Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis
Afbeelding van Middelnederlandsche spraakkunst. SyntaxisToon afbeelding van titelpagina van Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.58 MB)

Scans (18.44 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis

(1889)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Subject en object

§ 5.

In het Mnl. wordt het onderwerp niet uitgedrukt

a)in den 2den pers. van den imperatief. || Nu hoort, hoe ic hier beginne. Comt, edel vrouwe, uut desen prisoen. Martijn, nu hore ende verstant.
b)in den 1sten en 3den pers.imper. en conj., wanneer deze als adhortativus gebruikt wordt. || Si hebben propheten ende Moisese: doen dat si hem heten. Ende of hijs macht hevet, doe wrake. Oft hi stervet, sterve dan, ons lieden en gaet niet an. Sine willen niet sterven martelaer, leefden doch alse confessoren (als ze dan tenminste maar leefden als vrome christenen). Vint hi besculdicht sinen moet, betert selve, so is hi vroet. En ware dat si saghen dat dat wi te sere waren verladen, soo quamen ons dan te staden (dan moesten zij ons te hulp snellen). Wildenne eenech heere maken bailliu of schepenne of ontfanghere jeghen sine wille, quame te schepenen (dan moest hij naar de schepenen gaan). Ga hoe dat ga. Ghenese of ic mach ghenesen. Vaer alst vaer. Ook met uitgedrukt subject: Ochte iemen ware die vechten woude, hi quame dare. Die ore heeft te hoorne, hi hore. Leeft die jonghelinc, hi sta op dan. Zie Alex. bl. 439; Tijdschr. VIII, 173; Stroph. Ged. 246; N. Doct. bl. 305; Mnl. Wdb. III, 420; Ferg. bl. 67 en Gloss. 278.
c)in den uitroep helpe! (= so helpe mi God). || Helpe (mijn hemel!) wat lettren sijn dit! Helpe, wie sach dit wonder nie! (vgl. eng. save us! ndl. Beware me! Verdomme!)
d)in spreekwoordelijke uitdrukkingen. || Niet en soet niet en suurt. Bi den outaer wandelt bi den outaer leeft. Meest grabt meest heeft. Met wolven woont met wolven huult. Qualec sayt qualec mayt; qualec gadert qualec sprayt. Meest heeft meest sculdech is.

Opm. Vgl. thans nog in Zuidndl. dial.: Langst eet langst leeft. Niet en weet niet en deert.

e)bij de werkwoorden noemen, segghen, spreken, tellen, tale maken, visieren, vooral na ende. || tSwaert was van sneden goet
[pagina 6]
[p. 6]
ende segge u dat inwart woet. Die avonture swiget numere van hem ende wille spreken van Bohorde. Wat int vergier was op ende tale ende wilt u bi geliken genomen. Hier blivet der evangelie scrifture ende telle u een aventure. Wat holpe dat jou lange tale maecte. Zie Tijdschr. X, 203.

Opm. I. In zinnen als: en liege u niet; en wan met waerheit noit een spaen; die broeder sprac: en gheer el niet, enz. kan en worden opgevat als wisselvorm van in = ic en, zoodat hier het subject niet behoeft te ontbreken.
Opm. II. Eveneens is de weglating van het subj. schijnbaar in: waerom verheffes di teghen mi? waerom versmades mi? waerom en droeges dijn ogen niet? datgeen dattu segges, broder, dat segges wt goeder minnen. Deze bij uitzondering in later tijd voorkomende vraagvormen kunnen ontstaan zijn uit verheffeste (= verheffestu), verheffest, verheffes. Vgl. Tijdschr. X, 205; Paul, Mhd. Gr. § 88 en § 196.
f)bij onpersoonlijke werkwoorden en uitdrukkingen. || Mi lanct na di; hem gruwet altoos daer voren; hem gedachte sire vrouwen; mine roect des niet; soe hi meer drinct, soe hem meer dorst; dus was daer menegen vele wee; mi es nieuwe; mi es te moede; mi wort bet (ik word beter) en vaert mi niet (ik ben niet bang). Het onbep. voornw. het kan als subject aan het wkw. worden toegevoegd: het naect ten sceiden; het nauwet; alst hem misginc, plach hi te zweerne menighen eet.
g)wanneer in het voorafgaande het subject ligt opgesloten, of wanneer uit het verband genoegzaam blijkt wie of wat dat subject is. Vooral geschiedt die na ende; zie Mnl. Wdb. II, 640-641 en Dysmelie, bl. 97. || Ic weet wel, hine ware niet so cone, dat u hier name. So ic meer hebbe so meer beghare. Siet hier min trowe, dat ic van al dat begerende sijt, doen sal. Wi werden van ongenoegeder mate ende wilt seggen dat wi sijn vrate. Al hadde si in hare moghenthede die werelt ende oec also scone ware alse selve Venus. Het samenvattend subject is niet uitgedrukt in || Ic waende de coninc hadde ghesijn mijn vader ende ghi mijn suster ende (wi) beide gheweest van enen bloede. Daer was een twent niet gelet deen na den andren, maer (si) vloen henen, wat si mochten. Albayn quam upten coninc Cunimont ende (si) droegen over een. Hi sat neven des heren side ende (si) spraken onderlinghe vele.
Zie Brand. bl. 19; Vondel's Taal § 201; Taalk. Bijdr. I, 130; Mnl. Wdb. III, 407; Grundr. I, 923; Paul, Gr. IV § 17; Kraus, bl. 88-98; Mätzner II, 30-33.
[pagina 7]
[p. 7]
Opm. I. Eene soortgelijke constructie zonder het pron. pers. of dem. komt herhaalde malen voor in Die Kuere v. Zeelandt en de keurboeken van Leiden, wanneer een hoofdzin met een voorw. bijzin in betrekking staat, zooals: Indien oeck datter eenege andere edelen comen willen, sullen ontfangen sijn. Worde yement bruekich ghevonden, verbuerde 3 p. Indien yement in gebreke ware, sullen dat iaer te rechte staen. Zie Tijdschr. X, 212-213.
Opm. II. Eene herinnering aan deze constructie bewaren wij nog in dank u; zegge; verblijve; verzoeke en enkele andere; benevens het bijw. misschien, mnl. mach (ge) scien (= macht (ge) scien, syn. van machlichte en machode, fr. peut-être; eng. may-be; vgl. ook beg pardon; pray; thank the Gods; hd. danke; bitte; weisz; verstehe; habe die Ehre; erlaube mir; wollen sehen; fr. connais pas; enz. Zie Taal en Letteren XIV, 6.
h)in den laatsten van twee door ende verbonden zinnen, wanneer het in een voorafgaand znw. of een vnw. in een verbogen casus als psychologisch subject ligt opgesloten.
|| Dit was Reinaerde ombequame ende verbalch hem. Den apostelen wonderde des ende weenden. Doe sloughene onse Here God ende es metten wormen verrot. Van sinre scoenheit es boven mate te sprekene ende es onseggelike. Doe faelgierden hem die scranken ende gaf enen groten val. Marius die brochtene te Rome ende was in eenen kaerker gedaen. Florise sprongen uten ogen die tranen ende liep. Ritsarde dede hi varen doen in Gascoengen ende besage hoet daer stoede ende lage. Dat dochte den keyser recht thant ende hiet. Dat Janne mesquam ende scaltene omme die mesdaet. Een here groot (Chaerea) dien dicke Gayus dede verdriet, ende (Chaerea) slooghene achter in den hals. Dies stonts Flandrise niet tonberne ende priset voer enigen scat. - Hem ontfermde vander keytive ende strect hem. Ende des daghes dat hi hem verbaerde, verloos menne ende voer sire vaerde. Bider vrese van Gode quam hem an grote wonderlichede ende ontboot dat sinen here. Een reghen diese lavede ende vercoelden. Eens droemde hem ende sach aen een velt tscoenste perc. Hem ontfarmes vele sere ende peinsde. In desen wert sijn oude rokelose leven ghebetert, dat hem sijn sonden werden vergheven, ende (hi) Godes ghenade verwerve ende vercrighe dat ewighe leven. Emmermeer moestic hu bet kinnen ende (du) moest oec wesen van den minen. Sider hadden sijt verloren ende quam den Ingelschen in hant. Darme milde peinst hoe hem es ende (hoe hi) bederft. Ook bij onderschikkend zinsverband. || Mer Reynert dien waren die sinnen also swaer, dat alle den nacht lach ende suchtede. Zie Mnl. Wdb. II, 641; Paul, Mhd. Gr. § 381; Gr. IV § 16.
[pagina 8]
[p. 8]
Opm. I. Staat het vnw. in beide door ende verbonden zinnen in den nominatief, dan wordt het gewoonlijk herhaald. || So dat hi in Syten quam ende hi scade groot daer nam. Soe dat hi roet wart van den slaghe ende hi swilde. Dat si wel dade ende si troude sinen vader. Zie Mnl. Wdb. II, 641.
Opm. II. Voorbeelden van het tegenwoordig taalgebruik komen evenwel ook voor. || Dus quamen hem vele lieden an ende hi berechte elken man.
i)wanneer het in een voorafgaand pron. poss. ligt opgesloten. || Des hadde sijn herte onghemac ende voer om scat te Persen waerd. Hoe quam dat nie in u gedacht ende maket minen vader vroet, dat Doe liepen die tranen over siin lier ende began wenen. Dochteren, mijn hart hevet u langhe gunstig gheweest, ende heb altoes wil gehad mijn dochteren bij u te brengen. Daer dine boesheit stal dat zwijn ende houdes in dijn gelede. Doe brocht hi mi dese scarpe, daer hi die brieve in dede, die bi mijnre consten ghedicht ende gescreven sijn ende (scil. daertoe ic) den raet ghegheven hebbe. Dat sal ure zielen in staden staen ende (gi) selt daer groten loen af ontfaen.

