuur eene wysheid, welke door oeffening en overdenking gesterkt was: zo wel staatkundig als Krygsman, hadt hy alle de bekwaamheden om te overwinnen en wel te regeren. Arm zynde, wist hy zyne armoede geëerbiedigd te maken door de veragting welke hy voor de rykdommen hadt. Het was te vergeefsch, dat zyn vriend Pelopidas zyne goederen met hem wilde deelen. De een leide zyn edelmoedigheid aan den dag door zig van zyne rykdommen te willen beroven, en de ander betoonde zig door zyne weigering dezer milddadigheid waardig: hy hadt Thebe niet verlaten, waar de geringe toestand, waar toe hy zig veroordeeld hadt, hem aan de woede zyner vyanden hadt onttrokken, die geloofden, dat zulk een gematigd wysgeer niet te dugten was. Deze twee vrienden, even verschillend ten aanzien van goederen als van neigingen, kenden nooit de staatzugt noch de jaloezy, en zy scheenen niet meer dan eenen eenigen mensch uittemaken. Na dat de gemoederen door hen tot eene omwenteling toebereid waren, kwam Pelopidas aan het hoofd van twaalf vlugtelingen, als boeren gekleed, by nagt in de stad, waar de andere samenspannelingen hun eene schuilplaats bereid hadden. Agt en veertig van de voornaamste burgers kwamen zig by hen voegen. Ter tyd, dat zy hunne magt by elkander bragten, om los te breken, waren ze op het punt van ontdekt te worden. Philidas, een van hunne bondgenoten, hadt de hoofden van de heerschende party tot een groot gastmaal genodigd, om hen minder oplettend te maken op het gene voorviel. Wanneer ze zig aan de onmatigheid overgaven, kwam een postbode van Athene, met pa- | |
[pagina 163]
| |
pieren, die het gantsche geheim der samenzweringe ontdekten. Archias, aan wien ze gerigt waren, nam ze, en zeide lachende: morgen de ernstige zaken; en in plaatse van ze te lezen, stak hy ze onder het kussen. Deze agteloosheid was het geluk van Thebe, en van zyne verlossers. De samenspannelingen, in twee benden verdeeld, begonnen hunne onderneming. Eenigen, aangevoerd door Pelopidas, trokken tegens Leonidas, die, in den slaap gedompeld, ontwaakt en de oogen op de toerusting van den dood opent. Dees verrader, in wien de misdaden den moed hadden moeten uitblusschen, betoonde zeer veel dapperheid, om zyn leven te verdedigen; maar door de menigte overmand, sneuvelde hy met vele steken doorboord. De andere samenspannelingen, die Epaminondas aan hun hoofd hadden, drongen in de zaal van het gastmaal, waar Archias en de overheden, in dronkenschap gedompeld, zig als stomme dieren lieten vermoorden. De gevangenissen, waar de beste burgers zugtten, werden geopend. De stem der vryheid liet zig horen, men schreef aan de bannelingen, om hunne terugkomst te verhaasten. Vyftien honderd Lacedemoniers, door de vreze der samenspannelingen, welken zy veel talryker geloofden, hielden zig in het kasteel ingesloten. Pelopidas en Epaminondas worden als de verlossers van het Vaderland ontfangen, zy maken zig meester van het Kasteel, en staan der bezettinge toe naar Sparta de wyk te nemen, waar zy, die 'er het bevel over gehad hadden, onder beuls handen stierven, om hen te straffen, dewyl ze niet met de wapenen in de handen hadden weten te sterven. Pelopidas en Epaminondas werdt het bevelhebberschap in gemeenschap opgedragen; de bannelingen kwamen | |
[pagina 164]
| |
zig in menigte onder hunne vaandelen stellen. Athene, welk zyne vryheid door den bystand der Thebaners herkregen hadt, geloofde hun zyne dankbaarheid te moeten betuigen, door hun een leger van vyf duizend man te voet en vyfhonderd te paard, onder bevel van Demophon, te zenden. De steden van Beotie, door eenen edelmoedigen naaryver bezield, putten hunne kragten uit, om een ontsachelyk leger op de been te brengen. De Spartanen, die niets dan wraak ademden, rukten met een vreeslyk leger in het regtsgebied van Thebe, aangevoerd door hunnen Koning Cleombrotus, die een vry volk wilde straffen als oproerige onderdanen, want dit is altyd de naam, welken de verdrukker aan de onderdrukte party geeft. De Thebaansche Veldheeren hadden geen tyd gehad, om hunne soldaten in den wapenhandel te oeffenen; maar zy hadden hun die republieksgezinde geestdryvery weten in te boezemen, welke alles durft braveren, en niets weet te vrezen. Het zou vermetelheid geweest zyn, eenen geregelden veldslag met versch en slegt geoeffend krygsvolk te wagen tegens troepen, die op den oorlog afgerigt waren, en welken de gewoonte om te overwinnen onverwinnelyk scheen gemaakt te hebben. Gedwongen, om omzigtig te zyn, zonder bang te wezen, vergenoegden ze zig, met de Spartanen door menigvuldige schermutselingen aftematten, die, daar zy den soldaat leerden, den vyand onder de oogen te zien, hem tevens leerden, denzelven niet meer te vrezen. Het was door deze verstandige kunstgreep, dat de Thebaners aangemoedigd gedugte vyanden werden. Kleine maar menigvuldige gelukkige slagen leerden hen, dat de Spartanen niet onverwinnelyk waren. Het was toen, dat zy de gevaren en gevegten als spelen en uitspannin- | |
[pagina 165]
| |
gen aanmerkende, de veldslagen van Platea en Thespie wonnen, waar deze zelfde Phoetidas, die zig door verraad van hunne stad meester hadt gemaakt, den prys zyner trouwloosheid met zynen dood betaalde. Het gevegt van Tegira was het voorspel van den toekomenden voorspoed der Thebaners. Pelopidas hadt driemaal minder troepen dan de vyand; maar hy hadt in zyn leger eene bende van drie honderd mannen, beroemd onder den naam van de geheiligde bende. Het was een troep vrienden, die besloten hadden, liever allen te sterven dan de wyk te nemen. Men stondt sterk naar de eer, om in deze onverwinnelyke bende te komen, en men werdt 'er niet toegelaten dan met eenparige stemmen van de genen, die dezelve uitmaakten. En deze eer was de prys van menige onverschrokken verrigtingen. De eerste aanval werdt met veel moed uitgehouden. De aanval, door de Thebaansche ruitery begonnen, vondt eenen dapperen tegenstand. De twede aanval besliste de zege. Pelopidas viel met de geheiligde bende geweldig op de Spartanen aan, onder welken hy een groot bloedbad aanrigtte. Hun Veldheer sneuvelde door de hand van Pelopidas zelven, die, na de doden beroofd te hebben, een zegeteken op het slagveld oprigtte, en zyn klein leger, met roem en buit beladen, naar Thebe terugbragt. De Spartanen waren tot nog toe nooit van een gelyk getal geslagen, en zelden waren zy onder de grootste menigte bezweken. Het waren de Thebaners, welken Griekenland het eerst leerden, dat ze niet alleen niet onverwinnelyk waren, maar ook, dat men hen kon slaan in weerwil van de meerderheid van hun getal. | |
[pagina 166]
| |
De voorspoed der Thebaners was niet zonder inmengsel van bitterheid; men hadt hen in hun ongeluk beklaagd, in hunnen voorspoed werden zy benyd. Hunne bondgenoten hadden niet meer dezelfde drift, om hen te ondersteunen, zo haast ze hun ontsachelyk schenen. De Atheners, bovenal ongestadig in hunne neigingen, en rusteloze staatkundigen, gingen van hun bondgenootschap af. Platea en Thespia, door de Thebaners verwonnen en verwoest, dienden tot voorwendsel voor hunne breuk, en na dat zy door de Spartanen waren vernederd geworden, boden zy hun eene hulpryke hand, om hen van hunnen val wederom op te beuren. Alle de Staten van Griekenland waren in dit nieuw verdrag begrepen, uitgezonderd de Thebaners, die, verraden, en aan de wraak van hunnen vyand overgegeven, geen toevlugt meer hadden dan in hunnen moed. Cleombrotus en Agesilaus Koningen van Sparta, rukten in Beotie met het talrykste leger, welk Griekenland ooit op de been hadt gebragt. Het was toen, dat men Epaminondas op het toneel zag verschynen. Het was een nieuw schouwspel, eenen wysgeer, van zyne overdenkingen afgetrokken, uit de stilte zyner kamer te zien te voorschyn komen, om zig aan het hoofd van een leger te stellen. Hy hadt tot nog toe zyn Vaderland gediend, door raadgevingen aan Pelopidas mede te deelen; in het midden van zynen geringen staat, hadt hy geoordeeld, genoeg tot zynen roem te doen, wanneer hy zonder luister voor het algemene welvaren werkte. Hy werdt mede in het bevelhebberschap gesteld, dat, hoewel verdeeld, egter niet verzwakt werdt, dewyl deze veldheeren van die verhevene menschen waren, welken van naaryver, maar nooit van afgunst branden. | |
[pagina 167]
| |
Agesilaus en Cleombrotus, spraken, eer zy de vyandelykheden begonnen, als overwinnaars, die wetten voorschreven; zy boden den vrede aan onder voorwaarde, dat alle de steden van Beotie hare onafhankelykheid zouden genieten. Deze voorwaarden werden met veragting gehoord. De Thebaners, vol van betrouwen op de bekwaamheid hunner hoofden, antwoordden stoutelyk, dat het den Spartanen toekwam, het voorbeeld te geven, door alle de steden van Laconie in het genot harer regten te herstellen. Dit antwoord maakte den hoogmoed der Spartanen gaande, die zig sterk genoeg oordeelden, om eene stipte gehoorzaamheid te eischen. Hun leger bestondt uit tienduizend man voetvolk, en duizend paarden, zonder de nog talryker troepen hunner bondgenoten te rekenen. De Thebaners konden niet meer dan zesduizend man tegens zulk een groot leger te velde brengen. Deze ongelykheid, wel verre van hunnen moed uitteblusschen, ontstak nog veel meer de begeerte om te overwinnen. De twee legers troffen elkander aan in de vlakte van Leuctra. Het was Epaminondas, die het gevegt aanboodt, Deze Veldheer hadt den oorlog nooit bygewoond, maar hy hadt 'er de grondbeginzelen van overdagt, en zo haast hy in 't veld verscheen, toonde hy, dat een verheven vernuft tot alle bedieningen bekwaam is. Na dat hy als een wysgeer geleefd hadt, gedroeg hy zig als een Held. Zyne slagorde, welke geen wedergade hadt, scheen het werk te zyn van eenen Veldheer, die waarlyk tot den oorlog geboren was. De naauwkeurige beschryving van dezen merkwaardigen veldslag behoort niet tot myn onderwerp; het is my genoeg, den geest te doen kennen, die de Thebaners en hunne hoofden regeerde. | |
[pagina 168]
| |
De schikkingen van Epaminondas, tot hier toe onbekend, bragten de ondernemingen der Spartanen in wanorde. Pelopidas, aan het hoofd der geheiligde bende, viel hen aan en brak hunne slagorde, zonder hun tyd te geven, om zig weder te sluiten; hunne ruitery wierdt verslagen of verstrooid. Ter zelfder tyd vogt de bende van Epaminondas met den uitersten heldenmoed. De Spartanen bieden hun eene gelyke dappere tegenweer, en, zig midden in de gevaren stortende, schaarden zy zig rondom Cleombrotus, welken zy met hunne lansen verdedigden, en met hunne schilden dekten. Dees vorst ziet zynen zoon en zyne vrienden voor zyne oogen den geest geven. De Thebaners, overtuigd, dat zyn dood van de zege zou gevolgd worden, verstrojen de menigte, welke hem omringde, en dringen tot hem door. Hy viel levenloos op het lighaam van zynen zoon en zyne vrienden. Zyn dood, die den veldslag moest beslissen, maakte den uitslag daar van onzekerder. De begeerte, om hunnen Koning te wreken, maakte de Spartanen verwoed. Van hun hoofd verlaten vogten ze zonder orde, maar de verwoedheid en wanhoop maakten hen gedugt. Hun oogmerk was, het lyk van Cleombrotus met zig wegtevoeren. Epaminondas stondt hun dezen geringen buit af, om hunne nederlaag des te volkomener te maken. Zo haast zy hem weggehaald hadden, verminderde hun moed, en hunne vlugt werdt algemeen. Zy lieten vierduizend doden op het slagveld. Het verlies der Thebaners bedroeg niet meer dan driehonderd. Het is aanmerkelyk, dat nooit een veldslag met zo veel bloed gekogt was. De vermaardste nederlagen hadden nooit meer dan drie of vier honderd man gekost. | |
[pagina 169]
| |
Epaminondas, gelukkig in 't overwinnen, hadt de bekwaamheid, om zig de zege ten nutte te maken. De Thebaners, eertyds onbekend en veragt, zagen zig gezogt; hunne naburen, vrezende hen tot vyanden te hebben, deden yverig hun best, om zig hen tot bondgenoten te maken. De Looriers, de Phoceënsen, en de Eubeërs, maakten met hun een gedugt bondgenootschap. Hunne vereenigde troepen maakten een leger uit van zestigduizend man, onder bevel van Epaminondas en Pelopidas. Deze twee veldheeren rukten, onder voorwendsel van de Arcadiers te helpen, in Peloponesus, en naderden tot voor Sparta, welks inwoonders verzet stonden, dat zy voor de eerstemaal eenen vyand voor hunne Stad zagen. De nederlaag van Leuctra hadt niet gediend dan om den moed der Spartanen te doen opwakkeren; de republieks-gezinde yver hadt alle de gemoederen driftig gemaakt, de menschelykheid zelve hadt iets van hare regten verloren. De moeders, die hare kinderen in den slag verloren hadden, omhelsden zig en wenschten elkander onderling geluk. Men zag vreugdetranen uit hare oogen rollen. Alle hare gevoeligheid was voor het Vaderland. De natuur was stom en kragteloos. Agesilaus gebruikte alle zyne wysheid, om de drift zyner medeburgeren te matigen, die, daar zy hun regtsgebied door de vlam zagen verwoesten, onstuimig eischten, dat men hen ten stryde zou uitvoeren. Alle kunstgrepen van Epaminondas mislukten, om hem in een gevegt in te wikkelen, en hy zag zo veel te gewilliger af van het vermaak der overwinninge, om dat een groter voorspoed het wantrouwen van de Staten van Griekenland hadt kunnen gaande maken, die de Spartanen liever vernederd dan te gronde gebragt zien | |
[pagina 170]
| |
wilden. Maar dewyl hy egter niet zonder roem naar Thebe te rug wilde keren, zo herstelde hy de Messeniers in het bezit van hun regtsgebied, welk hunnen voorouderen honderd jaren te voren van de Spartanen ontnomen was. De roem van de wapenen der Thebaners hadt hen gezogt gemaakt als bondgenoten, of als beschermers der volkeren. Dit volk, naauwelyks uit de wieg gekomen, werdt eensklaps de scheidsman zyner naburen. De Macedoniers stelden het tot regter aan wegens de geschillen, die onder hen over de opvolging op den troon ontstaan waren. Zy gaven zelfs gyzelaars tot verzekering van hunne onderwerpinge aan het besluit, dat uitgesproken mogt worden. De aanzienlykste deezer gyzelaars was Philippus, Vader van Alexander den Groten. Dees jonge Prins werdt de leerling van Epaminondas en van Pelopidas, en het was in de school van deze grote meesters, dat hy de bekwaamheden volmaakte, die in 't vervolg zo nadeelig voor Griekenland waren. Het was in dien tyd, wanneer Alexander van Pheres zig aan het hoofd van twintig duizend man tot dwingland van Thessalie opwierp. Pelopidas, door de stem des volks verkoren, trok tegens hem op, en noodzaakte hem de wet te ontfangen. Maar een dwingeland heeft geen anderen breidel dan zyne staatzugt; deze is het, die hem beweegt en naar haren wil bestuurt; naauwelyks hadt hy het verdrag getekend, of hy schaamde zig niet, het te verbreken. Pelopidas oordeelde, eer hy geweld gebruikte, zig van onderhandelinge te moeten bedienen. Hy begaf zig tot hem, alleen verzeld van Ismenias. Wanneer de dwingeland hem zonder gevolg en zonder verdediginge, zag komen, liet hy hem in eene gevangenis | |
[pagina 171]
| |
werpen, waar men hem, byna naakt, geen voedzel gaf, dan om te verhinderen, dat hy stierf. De vrouw van den meineedigen dwingeland, misnoegd over de ligtmisseryen van haren man, wist heimelyk in zyne gevangenis te komen, waar zy, na veel tranen gestort te hebben, het middel vondt om de afschuwelykheid en het verdriet zyner gevangenhoudinge te verzagten. De Thebaners, gevoelig van den hoon hunnen Afgevaardigden aangedaan, zonden tegens Alexander een leger, onder bevel van twee Veldheeren zonder bekwaamheid, die niets dan tegenspoeden ondervonden. Zy schaamden zig over de laagheid hunner verkiezinge. De Soldaten, te onvreden, om aan zulke hoofden te gehoorzamen, baden Epaminondas zig aan hun hoofd te stellen. Dees grote man, van het bevelhebberschap versteken, diende toen met zo veel yver in het leger, als of hy aansprakelyk geweest ware wegens den uitslag; de liefde voor het Vaderland deedt hem besluiten, zig aan hunne verkiezinge te onderwerpen. De schrik voor zynen naam maakte Alexander onderdaniger. Pelopidas zag de poorten zyner gevangenis openen; de dwingeland was zyn leven verschuldigd aan de vreze, welke zyne wreedheden inboezemden. Epaminondas, oordeelende dat hy in staat was, alles te verbreken, wilde hem liever voordeelige voorwaarden toestaan, dan zyne beide vrienden bloot stellen, om het slagtoffer zyner wreedheid te worden. De dwingeland, nederig en sidderend in het gevaar, gaf zig aan zyne razernyen over, zo haast hy geloofde, niets meer te vrezen te hebben. Zo dra de Thebaners weg waren, drukte hy zyn juk den Thessaliers nog zwaarder op. Pelopidas werdt hun met nieuwe troepen te hulp gezonden. De twee legers ontmoetten elkander | |
[pagina 172]
| |
in de vlakten van Cynoscephalus. Pelopidas hadt zyn Vaderland en zyne eigen verongelykingen te wreken. Hy zogt den dwingeland met zyne oogen, en hem by zynen naam roepende, daagde hy hem tot een gevegt uit: maar de ondeugden hebben geen moed; in plaatse van op de uitdaginge te antwoorden, verstak hy zig diep in de geleden. Pelopidas, vergetende, dat hy Veldheer was, hadt niet dan de onverschrokkenheid van eenen soldaat; met bloed en stofbedekt, wilde hy zig eenen weg openen, om tot hem te komen: een hagelbui van pylen wordt op hem afgeschoten van den vyand, die hem omringt, en hy valt, met eenen werpschigt doorschoten. Hierop storten de Thebaners in een handgevegt, en wreken den dood van hun hoofd door een bloedbad van drie duizend man, die zy aan zyne schim opofferen. Dees grote man, geëerbiedigd gedurende zyn leven, werdt bitterlyk beweend by zynen dood; de Soldaten, verhit door het bloedvergieten, wierden gevoelig, zy sneden zig de hairen af, en weigerden voedzel te nemen, om dat ze hunnen gemenen Vader niet overleven wilden. Men stelde alle mogelyke pragt te werk, om aan zyn lighaam de lykplegtigheden te verrigten, in alle steden, waar hy door kwam. De wegen waren opgevuld met eene menigte, welke, kronen en zegetekenen dragende, lykliederen zong. Epaminondas was den Thebaners nog overgebleven. Hy smeedde het stoute ontwerp, om regtstreeks naar Sparta te trekken, dat sedert den veldslag van Leuctra van dappere menschen uitgeput was. De ontsteltenis was daar zo groot, dat men toevlugt nam tot schandelyke middelen, om een leger op de been te brengen. De Iloten werden in vrvheid gesteld, en men trok zesduizend | |
[pagina 173]
| |
Soldaten uit dit slaafagtig volk. Na het verlies van den veldslag waren de Soldaten, die hun leven door de vlugt gered hadden, met schande overstelpt geworden; de geringste burger kon hen ongestraft slaan, zy konden zig niet vertonen dan met morsige en gescheurde klederen: eene gestrenge wet verboodt, zig met hun door 't huwelyk te vereenigen, als of men bedugt ware, dat uit deze vereeniginge een lafhartig en kleinmoedig geslagt mogt te voorschyn komen. De oude Spartaansche heldenmoed zat geheel in het hart der vrouwen, die zonder ophouden veragte mannen hoonden, terwyl deeze de gestrengheid harer oogen niet verdragen konden. Agesilaus deedt inbreuk op de oude zeden, door de onteerde burgers te herstellen; hy overreedde zig, dat de begeerte, om hunne schande uittewisschen, hen onverschrokken Soldaten zou maken. Daarenboven hadt men 'er zo velen te straffen, dat men of de gestrengheid der wet moest doen zwygen, of Sparta laten bevolkt blyven van burgers, welken hunne onteering tot vyanden des Vaderlands zoude gemaakt hebben. De gisting, welke in deze stad regeerde, boezemde Epaminondas het ontwerp in, om dezelve te verwinnen; hy begaf zig op weg aan het hoofd van dertig duizend man te voet, en twee duizend te paard. Het vyandelyke leger was een derde kleinder van getal; Agesilaus, die de bewegingen der Thebaners gadesloeg, ontdekte hun oogmerk; hy nam met zo veel spoed de wyk naar Sparta, dat hy deszelfs val belette. Epaminondas, wiens oogmerk ontdekt was, werdt daardoor te vuriger, om het ter uitvoer te brengen. Hy tastte eene stad aan, die verdedigd werd door twintig duizend man, en hy drong door tot op de markt. De overwinning zou volmaakt geweest zyn zonder de dap- | |
[pagina 174]
| |
perheid van Agesilaus, die, beladen met jaren, zig nog meer met roem belaadde. Het was by dezen inval, dat een jong Spartaan, groot en wakker, door het geraas der wapenen ontwaakt, uit zyn bed sprong, en byna naakt op de Thebaners aanviel, onder welken hy een groot bloedbad aanrigtte. Hy hadt niet dan een piek en een degen, de Ephoren eerden zyne dapperheid met eene kroon, maar als naauwgezette waarnemers der wetten leiden ze hem tot straf een geldboete op, om dat hy zig zonder zyne wapenrustinge ten stryd hadt aangeboden. De Thebaansche Veldheer, door zo veel tegenstand afgeslagen, brak het beleg op, en keerde zyne wapenen tegens Mantinea, eene stad zonder verdediginge. Maar zesduizend Atheners, in hare muuren ingesloten, verhinderden hem, dezelve intenemen. Hy was nu op niets meer bedagt, dan om een algemeen gevegt aantegaan, welks gelukkige uitslag, terwyl het hem meester van Peloponesus maakte, voor Thebe de opperhoofdigheid van Griekenland verzekerde. De manier, waarop hy zyne troepen in slagorde stelde, is een meesterstuk van de krygskunde. Indien ik veldoversten moest onderwyzen, zo zou ik hier de afbeelding van zyne verstandige schikkingen mededeelen; Ga naar voetnoot(a) myn bestek verbiedt my alle breedvoerige beschryvingen, het is my genoeg met weinig woorden aantetonen, het gene met vele breedvoerigheid door geleerde pennen beschreven is. | |
[pagina 175]
| |
Nooit hadt Griekenland twee legers gezien, die zo talryk, en zo levendig bezield waren door de begeerte, om te overwinnen. De uitslag moest het lot van Griekenland beslissen. De twee grootste Veldheeren van hunnen tyd boezemden hunnen Soldaten het vertrouwen in, welk zy op hun aangezigt hadden. Het kwam 'er op aan, om met roem te sterven of met schande te leven, om te heerschen of slaven te worden. Nooit was een aanval levendiger, nooit was een tegenstand hardnekkiger. Het gevegt begon met de lans, men kwam wel haast tot den degen. De grond was in een ogenblik bedekt met doden, en vooral met gekwetsten, die zig over hun lot niet beklaagden, dan uit hoofde van de onmogelykheid, waarin zy waren, om te kunnen vegten. Het duurde lang, eer de zege zig uitwees. Epaminondas verzamelde eenen troep dappere Thebanen om zig, en zeide tot hen: Indien gy overwinnen wilt, zo volgt het voorbeeld, dat ik u nu geef. Het was op het zelfde ogenblik, dat hy door zynen moed voor de eerste maal meer soldaat, dan veldheer was. Gevolgd van zynen troep stortte hy op de Spartanen in. Alles bukte voor hun, en het vyandelyke leger, van alle kanten open, hadt geen hulpmiddel meer dan in de vlugt. Epaminondas kon de vrugten van de zege genoten hebben, maar hy oordeelde dezelve niet volmaakt, zo lang 'er een eenig Lacedemonier overig was. Dees verwoede aanval kwam hem dodelyk te staan: zyne makkers, door hunnen eigen voorspoed verzwakt, konden hem niet meer te hulp komen. De vooringenomenheid van de zege verborg hem zyne zwakheid, hy dringt byna alleen in het midden van de vyandelyke benden. Het was toen, dat hy, van alle kanten ingesloten, een ongelyk | |
[pagina 176]
| |
gevegt uithield, en terwyl hy eenen stroom van pylen met zyn schild afweerde, boorde een Spartaan hem zyne lans in den boezem, dat hy zonder gevoel, en byna zonder leven, ter aarde viel. Het gerugt van zynen dood maakte het gevegt nog bloediger. De plaats, waar dees held was gevallen, werdt het slagveld. Dees grote man, ter aarde geworpen, deed den moed der Thebaners in verwoedheid veranderen; zy wilden hem nog behoeden, of hem na zynen dood bezitten, als een roemryk gedenkteken. De Spartanen willen 'er zig meester van maken, als een zegeteken, welk hunne nederlaag verbergen zou. De bezitting van zulk eenen edelen roof kostte veel bloed aan beide zyden. Hy zelf, eerlang weder tot zig zelven gekomen, verdubbelde den moed der zynen. De Thebaners, minder dapper dan verwoed, verstrooiden eindelyk de menigte, en hun zieltogende Veldheer werdt in zyne tent gedragen. Epaminondas, verheven boven andere menschen gedurende zyn leven, overtrof zig zelven op het ogenblik van zynen dood. Zo haast hy in zyn tent gekomen was, onderzogt men zyne kwetsuur, welke dodelyk geoordeeld werdt; hy hoorde zonder ontroeringe het vonnis van zynen dood uitspreken, en na dat hy denzelven zo dikwyls in de gevegten gebraveerd hadt, zag hy hem zonder ontsteltenis zyn bed naderen. In dat verschrikkelyk tydstip, wanneer gemene menschen enkel bezig zyn met de afgryzelyke gedagten hunner aanstaande verhuizinge, betoonde hy gene ongerustheid dan over zyn schild, welk hy dagt verloren te zyn. Wanneer iemand hem hetzelve gebragt hadt, omhelsde hy het met vreugdetranen, noemende het den medemakker van zynen roem en van zyne moejelykheden. Hy onderzogt vervolgens, of Thebe zegepralend wa- | |
[pagina 177]
| |
re, en wanneer men hem de nederlaag der Spartanen hadt bekend gemaakt, riep hy uit, ik heb lang genoeg geleefd, dewyl ik met den roem sterf, van nooit overwonnen te zyn. Alles, wat hem omringde, leverde een aandoenlyk schouwspel uit van droef heid en bekommernis. Hy alleen was stil en bedaard. Het yzer van de lans was in de wonde gebleven, en men was bedugt, dat hy in de Operatie den geest mogt geven. Het was op dat ogenblik, dat een van zyne vrienden uitriep: ‘Epaminondas, gy sterft, en gy sterft geheel en al, zonder ons de vertroosting te laten, van u in uwe nakomelingschap te zien herleven’. Gy bedriegt u, antwoordde Epaminondas, ik laat twee onsterflyke dogters na, de zege van Leuctra en deze van Mantinea. Hy gaf een ogenblik daarna den geest in 't midden van zyne vrienden en van de zege. De grootheid der Thebaners was van korten duur, dewyl zy het werk was van twee menschen, die gene erfgenamen van hunne bekwaamheid nalieten. De opkomst en de val van deze Republiek waren schielyk. Dusdanig het lot van elke natie, welker regering niet dan op ongeschikte en willekeurige wetten gegrond is. Dezelve kan eenen kortstondigen glans uitschieten, wanneer zy, door een verheven vernuft bestuurd, zig overgeeft aan de hand, die haar leidt; maar wanneer het steunsel dat haar houdt, ontbreekt, wordt zy overgelaten aan blinde leidslieden, die met haar den dwaalweg inslaan. De wet alleen blyft altoos levend. Zy is een gedurige gids, die haren maker overleeft, en die het volk, welk haar gehoorzaam is, gelukkig en zegepralend maakt. De zeden en bekwaamheden van twee grote mannen vervulden te Thebe het gebrek der wetgevinge. Naauw- | |
[pagina 178]
| |
lyks was hetzelve uit zyne kindsheid gekomen, of het hadt alle de wakkerheid van een volwassen staat; maar het verviel wel haast tot de kwyningen van den ouderdom, dewyl deszelfs voorspoed aan het lot van twee sterflyke menschen gehegt was, die, daar zy niet altyd konden blyven, deszelfs kragt en roem met zig in het graf namen. De afbeelding van deze twee weldoeners van hun Vaderland vindt hier natuurlyk hare plaats. Pelopidas en Epaminondas hadden beiden het voordeel van eene hoge geboorte; maar waren ze groot door hunne voorvaderen, zy waren nogthans niet beroemd dan door zig zelven. Pelopidas hadt aanzienlyke goederen geërfd, waarvan hy altyd meester en nooit slaaf was. Milddadig en pragtig in zyne geschenken, zogt hy enkel in het geluk van anderen zyn vermaak. Epaminondas, van meer deugdzame dan gelukkige ouderen geboren, zette der armoede luister by door de liefde, welke hy hadt voor dezelve; onderwezen in de school der wysbegeerte was hy wys zonder gestrengheid, en hoewel alle bedieningen waardig, hadt hy egter geen sterke drift voor de waardigheden, en hy scheen niemand dan zigzelven te willen behagen. De beoeffening der geschiedenis hadt hem de menschen leren kennen, en deze kundigheid, welke dikwyls veragting voor hun inboezemt, hadt hem medelydender gemaakt met hunne ellenden en zwakheden. Hy was overtuigd, dat men beter kon slagen om de ondeugd veragt te maken door de oeffening van deugden, dan door de bitterheid der bestraffinge. Pelopidas, navolger van de deugden van zynen vriend, zogt zyne onverschilligheid voor de rykdommen te overwinnen, en hem uit dien middelmatigen staat te trekken, | |
[pagina 179]
| |
welke edelmoedige zielen veroordeelt om in veragtinge te leven, en welke hen belet, hunne natuurlyke weldadigheid te oeffenen. Hy kon hem niet dwingen, om ryk te worden, en daar hy wist, dat de vriendschap zelden stand houdt tusschen twee menschen, die te ongelyk van goederen zyn, zo wilde hy even armoedig leven als zyn vriend. Hunne levenswyze werdt een parig; dezelfde zuinigheid by hunne maaltyden, dezelfde eenvouwdigheid in klederen. Het scheen, dat eene eenige ziel alle hunne bewegingen bestuurde. De eene hadt, om deugdzaam te zyn, zig slegts aan zyne gelukkige neigingen overtegeven, de andere, om even volmaakt te worden, vergat zigzelven, om zig in zynen vriend te hervormen. Aan wien van beiden moet men den voorrang toekennen? Epaminondas schynt by den eersten opslag denzelven te verdienen, dewyl het door hem natevolgen was, dat zyn vriend even groot werdt als hy. Maar van den anderen kant, welke verhevenheid in Pelopidas, die ophoudt Pelopidas te zyn, om zig in Epaminondas te hervormen! Gemene menschen, te vrede met te zyn, hetgene zy zyn, zyn wonderbaarlyk met hunne kleinheid in hunnen schik, te zeer misleid door hunne verwaandheid, gevoelen ze nooit de vernederende noodzakelykheid, om zig naar een voorbeeld te schikken. De ware heldhaftigheid bestaat in de edelmoedige opofferinge zyner neigingen, voornamelyk wanneer ze door de fortuin begunstigd, en door voorbeelden geregtvaardigd worden. Deze twee grote mannen, godsdienstig zonder bygelovigheid, waren overtuigd, dat de Godsdienst tot handhaaving van de orde van het algemeen strekt. Dus schenen zy zig nooit boven de dwalingen des volks te verheffen. | |
[pagina 180]
| |
Men heeft nuttige vooroordeelen, welken de wysgeer weet te eerbiedigen. Wanneer zy op het punt stonden om tegens den dwingeland van Thesalie te trekken, scheen eene Eklips den Thebaners een kwaad voorteken te zyn. Wel verre van hunne ontsteltenis te bestryden, schenen zy 'er zelfs deel aan te nemen, overtuigd, dat de ligtgelovigheid, die de menschen in toom houdt, te verkiezen was boven eene hoogmoedige wysheid, die niet dan strafschuldigen en ontheiligers maakt. De zinneloosste Godsdienst, onteert den mensch minder dan de heiligschendende vermetelheid, welke den hemel durft aanvallen. Amtgenoten in het bevelhebberschap, waren ze nooit strydig met elkander in hunne oogmerken. Een en hetzelfde verstand bestuurde de bewegingen van het leger, en de raadslagen van den Raad. Naaryveraars zonder mededingers te zyn, was hun roem een last, waarvan de een zig op den anderen zogt te ontlasten. De deugden der helden zyn dikwyls zeer nadeelig aan hunne medeburgers, dewyl de bekwaamheden, welken het Vaderland dienstig kunnen zyn, somwylen tot deszelfs ondergang gebruikt worden. Maar deze twee grote mannen, yverig gezet op hunnen nederigen staat, verwaardigden zig niet, om 'er uittekomen, dan om voor hun Vaderland te stryden en te sterven. Niets ontdekt ons beter het karakter van Epaminondas, dan die zagte en zielroerende vreugde, welke hy ondervond op den dag van den veldslag van Leuctra. Het was toen, dat hy, het slagveld met Spartanen overdekt beschouwende, uitriep: welk eene vreugde voor myn Vader en moeder, wanneer zy het nieuws van myne zege vernemen zullen! Dees verheven trek van kinderlyke ge- | |
[pagina 181]
| |
negenheid heeft geen plaats meer in onze zeden. De gewaarwordingen der nature schynen heden ten dage zwakheden, en in plaatse van den lieffelyken naam van vader gebruiken wy titelen van onderscheidinge en waardigheden, welken ons doen vergeten, wat we zyn. De bloedige kunst van den oorlog verhardt het hart. De krygsman, dwalende van land tot land, moet noodzakelyk ongestadig zyn in zyne geneigdheden. Hy heeft geen Vaderland dan de plaats, waar hy leeft, hy heeft gene nabestaanden, dan in degenen, die hem omringen. Epaminondas, terwyl hy een held werdt, hield niet op, een mensch te zyn. Twee menschen, zo verheven boven hunne eeuw, hadden, daar zy hunne medeburgers gelukkig maakten, veel regt, om het ook te zyn. Maar hoe meer regt men heeft op de agtinge van het algemeen, des te meer is men blootgesteld aan de kwaadaartigheid van die lage en nydige zielen, welken hare onbekwaamheid van de bedieningen te rug weert. De middelmatigheid wreekt zig over de veragtinge, in welke zy kwynt, door de deugden te lasteren, welker glans hare laagheid ontdekt en verraadt. Men mag het niet ontveinzen: een vry volk is al te dikwyls ondankbaar. 't Is een onheil, 't welk tegen vele voordeelen der vryheid overstaat, dat deugdzame mannen zelden straffeloos hunne deugden oeffenen in eene Volksregering, waar de minste burger, begerig om te regeren, zig vervallen van zyne voorregten oordeelt; wanneer hy iemand boven zig verheven ziet. Het lot van Aristides is 'er een zeer vernederend bewys van. De Atheners hadden hem den bynaam van Regtvaardigen gegeven. Dees titel, zo wel verdiend, | |
[pagina 182]
| |
verwekte hem den haat zelfs van die hem denzelven toegelegd hadden. Dit volk, moede van hem hoog te agten, veroordeelde hem tot een ballingschap van tien jaren. In dien tyd, wanneer men de schulpen toebereidde, waarop men den naam schreef van dengenen, welken men wilde bannen, kwam een boer, die lezen noch schryven kon, by Aristides, en zeide tot hem: Ei lieve! schryf my op myne schulp eens den naam van dezen Aristides. ‘Wat heeft hy u gedaan? antwoordde de regtvaardige man bedaardelyk; Hebt gy reden, om u over hem te beklagen?’ In genen deele, hervatte de boer, hy heeft my nooit beledigd, en zelfs heb ik hem nooit gezien; maar het valt my lastig, hem altyd den Regtvaardigen te horen noemen. Op gelyke wyze was het zegepralend Thebe ondankbaar tegens de werkende oorzaken van deszelfs voorspoed. Na den veldslag van Leuctra, werden zy in gevangenis gebragt, om dat zy het bevelhebberschap vier maanden boven den bestemden tyd gehouden hadden. Men beschuldigde hen, dat zy hun gezag duurzaam hadden willen maken. Pelopidas kende zyne medeburgers te wel, dan dat hy niet alles voorzien zou, wat 'er hem van te dugten stonde. Hy gebruikte tot zyn verdediging dezelfde middelen, welken hy zou genomen hebben, indien hy schuldig geweest ware. Epaminondas, standvastiger en onbuigzamer, werdt op zyne beurt gedagvaard. In plaatse van zig te vernederen, om de gestrengheid zyner regteren te buigen, verscheen hy met eene stoutheid, welke de zuiverheid zyner ziel aankondigde, en welke zyne beschuldigers deedt beven. Tot alle zyne verdediging verhaalde hy, wat hy gedaan hadde. ‘Ik zal vergenoegd sterven, zeide hy, indien myne | |
[pagina 183]
| |
medeburgers verklaren willen, dat het door mynen arm is, dat hunne vyanden overwonnen zyn, en dat het zonder hunne roestemming is, dat ik de zege behaald heb’. De Thebaners, hierdoor beschaamd geworden, zonden hem ontslagen te rug, en zyne regters werden zyne hoogagters. Hy ondervondt nog by eene andere gelegenheid de ondankbaarheid zyner medeburgeren, die hem het bevelhebberschap ontnamen. De onregtvaardigheid deedt zyne gematigdheid nog des te meer uitblinken. De gewoonte van gebieden maakt de gehoorzaamheid moejelyker. Epaminondas, genoodzaakt om onder twee Veldheeren te dienen, die zelfs niet waardig waren, zyne leerlingen te zyn, ontfing hunne bevelen met zulk eene bereidwilligheid, als men naauwelyks van den geringsten soldaat eischte. De onkunde der twee hoofden stelde het leger bloot aan het gevaar van eenen volkomen ondergang. Alle oogen wendden zig toen naar Epaminondas, die het bevelhebberschap weder aannam, welk hy tot aan zynen dood behield, tot zynen roem en tot voorspoed van zyn Vaderland. Thebe kwam, na zynen dood, weder in zynen ongeagten staat. Elken stap, welken het deedt, naderde het zynen ondergang. Eenigen tyd daarna werdt het door Alexander den Groten verdelgd, die 'er niets van verschoonde, dan het huis, waar Pindarus geboren was. Eindelyk kwam geheel Beotie, zo wel als gantsch Griekenland, onder de heerschappy der Romeinen. |
|