De opkomst en bloei der Vereenigde Nederlanden
(1774)–Simon Stijl–
[pagina 319]
| |
Vergelyking tusschen de Romeinen en Carthagers.De Romeinen en Carthagers leveren ons in hunnen oorsprong trekken op van eene volmaakte gelykheid. Beiden zwak in hunne geboorte, kwamen ze schielyk tot eene wakkere rypheid. Romulus was, volgens Dionysius den Halicarnasser, in den beginne minder de koning van een volk, dan het hoofd van soldaten, die hun geluk zogten. Hoewel alle zyne onderdanen soldaten waren, kon hy egter geen sterker leger op de been brengen dan van drie duizend man voetvolk, en drie honderd paarden. De Tyriers, welken Dido op hare vlugt verzelden, moeten niet talryker geweest zyn. Eene groter menigte hadt de gierigheid en waakzaamheid van den dwingeland Pygmalion niet kunnen ontsnappen. Romulus, om uit dezen staat van zwakheid te komen, boodt eene vryplaats aan alle vreemde vlugtelingen aan, welken hy onder het getal zyner burgers opnam, zo wel als de krygsgevangenen, die liever de voorregten van burger wilden genieten, dan zugten in de moejelykheden der gevangenis. Het was door deze staatkunde, dat hy, na eene regering van zeven en dertig jaren, vyf en veertig duizend man te voet en duizend te paard naliet, een verbazend getal, wanneer men tegelyk bedenkt, dat hy onophoudelyk bezig was met den oorlog te voeren, die, wel verre van de menschen te vermenigvuldigen, dezelven veeleer vernielt. Deze staatkunde werdt aangehouden onder de koningen | |
[pagina 320]
| |
zyne opvolgers, en wanneer Rome eene Republiek was geworden, was het te verstandig, dan dat het zou afwyken van een stelzel, welk 'er burgers, vrouwen en landen aan gaf. Schoon altyd in oorlog met zyne naburen, week het hun nooit in getal. Dionysius de Halicarnasser, van wien ik dit berigt heb overgenomen, houdt dit gedrag der Romeinen voor veel beter dan dat der Grieken, welker noodlot van eene nederlage of van eene zege afhing. Na den slag van Leuctra waren de Spartanen genoodzaakt, om van de Opperheerschappy van Griekenland aftestaan. De Thebaners en Atheners waren, door het verliezen van den slag van Cheronea gedwongen, deze zelfde heerschappy aan de Macedoniers overtelaten, en op hunne beurt wetten te ontfangen. Dionysius schryft deze onheilen toe aan de hoogmoedige staatkunde der Grieken, die hunne voorregten den vreemdelingen en overwonnenen weigerden medetedeelen. De Romeinen, verstandiger in de kunst van regeren, stonden het regt van burger zelfs aan hunne vyanden toe, en het was op die wyze, dat de oorlog, in plaatse van verderslyk te zyn, eene nieuwe wakkerheid aan hunne gesteldheid gaf. Na den bloedigen slag van Cannae, waarin van negentig duizend burgers niet meer dan drie duizend drie honderd en zeventig ontsnapten, was het niet aan het vermogen van hun geluk, dat de Romeinen hunne behoudenis verschuldigd waren. Dit vermogen is een ydele klank, welke generhande denkbeeld oplevert; het was aan het grote getal hunner burgeren, die uit welgeoeffende troepen bestonden. Deze staatkunde levert dezelfde voordeelen niet uit voor alle Staten. Zy hadt van nut kunnen zyn voor de Atheners en Thebaners. Dezen zogten enkel hunne heer- | |
[pagina 321]
| |
schappy door de wapenen verder uittebreiden; de anderen, die handel dreven en tot den oorlog geneigd waren, wilden aanwinningen maken en zig verryken. Deze beide volkeren vonden zig in de noodzakelykheid, om zonder ophouden hunne krygsmagt, die door veldslagen en de scheepvaart uitgeput werdt, voltallig te maken; maar de uitsluiting van vreemdelingen was niet, gelyk by hen, een gebrek in de gesteldheid van Sparta, dewyl, volgens Polybius en Plutarchus, het oogmerk van de wetgevinge van Lycurgus niet was, de heerschappy zyner medeburgeren verder uittestrekken, noch hunne rykdommen te vermeerderen, maar hunne zeden zuiver te bewaren. De Spartanen ontaardden inderdaad niet van hunne strenge deugd, dan wanneer zy, naar de wenschen der staatzugt luisterende, zig buiten hun regtsgebied begaven. Toen was het, dat ze, onder de buitenlanders vermengd, 'er de verbastering van mede bragten. Justinus verzekert ons, dat Dido eene magtige hulp vondt in eene volkplanting te Utica vastgesteld, en die, voormaals van Tyrus daar gekomen, eenen gemenen oorsprong met haar hadt. Een groot getal inborelingen van het land, aangelokt door de vriendelyke behandeling, welke men vreemdelingen bewees, kwamen zig in deze nieuwe Stad nederzetten: dit berigt kan niet in twyffel getrokken worden. Inderdaad indien de Carthagers de vreemdelingen niet in hunne Stad hadden toegelaten, hoe zouden ze hunnen koophandel hebben kunnen oprigten en uitbreiden, en die talryke volkplantingen afzenden, welken wy hen sedert de eerste tyden hunner geschiedenis zien stigten? Zouden zy zig sterk genoeg hebben kunnen vermenigvuldigen, om zo vele behoeften te vervullen? | |
[pagina 322]
| |
Het is derhalve waarschynlyk, dat de Afrikanen Carthagers werden. De regering van deze beide volkeren hadt vele gelykvormigheid met elkander. Beide even vry, gebruikten zy dezelfde middelen, om hunne onafhankelykheid te bewaren. Te Rome zo wel als te Carthago maakten de Raad en het Volk het lighaam van Staat uit. Twee hoogste overheidspersonen wierden elk jaar verkozen. De verkiezingen zyn in de beide Republieken een vrugtbare bron van verdeeldheden, een gebrek, welk Lycurgus vermyd hadt, door het eerste overheidsamt bestendig en erflyk te maken. De Raad bestondt by de beide natien uit de aanzienlykste burgers. Te Rome verkozen de Burgermeesters de Raadsheeren met goedkeuringe van het Volk, maar in 't vervolg matigden zig de schattingmeesters dat regt aan. Aristoteles berigt ons, dat te Carthago de raadsheeren verkoren werden; maar hy zegt ons niet, aan wien het regt om ze te verkiezen opgedragen ware. Het is te denken, dat dit regt in deze Republiek, welke tot de Volksregering overhelde, aan het volk toekwam. Te Rome gaven in de deugdzame tyden de geboorte en verdienste alleen het regt, om naar de eerste bedieningen te dingen. Te Carthago eischte men dezelfde voorwaarden, maar zy waren nog niet genoeg; men moest daarenboven ook middelen genoeg bezitten, om zyne waardigheid staande te houden. Aristoteles laakt deze verpligting, door de wet opgelegd, en merkt aan, dat te Carthago alle verdienste, welke niet door rykdom ondersteund werdt, voor de Republiek verloren was; hy schryft dezen grondregel der regeringe toe aan de ongemeen grote agting, welke men aan de rykdommen gehegt hadt. | |
[pagina 323]
| |
De gevoelens van grote mannen kunnen dwanlingen zyn. Zy luisteren alleen naar eene zuivere reden, welke weigert, zig naar het begrip en de zwakheden eener natie te schikken. Zy zoeken een evenwigt van magt vasttestellen, gegrond op de afgetrokken beginzelen eener beschouwende kennis, welke onmogelyk in praktyk kan gebragt worden. Zy houden eenen eenparigen gang, en schynen te vergeten, dat de wetten voor het Volk gemaakt worden, en dat een Wetgever de Laplanders en de Mexikanen niet aan dezelfde pligten kan onderwerpen. De Republieken van Rome en Sparta waren geheel aan den oorlog overgegeven. De Carthagers waren allen kooplieden, gelyk de Tyriers hunne voorouders. Hun smaak in den oorlog, welken zy voerden, zonder zin daarin te hebben, kreeg slegts geboorte door de gierigheid, om meer te krygen, en hunne rykdommen te verdedigen. De roem van den oorlog was by hen slegts eene drift, welke aan de onmatige begeerte tot winst ondergeschikt was. Zy hadden hun goud nodig, om hunne vyanden den oorlog aantedoen. De Romeinen hadden een vrugtbaarder hulpmiddel in hunne armoede. Te Rome en te Sparta bepaalde men zig niet tot den vrede of den oorlog, dan door beweegredenen van roem. Al wat dezelve kon te wege brengen, scheen hun nuttig te zyn; de roem van den Staat maakte den rykdom van elk in 't byzonder uit. Carthago gedroeg zig volgens tegenovergestelde grondregelen. De rykdommen matigden zig de agting aan, welke men aan de verdienste schuldig was. De behoeftige burger werdt als een last aangemerkt, die den | |
[pagina 324]
| |
Staat bezwaarde. De armoede, even schandelyk als de ondeugd, werdt tot veragting en nutteloosheid veroordeeld. De waardigheden waren aan den rykdom gehegt, dewyl men overtuigd was, dat een vermogend man zo veel voor het bederf niet was blootgesteld, en dat hy yveriger moest zyn voor het algemene welvaren, waarvan het behoud van zyn fortuin afhing. Deze agting voor de rykdommen maakte gene verandering in de zeden noch in de gesteldheid hunner regeringe: wy zien by hen de openbare amten vervuld door burgers, die uit hoofde hunner geboorte, en nog meer van hunne verdienste, aanzienlyk waren; allen zyn ze bezield met eenen brandenden yver voor de vergroting van den Staat. Niemand heeft zig ooit van zyne verheffinge noch van zyn gezag bediend, om 'er de dwingeland van te worden. De partydigste historieschryver heeft nooit eenen eenigen Carthager beschuldigd, van aan een uitheemsche mogendheid de eer of het belang van zyn Vaderland verkogt te hebben. Carthago strafte somwylen ongelukkige Veldheeren, maar nooit verraders noch trouwelosen. Jugurtha velde een zeer verschillend vonnis over Rome. Deze Vorst, die wist, hoe ligt de Romeinen zig lieten omkopen, kon zig niet onthouden van te zeggen, dat Rome zig zelf zou verkopen, indien het eenen koper kon vinden. Men kan de beweegredenen gemakkelyk ontdekken, welke de voornaamste familien van Carthago aanzetten, om den koophandel te omhelzen. Het was, dat dezelve rykdommen verschafte, en om dat de rykdommen een stap waren, om tot bedieningen te komen. Dus was de beweegreden, welke den jongen adel dezen weg deedt inslaan, zeer verschillende van de gierigheid; het was eene | |
[pagina 325]
| |
treffelyke en edelmoedige naaryver, om tot de waardigheid van Raadsheer, of de eer van het bevelhebberschap te geraken. Deze grondregelen kunnen niet gelaakt worden, dan van die natien, welke een laaghartig en laakbaar medlyden betonen voor berooide menschen, die in hunnen val ongelukkige familien medegesleept hebben, voor die bedervers van het gemeen, welker armoede een bewys is van hunne onmatigheid en van hunne ongeregeldheden, die het erfgoed hunner voorzaten hebben doorgebragt, om hunne afgoden optesieren, die, gelyk zy ter aarde gevallen, de deugd wreken van de onderwerping, welke zy zig te onregt op haar aangematigd hadden. Gelukkig het Vaderland, welk de nutteloosheid schandelyk verklaart, gelukkig de natie, welke, terwyl zy de bronnen der rykdommen opent, tegelyk wetten maakt, om 'er het gebruik van te regelen. Deze inrigting, welke heilzaam kon zyn voor eene handeldryvende Republiek, zou verderflyk kunnen worden voor eene Republiek, die voor den oorlog is. Rome en Sparta waren beiden hunnen ondergang schuldig aan het invoeren der rykdommen, die by hunne deugdzame voorouderen onbekend of veragt geweest waren. De Raad van Carthago schynt veel talryker geweest te zyn dan die van Rome. Te Carthago hadt men een genootschap, dat altoos in wezen bleef, bestaande uit honderd en vier Raadsheeren, allen geëerbiedigd uit hoofde van de opregtheid hunner zeden en de uitgestrektheid hunner kundigheden. Hunne bediening bestondt daarin, dat zy een waakzaam oog hielden op de grote familien, en dat ze hare staatzugtige oogmerken moesten voorkomen. Voor hunne regtbank waren alle de bevel- | |
[pagina 326]
| |
hebbers te water en te lande verpligt, ten einde van elken veldtogt, rekening te komen doen van hun gedrag. Het was eigenlyk een Krygsraad. Uit dit geagt genootschap werdt nog een ander getrokken, bestaande alleenlyk uit vyfpersonen, die van wegen hunne belangeloosheid, hunne vroomheid, en hunne ondervindinge, vermaard waren. Zy dienden zonder bezolding daarvoor te ontfangen. De roem en de liefde voor het Vaderland schenen genoegzame beweegredenen, om hen aantezetten, zig geheel aan hetzelve toetewyden. Hunne bediening was de voortreffelykste beloning voor een burger. Zy werden niet by het lot verkozen. Daar het lot van Carthago aan hunne verdiensten of aan hunne onbekwaamheid verknogt was, zo waren hunne zeden en hunne bekwaamheden een scherp onderzoek onderworpen. Hunne magt was zeer uitgestrekt. Hunne bediening duurde zo lang zy leefden; en indien iemand van hun stierf, verkozen zy zelven uit het lighaam van de honderd en vier eenen man, die waardig was, om de plaats desgenen te vervullen, welken zy verloren hadden. Zy hadden daarenboven het voorregt, om de open plaatsen in het lighaam van de honderd en vier wederom te vervullen. De oprigting van dit genootschap schynt my den voorrang te hebben boven den regeringsvorm der Romeinen. Door dit middel beveiligden de Carthagers hunnen Staat tegens die geweldige schokken, welken in 't einde de Romeinsche Republiek het onderste boven keerden. Maar de buitenspoorige magt der vyf Overheidspersonen hadt hare misbruiken, dewyl zy hen willekeurig en volstrektelyk liet beschikken over het lot der andere burgeren. De uitkomst deedt hen dit te laat bemerken, aan | |
[pagina 327]
| |
het einde van den tweden Punischen oorlog. Hunne kwellingen maakten hen zo gehaat, dat de grote Hannibal oordeelde, hunne magt te moeten inbinden; hy liet eene wet goedkeuren, welke deze bedieningen verkiesbaar en jaarlyks maakte. De geschiedenis leert ons niet, of de Raadsheeren hunne waardigheid gedurende hun gantsche leven bekleedden, noch ook of zy om mislagen of zwakheden konden afgezet worden. Men weet daarenboven niet, door wien zy verkozen wierden. Gelyk te Rome de schattingmeesters de magt hadden, om hen te verheffen, zo hadden zy ook het voorregt, om hen aftezetten. Zy gebruikten een zeer eenvouwdig middel, het was by het oplezen van de lyst der Raadsheeren den naam desgenen overteslaan, welken zy wilden afzetten. Deze gewoonte was een van de grootste gebreken in den regeringsvorm der Romeinen, dewyl zy het lot van den Raad aan twee burgers toebetrouwden, die zig door eenen aanhang konden laten omkopen of verleiden. Het was, zig zelven dwingelanden en boejen te geven. In de deugdzame tyden bevestigde de opregtheid der schattingmeesters hunne magt. Maar in 't vervolg werden zy in de algemene besmettinge mede ingewikkeld. Cicero vaart in zyn pleit voor Cluentius hevig uit tegens het misbruik van hun gezag, hy haalt vele voorbeelden aan, waar zy hunne magt niet gebruikt hadden, dan om partyschappen te begunstigen. Hy scheen bedugt te zyn, dat hunne besturing dezelfde onheilen mogt veroorzaken, welke men by de wreedste verbanningen hadt ondervonden, en dat hunne pen even ontsachelyk zou worden, als de degen van den laatsten Dictator geweest was. Cornelius Nepos spreekt, in het | |
[pagina 328]
| |
leven van Hamilcar, van een soort van schattingmeester by de Carthagers, wiens toezigt zig uitstrekte over de voornaamste bedienden der Republiek maar hy zegt ons niet, dat hy het regt hadt, om hen aftezetten. In den Romeinschen Raad werden alle zaken by de meederheid van stemmen beslegt. Te Carthago kon generhande wet gemaakt worden zonder eenparige toestemminge van alle de Raadsheeren. Het was op dezelfde wyze, als op de ryksdagen van Polen. De tegenkanting van eenen eenigen verhinderde de beslissing eener zake; men moest dezelve voor de regtbank des Volks verhandelen, welk de opperste regter was. Dit laakt Aristoteles insgelyks; zyne reden is om dat door dit middel de Republiek meer tot eene Volksregering overhelt, dan tot eene verstandige en welgeregelde regering. De geringste van het gemene Volk kon zyne mening voorstellen, en zyne tegenkanting maken, 't welk een bron werdt van verwarringen en ongeregeldheid. Deze staatkunde, onbekend in alle andere regeringsvormen, heeft gene navolgers gehad dan by de afstammelingen der Sarmaten, die 'er de misbruiken van ondervinden, en die nog te onbeschaafd zyn, dan dat zy hun best zoudeu doen, om dezelven te hervormen. In dit stuk heeft de regering van Rome den voorrang boven die van Carthago. Maar dit gebrek wordt vergoed door het misbruik, welk de voorstanders des Volks te Rome van hunne magt maakten. Niets was gewoonlyker dan die schokken, verwekt door eenen oproerigen en onstuimigen Voorstander, die, verkogt aan eenen even rustelozen aanhang als hy zelf was, door zyne tegenkanting alleen de beraadslagingen van den Raad stuitte, die op zyn gezag alleen de voornaamste overhe- | |
[pagina 329]
| |
den, en zelfs de Burgermeesters, in de gevangenis sleepte, en die, door het voorregt zyner bedieninge, zynen persoon geheiligd maakte. De ongerustheid, zo natuurlyk aan menschen, in waardigheid gesteld, van eenig gedeelte van hunne magt te verliezen, moest de banden, die de Raadsheeren van Carthago vereenigd hielden, vaster toehalen. Zy moesten uitermate oplettend zyn, om te voorkomen, dat de regten des Volks verder uitgestrekt werden, welk zig niet dan op hunne overblyfzelen kon verheffen. Maar te Rome deedt de stoutheid der voorstanders, die altyd tegens den Raad gekant waren, het evenwigt zodanig naar den kant der Volksregeringe overhellen, dat het in het laatste tydperk der Romeinsche vryheid dit misbruik ware, welk de Republiek te gronde bragt. De Raad, zonder kragt en zonder wakkerheid, kon de regering niet in een regtmatig evenwigt houden. De Voorstanders kweekten deze wrede vyandelykheden aan, welke, na eerst de ongeregeldheden der heerscheloosheid te hebben ingevoerd, eindelyk geheel ontaardden in eene al zo schandelyke verdrukkinge als de slaverny zelve. Voor de oprigting van het voorstanderschap, schynt my de toestand van het Romeinsche Volk byna gelyk aan de slaverny, waaronder de Poolsche boeren leven. De betrekking, welke 'er was tusschen een beschermheer en zynen afhangeling, hadt vele overeenkomst met die, welke men tusschen eenen Poolschen Edelman en zyne lyfeigenen vindt, alleenlyk met dit onderscheid, dat de afhangeling 'er meester van was, om zig eenen beschermheer te verkiezen, terwyl de lyfeigen in Polen door zyne geboorte aan zynen Heer verbonden is. Het schynt volgens het getuigenis der Romeinsche his- | |
[pagina 330]
| |
torieschryveren, dat de gemene burgers blootgesteld waren aan de wreedste verdrukkinge van den kant van hoogmoedige en onmêdogende edellieden. Men kan daarvan oordeelen door die menigvuldige oproeren en dien bekenden aftogt uit de stad, welke de raadsheerlyke familien noodzaakten, om aan de verkiezinge der Voorstanders hunne toestemming te geven. De Raad kon toen geen anderen hinderpaal tegens de uitspattingen dezer nieuwe overheden stellen, dan het gezag van eenen Dictator; maar dit hulpmiddel kon van geen langen duur zyn. Het volk, altyd in zyne eischen te leur gesteld, vernieuwde zyne aanvallen, tot dat men den rang hadt afgeschaft welken de geboorte gaf, en het zig eenen weg hadt geopend tot de waardigheid van Burgermeester en Dictator. De gemene burgers, hoogmoediger geworden door de menigvuldige overwinningen, welke zy op de raadsheerlyken behaalden, bemerkten wel haast, dat hunne staatzugtige leidslieden hen van den regten weg afgebragt hadden. De ryksten en magtigsten onder de gemene burgers verkregen, door het bekleden der eerste en voornaamste bedieningen, den titel van Edel, eenen naam, welke hen onderscheidde van de genen, die van oude familien afstamden, welken altyd den naam van Raadsheerlyken behielden. Deze nieuwe Edelen, waarvan het grootste gedeelte in den Raad kwam, verlieten de zaak, welke zy verdedigd hadden, en namen den geest dergenen aan, welken zy bygevoegd waren. Opgevoed door de gemene burgers, werden zy derzelver vyanden. De Raadsheerlyken, door deze vereeniging sterker geworden, stuitten met geweld de ondernemingen des volks en der voorstanderen. Zy lieten hun hunne meerderheid gevoe- | |
[pagina 331]
| |
len in dat vermaarde geschil, waarby de Gracchussen sneuvelden. De tegenkanting tegens de wetten wegens de verdeelinge der veroverde landen, welken deze beide broeders wilden doen herleven, werdt ondersteund door de Edelen en de ryke burgers, die even begerig waren als de Raad, om aan die landen deel te hebben. De oude en hedendaagsche historieschryvers hebben allen aangemerkt, dat de Romeinsche Republiek hare behoudenis verschuldigd is geweest aan de standvastigheid en wysheid van den Raad, en aan de ondergeschiktheid van het Volk. De Romeinen, schoon onderling verdeeld, vereenigden zig, wanneer de vyand voor hunne poorten was; terwyl te Carthago de hatelykheden gaande werden, wanneer het hunne zaak was, dezelven uittedoven. Deze dwaling der historieschryveren is eene algemene dwaling geworden. Deze lofrede, welke men eenparig van de Romeinen maakt, moet veeleer op de Carthagers vallen. De geschiedenis van deze handeldryvende Republiek spreekt niet dan van een enkel geval, waarby het Volk den Raad noodzaakte, tegens zynen wil te handelen, om den toevoer in beslag te nemen, welke gedurende den stilstand van wapenen naar het leger van Scipio ging. Het is waar, dit volk dreigde, na de nederlage van Zama, den Raad, zig aan de grootste buitensporigheden te zullen overgeven, indien de Raad zig onderwierp aan de voorwaarden, welken Scipio hun wilde opleggen. Maar Hannibal wist hen wederom tot gehoorzaamheid te brengen. De Romeinsche geschiedenis in tegendeel is vol van gevallen van bitterheden en twistingen, die dikwyls bloedig waren, tusschen den Raad en het Volk, die in denzelfden staat veeleer twee vyandelyke mogend- | |
[pagina 332]
| |
heden schenen te maken, dan die met elkander om den voorrang twistten. De menigvuldige verkiezingen van Marius tot het Burgermeesterschap, in weerwil van de tegenkantinge der Raadsheerlyken, openden dat toneel van bloedvergieten, welk eindigde in de gehele omkeringe van de regeringe en vryheid. De verhevene Montesquieu merkt aan, dat de Carthagers, eer ryk geworden dan de Romeinen, ooklangen tyd voor hen bedorven moeten zyn geworden. Hy voegt 'er by, dat te Rome de verdienste het eenige regt was, welk den weg tot openbare bedieningen baande, terwyl te Carthago alles te koop was. Het eerste gedeelte dezer stellinge is te algemeen, dan dat zy zonder bepalinge kan worden aangenomen, en het laatste is uit Polybius overgeschreven. De Carthagers moeten vele eeuwen vroeger dan de Romeinen ryk geweest zyn. Herodotus en Thucydides spreken van hun als van eene gedugte mogendheid ter zee, 't welk onderstelt dat hun koophandel zeer uitgestrekt was; maar, hoewel ryk, waren zy egter niet van bedorven zeden, dewyl de rykdommen, die hy andere Natien de weelde en den smaak der wellusten aankweekten, by hen enkel voor hunne staatzugt dienden; zy waren eergieriger dan verkwistend. Het was eerst ten einde van den tweden Punischen oorlog, dat zy voorbeelden van verbasteringe opleverden. Hannibal hervormde de schandelyke misbruiken, welken in het bestuur der landspenningen ingeslopen waren. Hy oordeelde, ook de onregtmatige magt te moeten onderdrukken, welke de vergadering van Vyven zig over het leven en de goederen der burgeren aanmatigde. De andere stelling is gegrond op het getuigenis van | |
[pagina 333]
| |
Polybius; deze historieschryver moet verdagt zyn. Hy schreef by de Romeinen, en vermids hy hun gevangen was, was het zyne zaak hen te vleien. Hy kon niet beter slagen, om zyne nieuwe meesters genoegen te geven, dan door zyne medeburgers met aanstotelyke kleuren uitteschilderen, welker naam zelfs by hen gehaat was. Het was misschien eene les, geschikt voor de Romeinen, by welken het toen de mode begon te worden, van alles veil te geven. Deze beide Volkeren waren even bygelovig. De Romeinen hadden vele kinderagtige en ongerymde plegtigheden. De ingewanden van een dier, de etenslust van eene henne, wees het vonnis uit over den vrede of den oorlog. De openbare eerdienst was bekleed met eene uitnemende pragt, welke 'er eerwaardigheid aan byzette. De Godsdienst der Carthagers hadt een kenmerk van woestheid, welke zy van de Cananeërs Ga naar voetnoot(a) hunne voorzaten hadden overgehouden. Maar het is niet redelyk, van een volk te oordeelen volgens de uitwerkselen, welken het bygeloof in deszelfs gemoed kan te wege brengen. Het bygeloof is eene dwaling van den geest, maar geenzins eene ondeugd van het hart. In de afgodery der Carthagers was de zagtmoedigste sexe, en die de meeste tederheid voor hare kinderen heeft, verpligt, ze zelve ten offer aantebieden. Deze ongelukkige moeders moesten hetzelfde genoegen, en dezelfde blydschap vertonen, wanneer zy deze tedere en onnozele | |
[pagina 334]
| |
slagtoffers beschouwden, als of ze by een feest tegenwoordig geweest waren. Een heimelyk ontvlogen zugt, eene uitgestorte traan, ontnamen der offerhande alle haar verdienste. Hierop misdadig geworden, om dat de natuur zig in haar hadt doen gevoelen, werden zy tot eene geldboete en een soort van schande veroordeeld. Men moet ook niet besluiten, dat de ouderdelyke liefde by dit volk minder levendig was dan by andere natien. Men weet, dat ze niet schroomden, heiligschenders te worden, om maar niet optehouden van Vader te wezen; naardien ze gedurende eenen langen tyd een bedrog pleegden omtrent hunne bloeddorstige Goden. Het was, dat zy arme kinderen kogten, welken zy, in plaatse van hunne eigen, ten offer bragten. Maar wanneer Agathocles met vuur en zwaard in de hand voor hunne muuren verscheen, merkten zy hem aan als den wreker der Godheid, die een ongehoorzaam volk kwam kastyden. Twee honderd kinderen, uit de voornaamste familien genomen, werden op eene onmenschelyke wyze opgeofferd; en drie honderd burgers boden zig zelven als vrywillige slagtoffers aan; zo zeker is het, dat by alle natien en in alle tyden de dwaling hare martelaars gehad heeft. Indien het bygeloof te Carthago de kinderen uit de armen hunner moederen rukte, het stortte te Rome de Grieken of de Galliers van de Tarpeische klip, of begroef hen geheel levendig, om Pluto te verzoenen. Het was daar, dat men dezelfde straf liet ondergaan aan die ongelukkige Vestaalsche nonnen, die, om de neiging der natuur te voldoen, eenen eed gebroken hadden, welke door de zwakheid was voorgeschreeven. Het is waar, deze onmenschelyke plegtigheden waren te Rome zeldzaam. Maar de gevegten der schermers, die de vermaken van dit be- | |
[pagina 335]
| |
schaafde volk uitmaakten, drukken op deszelfs karakter het zegel van woestheid. Men kan niet twyffelen, of de trekken van wreedheid Ga naar voetnoot(a), die de overwinningen der Romeinen bezoedelden, hunnen oorsprong in deze barbaarsche schouwspelen hadden, waar men de oogen gevestigd hield op het bloed, dat stroomde, en op de lyken, die het kampperk bedekten. De liefde voor het Vaderland was by deze beide volkeren als eene natuurlyke hartstogt. De onverschrokkenheid van die twee broeders, die te rade werden, zig geheel levendig te laten begraven, om het regtsgebied van Carthago te vergroten, levert eene heldendaad uit zo verheven als al wat Rome daartegen kan ophalen. Het lot van Macheus, Bomilcar, en Hanno, toont ons, dat noch de geboorte, noch de waardigheden, die door de grootste diensten ondersteund waren, den staatzugtigen, die ontwerpen tegens de algemene vryheid hadt durven smeden, voor eenenschandelyken dood beveiligen konden. Ik heb reeds gesproken van de Punische trouwe, een woord, welk de uitstekendste trouwloosheid betekent. Dit verwyt wordt hun gedaan van de Romeinen, die zelven in alle hunne verdragen ontrouw waren. De twyffelagtige betekenis van een woord gaf hun regt, alles te schenden, en de spitsvindige uitlegging der bewoordingen diende hunne staatzugt, dewyl zy dezelven tot hun voordeel wisten uitteleggen. Zy verdelgden Carthago, na dat zy | |
[pagina 336]
| |
eenen eed hadden gedaan, om het te behouden. De Etoliers gaven zig aan hunne trouwe over; zy werden de speelpop van hun vertrouwen. De Romeinen beweerden, dat hy, die zig aan de goede trouwe van zynen vyand overgaf, hem meester maakte over zyne goederen, zyne vryheid, en zyn leven. Eindelyk alle hunne verdragen zyn gedenktekenen van hunne trouwloosheid. De oordeelkundige Montesquieu merkt aan, dat de Romeinen door hoogmoed, en de Carthagers door gierigheid, staatzugtig waren. Deze stelling heeft meer schyn dan gegrondheid; het is waar, de Carthagers begeerden gene onderdanen, dan om des te meer rykdommen te verkrygen. Te gelyk verdrukkers van hunne vyanden en van hunne bondgenoten, verbraken zy de geheiligdste banden, om hunne gierigheid te verzadigen; hunne stedehouders maakten, dat hunne heerschappy in Africa en in Spanje vervloekt werdt. Maar bepaalden de Romeinen hunne staatzugt altyd tot den roem van te heerschen? Trokken deze meesters der wereld niet alle de schatten tot zig? Hunne bondgenoten putten alle hunne rykdommen uit, om hunne vriendschap te kopen. Een Koning van Cyprus hadt ongemeen grote rykdommen verzameld. Dit was een regt, om 'er zig tot erfgenamen van te verklaren, hoewel hy nog in leven en hun bondgenoot ware. Verkogten zy niet hunne bescherming? Deze schandelyke handel was de oorsprong van hunne onregtvaardigheid. Zy verklaarden zig voor den mededinger, die het best betalen kon, en nooit voor dengenen, die de wettigste regten hadt. Eindelyk, de koophandel der Carthagers, op hunne naarstigheid gegrond, hadt nog iets eerlyks in zig, terwyl de Romeinen zig vernederden, door onregtvaardige bezitnemers te | |
[pagina 337]
| |
ondersteunen, om de rykdommen der wereld allen aan zig te brengen. Het is waar, de staatkunde der Romeinen was verschillend, gelyk hunne zeden. Wanneer Scipio in Spanje kwam, werdt hy deszelfs verlosser. De volkeren, die onder het juk zugtten, wenschten met ongeduld naar gelegenheid om het te verbreken. Zyne belangeloosheid gaf hun alles over; hy wilde voor zig alleen den roem behouden, van hunne banden te hebben gebroken. De gewesten meenden vry te zyn, zy vermoedden niet dat ze meesters hadden: maar, wanneer de weelde de gierigheid by de Romeinen in zwang hadt gebragt, namen hunne stedehouders andere grondregelen aan. Zy namen generhande gematigdheid in agt in hunne knevelaryen. De tempelen werden beroofd, de kostbare vaten en de standbeelden der bondgenoten verfraaiden Rome, en de huizen van deszelfs inwooners. 'Er is geen sterker bewys voor het bederf eener regeringe, dan wanneer de zorg voor afgelegen gewesten toebetrouwd wordt aan menschen, die hun goed doorgebragt hebben, en door ligtmissery berooid zyn. Na verkwisters geweest te zyn, worden zy gierig. De bittere herdenking van de onheilen, welken zy geleden hebben, doet hen des te beter de waarde der rykdommen merken. Het is niet het belang van het algemeen, 't welk hen doet besluiten, om het Vaderland te verlaten. Het gezag van eenen aanhang verschaft hun middelen, om hunne ongelukken weder goed te maken; zy komen in een overwonnen land, waar zy, ondersteund door het geweld, hunne bescherming te koop houden. Het zyn afgoden, tot welken men niet dan met kostbare offerhanden kan naderen. | |
[pagina 338]
| |
Het verdient onze opmerking, dat onder de historieschryvers, die van de ondeugden der Carthagers breed hebben opgegeven, geen een hen van weelde noch verwyfdheid beschuldigd heeft. Het is het eenige volk op den aardbodem, waarop de ongemeen grote rykdommen hunne gewoone verwoestingen niet veroorzaakt hebben. De Romeinen, door den overvloed bedorven, verloren welhaast hunne deugden, en van een volk van helden werden zy eene Natie van slaven. Nooit lieten de Carthagers zo vele deugden blyken als in de laatste ogenblikken, welken hunnen ondergang voorafgingen. De vrouwen, naaryverig op hunnen moed en hunne standvastigheid, wilden liever onder de verbryzelingen van haar Vaderland begraven worden, dan hetzelve overleven. Hare standvastigheid in het verdedigen van hare muuren overtreft al wat de grootste Romeininnen ooit het heldhaftigste gedaan hebben. De helft van Carthago was de vlammen reeds ten prooi geweest; de Romeinen, meester van de sterkten, die deze stad verdedigden, hadden de Veldheeren genoodzaakt, harde en shcandelyke voorwaarden aantenemen. Op het gezigt der tempelen, die verbrand, en der muuren, die neergeworpen waren, wilde de vrouw van Asdrubal het leven niet verschuldigd zyn aan de hoogmoedige genade van eenen trotsen overwinnaar. Na haren man zyne lafhartigheid te hebben verweten, verklaarde zy, dat zy besloten hadt vry te sterven, en het ongelukkig lot van haar Vaderland niet te overleven. Terstond doorstak zy hare kinderen en wierp ze in de vlammen, en zig op hen stortende stierf zy met de vertroosting, van vry te zyn gestorven. Montesquieu merkt aan, dat, ‘Wanneer Carthago | |
[pagina 339]
| |
met zynen overvloed den oorlog voerde tegens de Romeinsche armoede, het nadeel daarby hadt. Het goud en zilver worden uitgeput, maar de deugd, de standvastigheid en de armoede worden nooit uitgeput’, laten wy deze bedenkingen door gebeurtenissen staven. De Carthagers gebruikten in hunne oorlogen byna gene andere dan vreemde troepen; een of twee nederlagen ter zee stuitten hunnen koophandel, en maakten de bron van 's lands inkomsten droog; hunne steden waren niet bevestigd. Daar hun land van alle kanten bloot lag, zo bragt het verlies van eenen enkelen veldslag in Africa hen in de noodzakelykheid, om zulke voorwaarden aantenemen, als de overwinnaar goedvondt hun opteleggen. In den eersten Punischen oorlog leide Regulus, na twee veldslagen te hebben gewonnen, het beleg om Carthago, welks wapenloze en kwalyk geoeffende inwooners, zonder vertrouwen en zonder moed moesten wezen. De Romeinen in tegendeel, na vier veldslagen te hebben verloren, zagen Hannibal voor hunne poorten, zonder naar eenig vergelyk te willen luisteren. Daar de regeringsvorm in zaken van den oorlog verschillend was, moest dezelve ook verschillende uitwerkselen voortbrengen. De Romeinsche legers bestonden enkel uit trotse burgers, daarop hoogmoedig, dat ze Romeinen waren. De veragting, welke zy voor de buitenlanders hadden, voorkwam dat ze wegliepen. De legers der Carthagers bestonden uit al wat andere Natien het slegtst onder zig hadden. Elk soldaat was minder aan zyn vaandel verbonden. De overloping moest dus ook menigvuldiger zyn. Ook zag men in den tweden Punischen oorlog, gehele benden Numidiers tot de Romeinen | |
[pagina 340]
| |
overgaan, die lugt begonnen te scheppen, wanneer zy niet meer met die ruitery te vegten hadden, waaraan Hannibal zyne overwinningen verschuldigd was. Montesquieu schryft de behoudenis van Rome, na den veldslag van Cannae, aan de kragt van zyne inrigtinge toe. En hy schynt deze kragt te stellen in de wysheid van den Raad. Maar een oppervlakkig onderzoek van het gedrag van dezen zelfden Raad, gedurende den ganschen loop van den tweden Punischen oorlog zal doen zien, dat het behoud der Republiek aan een geheel ander beginzel moet toegeschreven worden, en dat de diepzinnige Montesquieu in dezen met overylinge de gevoelens der Grieksche en Romeinsche historieschryvers heeft overgenomen. Laten wy onze gedagten vestigen op het gedrag van dezen zo hoog geroemden Raad. Laten wy zien, wat hy deedt sedert den eersten aanval op Saguntum tot op den bloedigen veldslag van Cannae; wy zullen niets vinden dan eene aaneenschakeling van misslagen, welke de zwakheid ontdekt, en de onvoorzigtigheid van eene onstuimige vergaderinge, in 't onzekere omtrent het gene haar te doen staat, en blind in het verkiezen van de middelen en Veldheeren. De Romeinen hadden zekere narigten, dat Hannibal den oorlog tot in het hart van hun ryk wilde overbrengen. Het was geen geheim in Spanje, waar alle zyn toebereidzelen en alle zyne bewegingen zyne oogmerken ontdekten. De Romeinen schenen daarvan onderrigt te zyn geweest, dewyl zy afgezanten naar Spanje en naar Carthago zonden, van waar zy met een weinig voldoend antwoord terug kwamen. Wanneer Saguntum belegerd werdt, zetten zy zig toen in staat, om hunne | |
[pagina 341]
| |
hoogmoedige bedreigingen ter uitvoer te brengen? Zonden zy eenen eenigen man tot hulp aan deze edelmoedige bondgenoten? Zy brengen negen maanden te zoek in schandelyke twistgedingen en vrugteloze gezantschappen. Zy verlaten deze moedige en getrouwe bondgenoten, en door deze verwaarlozing offeren zy ter zelfder tyd hun belang en hunnen roem op. Zy ondervonden het welhaast, wanneer zy, na den ondergang van Saguntum, de volkeren van Spanje tot een bondgenootschap verzogten. Hunne afgezanten vervoegden zig tot de Volseiers, waarvan zy dit antwoord, of liever dit honend verwyt, ontfingen: Schaamt gy u niet te eischen, dat wy uwe vriendschap den voorrang zouden geven boven die der Carthagers, gy, die uwe bondgenoten met meer wreedheid behandelt dan Hannibal hunnen vyand. Gaat bondgenoten zoeken onder volkeren, die onkundig zyn van het lot van Saguntum. De aschhopen dezer ongelukkige stad zyn lessen van het betrouwen, dat men op de vriendschap en de beloften der Romeinen moet stellen. Indien de Raad, op de eerste tyding van het beleg van Saguntum, een magtig leger naar Spanje hadt doen overgaan, zou Hannibal genoodzaakt geweest zyn, het beleg optebreken. De oorlog, welke Italie verwoestte, zou Spanje alleen in brand gezet hebben, waar de volkeren, het juk der Carthagers moede, om eenen verlosser zugtten. Liet de Romeinsche Raad, na den ondergang van Saguntum, meer wysheid blyken? Hield hy zig aan een gepaster en wakkerder gedrag? Hy besteedt eenen tyd tot onderhandelingen, welken hy tot vegten hadt moeten gebruiken. Hy zondt een gezantschap naar Carthago, | |
[pagina 342]
| |
dat even weinig te pas kwam als het eerste. En deze langwyligheid verschafte zynen vyand de middelen, om den goeden uitslag van zyne onderneminge zeker te maken. Wanneer Hannibal in optogt naar Italie is, zendt de Raad, in plaatse van den doortogt over de Alpen te sluiten, den Burgermeester Scipio met een leger af, om hem den overtogt over de Rhone te betwisten. Zulke langwylige maatregelen waren niet in staat, om zulk eenen onvermoeilyken en waakzamen Veldheer optehouden. Hannibal was aan den voet der Alpen, wanneer zyn vyand hem op de oevers van de Rhone zogt. Scipio genoodzaakt, om weder te scheep te gaan, wil hem by zyne afkomst van de Alpen afwagten, maar in weerwil van den spoed, dien hy maakte, krygt hy narigt, dat hy reeds op de oevers van den Po is. Hy volgt hem, hy agterhaalt hem, hy levert hem slag, en wordt overwonnen. De Raad, ontrust, door in het hart van Italie eenen vyand te zien, welken hy hadt moeten beletten om 'er in te komen, ontboodt uit Sicilie den anderen Burgermeester, een laatdunkend en verwaand mensch. Men kan zeggen, dat, indien de Romeinen blind waren in 't verkiezen van de middelen, om hunne onheilen te voorkomen, zy nog onvoorzigtiger waren in de keuze hunner Veldheeren. Sempronius, die zigzelven te hoog agtte, dan dat hy zou gedagt hebben, raad en eenen amtgenoot nodig te hebben, wordt aan het hoofd van het leger gesteld, en valt in de lagen, die men hem gelegd hadt. De Raad, ontrust over deze twede nederlage, benoemde eenen nieuwen Burgermeester, nog vermeteler en verwaander dan Sempronius, en die hadt hetzelfde noodlot. Te onvoorzigtig, dan dat hy het | |
[pagina 343]
| |
gevaar zou vermyden, daar hy zonder middel was om 'er zig uit te redden, stortte hy zig als een blinde in de diepte, die door zynen vyand gegraven was. Hy verloor 'er het leven, en Rome een leger. De menschen tonen wat ze zyn, in de verkiezinge hunner gunstelingen; de Raad moet in eene gedurige dronkenschap zyn geweest, daar hy Sempronius eenen opvolger gaf nog laatdunkender dan hy. Door drie nederlagen onderrigt hadt hy geen ander hulpmiddel meer, dan het benoemen van eenen Dictator. De verkiezing viel op Fabius, die de eenige Romein was, welke het geluk van Hannibal in evenwigt wist te brengen. Maar de geest van ongeregeldheid, welke by de openbare raadsvergaderingen de voorzitting scheen te hebben, deedt Fabius eenen Veldheer over de ruitery byvoegen, die alle de zwakheden en gebreken van Sempronius en zynen opvolger in zig vereenigde. De nieuwe Dictator nam grondregelen aan, strydig met het gedrag zyner voorgangeren. Hy begreep, dat het onvoorzigtigheid was, nieuw geworven krygsvolk bloot testellen tegens zegepralende en aan den oorlog gewende troepen, welker moed nog meer opgewakkerd werdt door dat vertrouwen, welk de gewoonte van gelukkig te zyn inboezemt. Het gevoelen, 't welk hy van de bekwaamheden van Hannibal hadt, maakte hem bezorgd voor den uitslag van een nieuw gevegt. Hy oordeelde, dat, door den oorlog op de lange bank te trekken, hy 'er meer vrugt van zou hebben, dan van eene zege. Het was zyn Vaderland te behouden, door het de begeerte te ontnemen, om te vegten. Het leger van Hannibal bestondt uit gelukzoekers, die door generhanden band, dan de hoop op roof, aan hem verbonden waren. Het was | |
[pagina 344]
| |
hen kleinmoedig te maken, door zig enkel te bepalen, om hunne stroperyen te stuiten, welke zy niet verder dan op hunne bondgenoten konden oeffenen, die welhaast hunne vyanden zouden zyn geworden. Hannibal was te bekwaam, dan dat hy niet zou ontdekken, dat deze verstandige traagheid welhaast zyn leger te gronde zou brengen. Hy stelde alle soorten van kunstgrepen te werk, om hem in een gevegt intewikkelen; maar de Dictator, overtuigd, dat het reeds eene overwinning was, indien hy slegts geen slag leverde, wist alle de verleidingen van zynen vyand tegentestaan, en ook het gemor der Romeinen, welken het speet, dat zy slegts verdedigenderwyze konden oorlogen. Minutius, Veldheer over de ruitery, was de strenge berisper van deze verstandige traagheid. Eenige geringe gelukslagen, gedurende de afwezigheid van Fabius op den vyand behaald, bragten het gedrag van den Dictator in kleinagting. De Raad, door deze terugkering van voorspoed verblind, oordeelde, zig zelven schande aantedoen, indien hy zyn leger langer werkeloos liet blyven. Minutius werdt tot denzelfden trap van magt verheven als Fabius: Rome zag voor de eerste maal twee Dictators, met hetzelfde gezag bekleed. Fabius, standvastig by zyn eerste besluit, en door zynen amtgenoot uitgekreten, verdeelde het leger, en gaf 'er de helft van aan Minutius. Dees nieuwe veldheer nam gretiglyk de gelegenheid waar, welke Hannibal hem aanboodt. Hy viel in de hinderlage, en zyne nederlaag zou volmaakt zyn geweest, ware Fabius niet tot zyne hulp bygevlogen, hem reddende uit het gevaar, waarin hy het leven, of ten minsten de vryheid hadt moeten verliezen. Minutius was edelmoedig genoeg, om erkente- | |
[pagina 345]
| |
nis van zynen misslag te doen, en overtuigd van zyne onbekwaamheid, schaamde hy zig, het bevelhebberschap met Fabius te deelen. Hy hadt de edelmoedigheid, om zyne eerste plaats weder intenemen, en behieldt voor zig niet dan den roem van gehoorzaam te zyn. Dit voorval gaf den Raad geen meerder ligt omtrent de wysheid van Fabius. Ten einde van het jaar werdt hy van zyne waardigheid ontzet, en hy nam de wyk naar Rome, waar hy ongeagt en zonder bedieninge leefde. De nieuwe Burgermeesters, leerzaam voor de raadgevinge van Fabius, vermydden gelyk hy het gevaar van zig in een gevegt intelaten. Hun gedrag werdt in den Raad uitgekreten, en het volgende jaar benoemde men andere Burgermeesters, die, daar zy de grondregelen van Fabius verlieten, Rome op den oever van zynen ondergang bragten. De Romeinen, in 't vaste voornemen, om een einde te maken van zulk eenen verderflyken oorlog, wierven het magtigste leger, welk zy ooit op de been gebragt hadden. Het was de laatste poging, en de laatste hoop der stervende Republiek. Alle de bevelhebbers, die door hunne geboorte en hunne diensten naam hadden, werden gebruikt. Fabius, in kleinagtinge geraakt, bleef alleen zonder bedieninge. De eene van de Burgermeesters was Paulus Emilius, een burger, die in agtinge stondt uit hoofde van zyne bekwaamheden tot den oorlog, en van de onschuld zyner zeden; de andere was Terentius Varro, die zig van de laagste afkomst zonder verdienste tot de eerste amten verheven hadt. Men stelde zonder schaamte aan het hoofd van een leger eenen dolzinningen, geschikt om over eene bende struikrovers het gebied te voeren, en die, op zyn best genomen, enkel | |
[pagina 346]
| |
de bekwaamheid hadt, welke aan het hoofd van een oproerig gepeupel past; deze mensch, die nooit een leger hadt gezien, noch zig ooit by een gevegt hadt bevonden, werdt de berisper van de Veldheeren, die hem voorafgegaan waren; en vol van vertrouwen op zyne bekwaamheid, was hy er driftig op gezet, om den last te volvoeren, welken de Raad hadt gegeven, om zonder uitstel slag te leveren. Te vergeefs vertoonde Paulus Emilius den Raad het gevaar, van zig in een gevegt intelaten. De party van Varro behieldt de overhand, en de bevelen, om slag te leveren, werden vernieuwd. De verdeeling van het gezag tusschen de beide Burgermeesters, die elk op hunnen dag het bevel hadden, verydelde de maatregelen van Paulus Emilius. Varro zig een dag ten nutte makende, waarop hy het bevel hadt, rukte zo digt op den vyand aan, dat het onmogelyk ware, het gevegt te vermyden. Deze onvoorzigtige daad gaf gelegenheid tot den vermaarden veldslag van Cannae, waar Hannibal hen de bloedigste nederlaag deedt ondervinden, waarvan de Romeinsche geschiedenis ooit gewag gemaakt heeft. De inrigting der Carthagers omtrent zaken van oorlog was daarin gebrekkelyk, dat 'er te vele buitenlanders in hunne legers aangenomen werden. Een ander heerschend gebrek hadt in de krygsregeringe der Romeinen plaats. Het was die gelykheid van magt, welke de beide Burgermeesters in hetzelfde leger hadden, en de korte duurzaamheid van hun bevelhebberschap, welk zig niet boven een jaar kon uitstrekken. Alle de veldslagen, welken de Romeinen tegens Hannibal verloren, zyn hunnen kwaden uitslag aan de eerste van deze twee oorzaken verschuldigd. De nederlaag van Trebia, en het bloed- | |
[pagina 347]
| |
bad van Thrazymenus werden veroorzaakt door de nydigheid van eenen Burgermeester, die bedugt was, den roem van te overwinnen met zynen amtgenoot te moeten deelen. Het verschil van karakters en gevoelens der twee Burgermeesteren was de voorname oorzaak van den bloedigen veldslag van Cannae. De korte duurzaamheid van het bevelhebberschap by de Romeinen was daarenboven een grote hinderpaal aan eenen goeden uitslag. Aan dit misbruik moet men de duurzaamheid van den tweden Punischen oorlog toeschryven. Indien dezelfde Burgermeester by het bevelhebberschap was gebleven, zou 'er meer geregeldheid en gestadigheid in de ontwerpen geweest zyn. Hannibal, in Italie gerukt, aan het hoofd van twintig duizend man voetvolk en zesduizend paarden, zou moeite gehad hebben, om het 'er gedurende zestien jaren tegens de gantsche krygsmagt der Romeinen uittehouden. Dees grote man, door zyn vernuft alleen geholpen, ontfing generhande hulp van Carthago, waar twee partyen zig tegens zyne vorderingen kantten, door verschillende beweegredenen, de eene door afgunst, en de andere door het betrouwen, welk zy op de verhevenheid zyner bekwaamheden stelden. Al wie te Rome het Burgermeesterschap hadt verkregen, was terstond in het bezit gesteld van het bevelhebberschap, en zo haast het jaar eindigde, was hy verpligt hetzelve afteleggen, eer hy, om zo te spreken, zynen vyand hadt kunnen kennen, zyn karakter onderzoeken, en gelegenheid vinden, om met voordeel slag te leveren. Dus maakte, by het openen van elken veldtogt, de Burgermeester, die het bevelhebberschap op zig nam, zyne leerjaren van Veldheer. Daaruit ontstondt | |
[pagina 348]
| |
nog een ander kwaad. De begeerte, om zig door eenige uitstekende verrigting beroemd te maken, eer men het bevelhebberschap afleide, stortte den Veldheer in 't gevaar van eenen veldslag te verliezen; men stelde het Vaderland bloot, in de hoop, van 'er met roem terugtekeren. Dit gebrek hadt zynen oorsprong in de vreze, zo natuurlyk aan Republieksche volkeren, die, altyd ongerust en wantrouwend, bedugt zyn, dat eene te aanzienlyke magt, langen tyd aan eenen eenigen persoon toebetrouwd, in dwingelandy zal ontaarden, dewyl de gewoonte van het bevel te voeren, de gehoorzaamheid moejelyker maakt. Het amt van Dictator werdt te Rome ingevoerd om de misbruiken der Burgermeesterlyke magt te voorkomen. De ondervinding toont, dat het middel gevaarlyker was dan de kwaal, welke men wilde genezen. In het deugdzame Rome bragt het Dictatorschap grote voordeelen voort, in het verbasterd Rome baande het den weg tot de dwingelandy en verdrukking. Te Carthago was het bestuur van oorlogszaken verschillend. De magt der Veldheeren over het leger was onbepaald, en zo lang hun gedrag niets opleverde, dat berisping verdiende, bleven zy in hunne bedieninge tot aan het einde van den oorlog, tot welken zy zig verbonden hadden. Men maakte 'er geen gebruik van het gevaarlyke hulpmiddel, om toevlugt tot eenen Dictator te nemen. De vergadering der honderd en vier, die den krygsraad uitmaakten, was een gedurig opziener, die de misslagen der Veldheeren openleide, en hunne staatzugt belette. Wanneer men zig in de keuze bedrogen vondt, was de dwaling van geen langen duur, terwyl men te | |
[pagina 349]
| |
Rome het einde van het jaar moest afwagten, om dezelve te verbeteren. Onder de Carthagers was eene bende troepen, die uit de voornaamste burgers bestondt; men noemde dezelve de geheiligde Bende. Het was de school, waar de jonge adel zig in den wapenhandel oeffende, hat was de kweekschool, waaruit men alle de Veldheeren trok. Carthago, ongerust en wantrouwend, betrouwde het bevelhebberschap alleen toe aan Veldoversten, die in zynen schoot geboren waren. Het was deze inrigting welke belette, dat de weelde en de verwyfdheid ingang te Carthago vonden. De jeugd, onder eene straffe en arbeidzame tugt opgevoed, verkreeg eene hebbelykheid, om zonder moeite den moejelyksten arbeid te dragen. Te Rome was alles een krygsschool, men gewende de jeugd, om den soldaten tred te gaan Ga naar voetnoot(a), beladen met eenen last van zestig ponden; na dat ze met zweet en stof overdekt waren, wierpen ze zig in den Tiber, om zig aftewasschen. De oorlog brak deze oeffeningen niet af, men deedt te velde, al wat men te Rome in tyd van vrede deedt. Hunne spelen, hunne dansen waren lessen van oorlog. De Romeinen, altyd in oorlog met strydbare volkeren, namen derzelver wapenen en handelingen over, wanneer zy begrepen, dat zy volmaakter dan hunne eigene waren. Zy werden in de kunst van den oorlog niet volmaakt, dan door Pyrrhus te leren kennen, die hen zyne lessen | |
[pagina 350]
| |
zeer duur liet betalen. De Carthagers oeffenden zig niet in deze kunst dan tegens de Afrikanen, een wild en ongeoeffend volk, of tegens de Spanjaarden, die meer moed dan bekwaamheid hadden. Zo dat, in weerwil van hunne talryke vloten, de Carthagers Sicilie nooit hebben kunnen te onderbrengen, dat door Grieksche Volkplantingen bewoond was, die de wapenen en de krygstugt van hun vorig Vaderland behouden hadden. |
|