§ 6.

Eveneens wordt het subject niet uitgedrukt in een tweeledigen toegevenden zin, wanneer in het tweede lid hetzelfde wkw. wordt herhaald, vergezeld van de ontkenning; gewoonlijk is dat wkw. willen of doen. Ook kan in het eerste lid het voegwoord weder, ja zelfs het subject ontbreken. || Weder hi wilde of en wilde, hi moeste bughen achterwaerts. Weder hi wilt of en wilt hi moeste siin swert daer laten. Doe soe desen Demostenes emmer te valle bringen soude, weder woudi of en woude. Die Romeine senden ute Rome dare, wille Cateline of en wille, die hem dien woch vorleiden stille. Si moestent ghedoghen, doe wilden si of ne wilden. Dat was waer, woudi of en woude, want hi wart aldaer ghevaen. Weder hi dede of ne dede, noynt ne quaemt ter waerhede waer die edel prince bevoer. Dede of ne dede, inne bens niet vroet. Daden of ne daden, men teecht hem an. Dat het altoes wesen soude myne doot, woude of en woude. Ende Meruvinc die was gheset van den vader, woude of en woude, dat hi priester werden soude. Lyede oft niet en lyede. Zie § 221, 3; Taal en Ltb. V, 268 vlgg.; Mnl. Wdb. III, 420; V, 41; Buitenrust Hettema, Rein. aant. op vs. 3195.

§ 7.

Evenals men het niet uitgedrukte subject ontleende aan een voorafgaand znw. of voornw. kon men dit ook met het object doen. || Ic hebbe Gods ende siere Moeder gheloochent ende van miverdreven. Ic sal weder gaen Eggheric dat hooft af slaen ofte doot steken.

[pagina 9]
[p. 9]

Mitten heilighen te vechten ende te vanghen. Van crude, daer si hem mergeden mede ende corten haren tiit ende gerne aten. Deser vaert, die ic varen moete, deser en wert nemmermere boete, want ic (var. ict) verdient haen. Met Gode moet hi euwelike leven in sijn scone hemelrike ende allen, die horen lesen. Hi seide, dat hi daer bliven soude ende niet laten dor dat coude. So sal ic mi conforteren met desen vingerline, dat gi hadt so wart, ende bedi dat gi (= gi et) so minnet, ne sal ic (= ict) niet sien ic ne sal verbliden van dien. Die ghene, die om hare verdwijnt ende vore alle vrouwen mint. Ene hare droech hi naest sire huut; no nacht no dach en dadi uut. Des suldi u hierna scamen harde sere, als men (= ment) u verwiten sal. Omdat ic ere hem te voren hadde ghedaen ende uutvercoren. God sal ten hutersten sijns ontfaermen ende jeghen den viant bescermen.

§ 8.

Ook het object als meewerkend voorwerp kan worden ontleend aan een voorafgaand znw. of een voornaamwoord. || Oec hietene die keyser daer vaen ende sijn hovet aveslaen. Sinen sone heefti upgeheven ende sine gesonde also gegeven. God hevet den mensche verheven ende dat hovet upwaert gegeven. Si hebbene teere stont gevaen ende wijfs clederen anghedaen. Ghi sijt die gone die mi hebt verdreven ende ghedaen wel grote scande. Dien dedi vaen ende sine ogen uutsteken saen. Hi wart ondordijnt ende ontseit oec priesters name. Pylatus rudders hebbene ontfaen ende sine cleder afghedaen. Daer hi wel was ontfaen ende oec grote ere gedaen. Men doetse hanghen ende thooft afslaen. Merc wat Christus selve seide, doe die Jueden sine leden pijnden ende (= ende hem) daden passie zwaer. Zie Vondel's Taal § 206; Paul § 381 anm. 2; Tijdschrift, X, 217.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken