Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis
Afbeelding van Middelnederlandsche spraakkunst. SyntaxisToon afbeelding van titelpagina van Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.58 MB)

Scans (18.44 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis

(1889)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Inleiding

§ 1.

Onder het Middelnederlandsch verstaat men een groep dialecten (geen taaleenheid), die gedurende drie eeuwen (± 1250-± 1550) gesproken en geschreven zijn in Vlaanderen, Brabant, Limburg, Zeeland, Holland en wellicht ook in het Sticht. De taal in het Noord-Oosten van ons land, het Nedersaksisch, had door de bewoners, de Friezen en de Saksers, meer overeenkomst met die der aangrenzende Nederduitsche landen, met het Middelnederduitsch. Ook op kerkelijk gebied behoorde een groot gedeelte tot het bisdom Keulen, Munster en Osnabrück. Van de taal, die gesproken werd in Zuidwest-Nederland, wijkt deze in vele opzichten door allerlei klankverschijnselen en door verschillenden woordvoorraad af, en ofschoon het niet mogelijk is een scherpe grenslijn te trekken, is toch het onderscheid tusschen die twee taalgebieden vrij groot. De Zuidelijke groep stond bovendien onder voortdurenden invloed van het Romaansch, terwijl de Noordoostelijke nauwer verbonden was met de Westphaalsche en Nederrijnsche streken en daardoor langer zuiver Germaansch is gebleven.

 

Opm. Zie J.W. Muller, Over Nederlandsch Volksbesef en Taalbesef, bl. 4 vlgg.; N. Taalgids, IV, 299 en XV, 161 vlgg.

§ 2.

Het spreekt vanzelf, dat de taal van drie eeuwen zich niet gelijk is gebleven en binnen dat tijdsbestek in vele opzichten is veranderd en gewijzigd. Het afvallen der buigingsuitgangen, waardoor verschillende naamvallen samenvielen, het vervangen der casus door voorzetselbepalingen, het niet nauwkeurig meer onderscheiden der mutatieve en der niet-mutatieve beteekenis der werkwoorden, het verlies van het onpersoonlijk of het reflexief gebruik der ww., verandering in het gebruik van 't pers. vnw. van den tweeden persoon, enz. veroorzaakten langzamerhand velerlei wijziging in constructies en zinswendingen, waarmede men bij de beschrijving der syntaxis in de verschillende tijdperken rekening moet houden.

[pagina 2]
[p. 2]

§ 3.

Een tweede moeilijkheid, die zich voordoet bij de rangschikking der synt. verschijnselen, is het plaatselijke verschil, dat uit den aard der zaak moet bestaan in verschillende dialecten. De taal van den Limburger Heinric v. Veldeke, den Vlaming Jacob v. Maerlant, den Brabander Jan Boendale en den Zuidhollander Willem v. Hildegaersberch is niet dezelfde; ook is zij niet homogeen. Men moet verdacht zijn op invloed van naburige dialecten. Maerlant erkent zelf, dat men ‘om de rime’ aan andere dialecten meermalen iets moet ontleenen (Franc, vs. 131). Zijn verblijf in Zuid-Holland is niet zonder invloed op zijn eigen idioom gebleven. De schrijvers uit de school van Maerlant zullen ongetwijfeld, ook al waren er Brabanders onder (b.v. Boendale), den invloed van Maerlant's taal ondergaan hebben. De geschriften van Brabantsche mystici, van Ruusbroec en zijn kring, oefenen invloed op die der Windesheimers.

Bovendien heeft de schrijver eener Mnl syntaxis zijn aandacht te schenken aan de verschijnselen in velerlei gesproken en geschreven taal: omslachtigheid, herhaling, contaminatie, anakolouth, later aangebrachte correctie, overwegend nevenschikkend zinsverband, deze kenmerken der gesproken taal zullen wij ook aantreffen bij ongeletterde schrijvers, die zich laten gaan en zich bedienen van de natuurlijke, ongedwongen taal van het dagelijksch leven. Het proza van den kok Jan v. Leeuwen herinnert hieraan en is daardoor sterk onderscheiden van het meer gestyleerde van Jan v. Ruusbroec. De ongedwongen naïeve verhalen, als vele Marialegenden en exempelen, vormen een groot contrast met woordelijk uit het Latijn vertaalde teksten. Het proza vertoont dus evenzeer verscheidenheid als de poëzie, de door rijm en maat gebonden taal der dichters, conventioneeler en meer archaïstisch getint dan die der prozaschrijvers.

 

Opm. Zie C.G.N. de Vooys in N. Taalgids XV, 227 vlgg.; Tijdschrift XXII, 142; XXXIV, 124; Marialegenden II, LXXXV; J. te Winkel, Maerlant's werken beschouwd als spiegel van de dertiende eeuw2, bl. 443 vlgg.; J. Schrijnen, Ndl. Volkskunde, II, 43 vlgg.

§ 4.

Ten slotte dient hier gewezen op den invloed, dien het Mnl. heeft ondergaan van vreemde talen, in de eerste plaats van het Latijn en het Fransch, een invloed, die zich ook in de syntaxis weerspiegelt. Die van het Latijn is te bespeuren in kerkelijke zoowel als in wereldlijke geschriften. In bijbelteksten, kerkgezangen

[pagina 3]
[p. 3]

(strophische gedichten), in geschriften der wetenschap (Maerlant's didaktiek), in de mystiek van Ruusbroec, is hij onmiskenbaar. In de wereldlijke litteratuur nemen wij hem waar in de rijmkronieken, in den kanselarijstijl (oorkonden, rechtsbronnen), in de taal der legisten (o.a. 't Scaecspel en dat Kaetspel ghemoralizeert). Den invloed van het Fransch, de omgangstaal der hoofsche kringen in Vlaanderen en Brabant, kan men in de litteratuur verwachten in uit het Ofr. vertaalde of nagevolgde geschriften, in de ridderromans, den Reinaert, de boerden en sproken, in die Rose e. d.; in later tijd ontstaat een conventioneele dichtertaal bij de rederijkers. De nog weinig gevormde taal, d. w. z. de omgangstaal, die hoogere behoeften moet gaan vervullen, zal vaak eenigszins slaafs in zinsbouw een hooger staande cultuurtaal nabootsen, waardoor wij vreemde constructies en zinswendingen in de schrijftaal kregen, waarvan enkele zich later hebben gehandhaafd en het burgerrecht hebben verworven. Een zelfstandige, aan het Oudfransch parallelle, ontwikkeling van sommige synt. verschijnselen blijft evenwel mogelijk.

De invloed van het Hoogduitsch is gering en is niet doorgedrongen in de levende taal. In de litteratuur der 14e en 15e eeuw heeft de Mhd. hoofsche litteratuur haar voorbijgaanden invloed doen gelden op enkele, meest Hollandsche, schrijvers. De Brabantsche mystieken Hadewijch en Ruusbroec ondervonden inwerking van de taal der Hoogduitsche mystici; de Limburgsche Sermoenen en de St. Brandaen zijn uit het Hoogduitsch vertaald; in de 15e eeuw wordt een enkel wereldlijk lied uit het Hoogduitsch nagevolgd of vertaald. Deze invloed was echter van korten duur en heeft zoo goed als geen sporen nagelaten in de geschreven taal.

Aan al deze factoren heeft men bij de beschrijving der Mnl. syntaxis van de verschillende gewestelijke of individueele talen, die samen het Mnl. vormen, zijn aandacht te schenken. In menig paragraaf is dan ook op invloed van of overeenkomst met een der genoemde talen gewezen, is opmerkzaam gemaakt op het tijdperk, waarin het verschijnsel zich vertoont of verdwijnt, en op het dialect, waarin het wordt waargetroffen.

 

Opm. Over den invloed van het Latijn op 't geestelijk lied zie J.A.N. Knuttel, Het Geestelijk Lied, bl. 471; over dien van het Fransch zie J.J. Salverda de Grave, De Franse Woorden in het Nederlands, bl. 323 vlgg. en l' Influence de la langue française en Hollande d'après les mots empruntés,

[pagina 4]
[p. 4]

p. 113-118, waar invloed op de syntaxis wordt ontkend; J.W. Muller in N. Taalgids, XIV, blz. 1 vlgg. en 65 vlgg.: Over ware en schijnbare Gallicismen in het Middelnederlandsch; J. te Winkel, Geschiedenis der Ned. Taal, bl. 212 vlgg. Voor den invloed van het Hoogduitsch zie J. te Winkel in Noord en Zuid XII, 116 vlgg. en Tijdschrift V, bl. 310-330; voor dien op de mystieken zie C.G.N. de Vooys in Tijdschrift XXXIV, 273 en Ndl. Archief v. Kerkgeschiedenis III, bl. 56 vlgg.; A.C. Bouman in Tijdschrift XLII, 86; voor dien op 't wereldlijk lied J. Verdam in Tijdschrift IX, bl. 272 vlgg.; J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Ndl. Letterkunde V, 29-30.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken