Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis
Afbeelding van Middelnederlandsche spraakkunst. SyntaxisToon afbeelding van titelpagina van Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.58 MB)

Scans (18.44 MB)

XML (1.28 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

proefschrift
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Middelnederlandsche spraakkunst. Syntaxis

(1889)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 253]
[p. 253]

ZaakregisterGa naar voetnoot1

Abstracte znw. in 't meerv. 203
Abstracte znw. vergezeld van 'tlidw. 95g; 96a
accusativus absolutus 201
accusativus cum inf. 202
accusativus van gewicht 199
accusativus van inhoud 195
accusativus van maat, tijd en plaats 198
accusativus van richting 197
accusativus van prijs 199
accusativus van wijze 200
accusativus van na interjectie 177 opm. I.
accusatiefvorm in den nominatief 158
adhortativus 288
adhortativus zonder uitgedrukt onderwerp 5b
adjectief (verbuiging van 't adjectief) 133 vlgg.
adjectief praedicatief verbogen 141
adjectief uitsluitend praedicatief gebruikt 143
adjectief (plaats van 't adjectief) 135
adjectief als znw. gebruikt 20
adjectief waarin een vergelijking ligt opgesloten 144
adjectief dat een absoluut begrip uitdrukt 144
adjectief samengesteld uit twee adj. die een kleur aanduiden 144
adjectief-participia 261
adverbium, zie bijwoord.  
afwisseling 1ste en 3de pers. 362 opm
afwisseling praes. hist. en imperf. 244
afwisseling perf. en imperf. 247 opm. II
afwisseling partic. praet. en inf. 273
anacoluthon 357
antecedent niet uitgedrukt 60
anticipatie 98; 167 opm. V; 268 opm. II; 283 opm. III.
aoristisch aspect 244opm.; 247; 257 opm. III; 284; 285
ἀπὸ ϰονυõυ 220
apocope van een uitgang der adjectieven 134 opm.
appositie, zie bijstelling.  
artikel, zie lidwoord.  
attractie van den tijdvorm 248
Bepaling van gesteldheid 12; 16
beperkende conjuncties 316
bevel 213
bijgedachte (werking der bijgedachte).  
bijgedachte zie Contaminatie.  
bijstelling 163; 209; 210
bijwoord als adjectief gebezigd 121 opm. II
Causale conjunctie 306
Causale conjunctie opgemaakt uit voorz. Omme 301 opm. III
verbinding zonder conjunctie 301 opm. II, III
collectief 57
collectief met een meerv. praed. 205
collectief duidt één pers. of zaak aan 203 opm. I.

[pagina 254]
[p. 254]

comparatief 146 vlgg.; 234
comparatief (dubbele comparatief) 148
comparatief zelfstandig gebruikt 150 opm. V.
comparatief voor positief 155
comparatief voor superlatief 155
concessieve conj. 313
conditionalis 283 II.
conditioneele conj. 314
conditioneele zin verbonden door  
conditioneele ende 304 opm. II.
conditioneele bijzin zonder voegw. 301 III.
conjunctie ontbreekt 301 vlgg.
conjunctie (dubbele conjunctie) 328
conjunctief 283 II; 287
conjunctief omschreven door sullen 339
conjunctief naast indicatief 343; 344 opm.
conjunctief in den relatieven zin 346
conjunctief in den relatieven zin na superlatief 347
conjunctief ter uitdrukking van 't futurum 340
consecutieve conjunctie 312
consecutieve zin ingeleid door die 63
consecutieve zin zonder voegw. 301 II.
contaminatie 32 opm.; 55 opm. II; 150 opm. II; 155; 195; 210; 234 opm. I en II; 274 opm. II; 357 opm. II.
coördinatie zonder voegw. 291
copula, zie koppelwerkwoord.  
correctie (latere correctie) 37; 135 opm. III; 137; 160 opm. I; 163; 351 opm.; 355.
Dativus bij een ww. 180
Dativus bij een adjectief 189
Dativus bij sijn 187 opm. II, IV.
Dativus na interjectie 177 opm. I.
Dativus commodi et incommodi 181
Dativus ethicus 188
Dativus possessivus 187
Dativus (adverbiale Dativus) 191
Dativus (reflex. Dativus) 185
Dativus voor acc. 100 opm. I.
deelwoord, zie participium.  
disjunctieve conjunctie 289
disjunctieve verbinding zonder conj. 301 opm. I.
Eigennaam 95b en c
Eigennaam + lidw 97
Eigennaam onverbogen 210
ellips 348
ellips van een znw. 211
ellips van een ww. 213; 215
ellips van een ww. van beweging (na so en also) 217
ellips van sijn 215; 216
ellips van hebben 215
ellips van hi seide, si seiden, seggende, verclarende 215
ellips van leden 217
ellips van ander 218
ellips van genoech 218
enclitische vorm van 't pronomen 41
epische formules 97l; 361
Finale conjunctie 307
Finale bijzin zonder conjunctie 301 II.
Fransch (invloed van het Fransch) 4
futurum 243
futurum omschreven door sullen, mogen, moeten, willen 243
futurum uitgedrukt door den conjuctief 340
Genitivus bij een ww. 167 vlgg.
Genitivus bij een adjectief 173
Genitivus van tijd 178
Genitivus causae 169, 177
Genitivus van maat 176
Genitivus relatie 174
Genitivus expletivus 170
Genitivus separativus 168
Genitivus van richting 167 VII
Genitivus possessivus 162
Genitivus subjectivus 159
Genitivus objectivus 159
Genitivus absolutus 179
Genitivus partitivus 160

[pagina 255]
[p. 255]

genitivus superlativus 160 opm. IV
genitivus bij nie 161 opm.
genitivus = nom. acc. 61, opm. I; 166 opm. II; 211 opm. III.
genitivus als gramm. subj. of obj. 165
genitivus als logisch subj. of obj. 161
genitivus van vr. verwantschapsnamen, titels en eigennamen 172
genitivus na interjecties 177
genitivus na comparatief 177 opm. III.
genitivus praedicatief genitivus 166
genitivus geplaatst tusschen lidw. en bep. woord 97n.
genitivus en omschreven constructie in één zin 171 opm. II.
gerundium 275 en opm. III.
Haplologie 97h opm.; 105 opm.; 220.
hendiadys 364
herhalingsconstructies 360
hypothetische conjuncties 306
hypothetische zinsverband niet door conj. uitgedrukt 302
Hoogduitsch (invloed van 't Hoogduitsch) 4
Imperfectum (= perf. of plusquamperf.) 249
Imperfectum en praesens van 't zelfde ww. verbonden 245
indicatief 333; 336; 340
indicatief en conjuctief in één zin verbonden 333
indicatief in den nazin der vergelijkende zinnen 348 opm. II.
indirecte vraag 344
inertie 35; 47; 275 en opm. I.
infinitief als znw. 275-276
infinitief + infinitief 274
infinitief voor part. praet. 273
infinitief met en zonder te naast elkander 279 opm. II
infinitief + pron. poss. 277
infinitief + sijn, werden of bliven 258; 259
infinitief met passieve beteekenis 277; 350 opm. I.
infinitief = imperatief 350 opm. II.
infinitief voorafgegaan door lidw. van onbepaaldheid 96c
ingressief begrip 265
interjectie als znw. 21
interjectie + genitief 177
interjectie + datief 177 opm. I.
intransitieve constructie met trans. beteekenis 238 opm.
inversie 35; 314; 325; 329 vlgg. 331
irrealis 251; 271
Koppelwerkwoord 15; 241
Latijn (invloed van 't Latijn) 4
lidwoord van bepaaldheid 95
lidwoord van bepaaldheid ontbreekt 97
lidwoord van onbepaaldheid 96
lidwoord voor pron. poss. 95f
lidwoord geplaatst tusschen adj. en znw. 135 opm. II; 142.
litotes 237
Maandnamen verbonden met 't lidw. 95d
meervoud verbonden met enkelv. 203 opm. II.
meervoudig praedicaat bij enkelv. subj. 205-207
Middelnederlandsch 1-4.
Nedersaksisch 1
negatie ontbreekt 221 opm. II.
negatie (onlogische negatie) 235
negatie (versterkte negatie) 232
negatie (opeenstapeling van negatie) 231
negatie na comparatief en superlatief 233-35
negatie na al 233 opm.
negatie in relatieve zinnen na superlatief in den hoofdzin 233
negatie (enkele negatie) bij de modale hulpwerkw. 221, 4
nevenschikkend zinsverband 289
nominativus absolutus 201 opm.
Object niet uitgedrukt 7-8

[pagina 256]
[p. 256]

objectzin 301
onderwerp, zie subject.  
onlogische constructie 160 opm. III; 162 opm. I; 171 opm. III; 173 opm. II; 192.
onpersoonlijke ww. 5f; 186; 240
onpersoonlijke ww. vervoegd met hebben of sijn 268 opm. I.
onpersoonlijke ww. + object. 196
onpersoonlijke en pers. constructie afgewisseld 238 opm.
ontkenning, zie negatie.  
oorzakelijk zinsverband 290. Zie Causaal.
oratio indirecta gaat over in oratio directa 362
overeenstemming 204 vlgg. 45 opm.
overeenstemming met gramm. geslacht bij 't pron. poss 79
overeenstemming (geen overeenstemming) in relatieven zin 75
overgang oratio indirecta in or. directa 362
overgang van de constructie v.d. afh. zin in die van den hoofdzin 357 opm. I.
Participium praesens. 256
Participium praesens indirect gebruikt 256
Participium praesens van trans. ww. met pass. bet. 256
Participium praesens praedicatief gebruikt 257
Participium als voorzetsel 131; 191 opm. II.
Participium praet. 261 vlgg.
Participium praet. (buiging Participium) 140 opm. I.
Participium praet. als adjectief 265 opm.
Participium praet. als praed. attribuut 272
Participium praet. als subject 274 opm. IV.
Participium praet. als praed. nomen 9; 274
participium praet. voor infinitief 260 opm. III.
participium van intr. of refl. ww. als adjectief 261
participium + comen, gaen, loopen. 262
passieve vormen (dubbel samengestelde passieve vormen) 264 opm. II.
perfectum (ontstaan van 't perfectum) 250
perfectum = praesens 250
perfectum (recapituleerend perfectum) 247
perfectum (perfectum historicum) 247
perfectum (= fut. exactum) 242
pleonasme 360
plusquamperfectum 251 en opm. II.
positief pro comparatief 155
positief pro superlatief 155
praedicaat in 't meerv. bij enkelv. subject 205; 298
praedicaat in 't enkelv. bij meerv. antecedent 206 opm. II.
praedicatief (uitsluitend praedicatief gebezigde adjectieven). 143
praedicatief attribuut 12; 272
praedicaatsnomen 9
praedicaatsverbum ontbreekt 10a
praesens (= fut.) 242
praes. hist. 244
praes. naast futurum 247 opm. III.
praesens en imperfectum van 't zelfde ww. verbonden 245
prolepsis 358-360
pronomen pers. 73
pronomen (enclitische vorm van 't pronomen) 41
pronomen masc. voor vrouwelijke wezens 31
pronomen als representeerend element in 't praedicaat 34
pronomen in de plaats van het pron. relat. 69; 67 opm.
pronomen verbonden met pron. relat 64
pronomen + telwoord na dan niet uitgedrukt 29 opm.
pronomen 150 opm. IV.
pronomen demonstrativum niet uit-  

[pagina 257]
[p. 257]

pronomen gedrukt als subject 59 opm. I.
pronomen demonstrativum representeerend element in 't praedicaat. 45
pronomen demonstrativum verbonden met pron. poss. 49 opm. I.
pronomen possessivum onverbogen 80-82
pronomen possessivum subjectief opgevat 85
pronomen possessivum objectief opgevat 85
pronomen possessivum = pron. dem. 83 opm.
pronomen possessivum = lidwoord 83
pronomen possessivum = pron. pers. 102 opm. III.
pronomen possessivum zelfstandig gebruikt 82
pronomen possessivum tweemaal gebruikt 47
pronomen possessivum herhaald 138 opm. II.
pronomen possessivum als praedicaatsnomen 9 opm. I.
pronomen possessivum. omschreven 85 opm. I.
pronomen possessivum ter omschjijving van den genitief 84
pronomen possessivum + infinitief 277
pronomen-relativum zonder antecedent 60
pronomen-relativum neemt den naamval over van 't antecedent 61
pronomen-relativum heeft betrekking op een pron. poss. 58
pronomen-relativum heeft betrekking op een aan 't voorafgaand ontleend begrip 59
pronomen-relativum heeft betrekking op een collectief 57
pronomen-relatief volgt 't natuurlijk geslacht van 't antecedent 56
pronomen relativum + pron. poss. ter omschrijving van den genitief 54 opm. II
pronomen relativum + pron. pers. 64
pronomen relativum met de beteekenis van een voorn. bijw. 74
pronomen reflexivum 40
proteron husteron (prothusteron) 363
reflexieve ww. 239
relatieve zinnen nevenschikkend verbonden 67
relatieve zin nevenschikkend verbonden zonder conj. 71
relatieve (plaats van derelatieve zinnen) 351 vlgg.
relatieve zin met de bet. van een conditioneelen of hypothetischen zin 62
Samentrekking 214
spreekwijzen 5d; 10a; 97j
stoffelijke adjectieven worden verbogen 140
stoffelijke adjectieven als praedicaatsnomen 9 opm. II
stofnamen + lidw. 96b
subject (psychologisch subject) 5h
subject niet uitgedrukt 5
subject niet uitgedrukt in tweeledigen toegevenden zin bij de ww. willen of doen 6
subject opgesloten in voorafgaand pron. poss. 5i
subject (samenvattend subject) 204 opm. III
subject (samenvattend subject) niet uitgedrukt 5g
subject herhaling van 't subject bij twee door ende verbonden zinnen 5h opm. I
subject van den bijzin als object in den hoofdzin 73

[pagina 258]
[p. 258]

subjectzin 301
superlatief 233; 347
superlatief dubbele superlatief 152 opm. I
superlatief versterkt door bat 152 opm. I.
superlatief pro comparatief 155
superlatief omschreven 152
superlatieve genitief 160 opm. IV
Tautologie 361
telwoord (plaats van 't telwoord) 99
telwoord + genitief 104
telwoord + pron. pers. 100
telwoord hoofd- = rangtelwoord 105
telwoord volgorde der hoofdtelwoorden 106
temporeele conjuncties 308
temporeele zinnen 283
tusschenzin 356
uitroepen (zonder subject) 5c
uitroepzinnen 293; 326
tijden (in hoofd- en bijzin) 338
tijden (afwisseling der tijden) 338 opm.
tijden dubbel samengestelde verl. tijd 252
verbum substantivum 268 opm. III
vergelijkende conjuncties 315
verhouding-uitdr. conj. 317
volgorde der woorden 151 II; 209 opm.; 108 opm. III.
volgorde der hoofdtelwoorden 106
voorn. bijw. 53-54
voorw. zin in den vraagvorm als nazin 302 opm. I
voorzetsel-bijw. 130
voorzetselbepaling gesplitst 160 opm. I.
vraag 213
wensch zonder praedicaat 10b
wenschzinnen 213; 326
werkwoorden (trans. werkwoorden) 193; 268
werkwoorden (intr. werkwoorden) 238
werkwoorden (schijnb. intr. werkwoorden) 268
werkwoorden (scheidb. werkwoorden) 286 opm. III
werkwoorden (onscheidb. werkwoorden) 286 opm. III
werkwoorden (mutatieve intr. werkwoorden) 269
werkwoorden (niet-mutatieve intr. werkwoorden) 268d
werkwoorden (perf. intr. werkwoorden) 268b
werkwoorden (intr. werkwoorden met gen. object of voorz. bep.) 268
werkwoorden met den datief 180
werkwoorden die een natuurverschijnsel aanduiden 270 opm. II
werkwoorden meervoudsvorm van 't werkwoorden bij enkelv. subject 208
werkwoorden meervoudsvorm van 't werkwoorden bij collectief 205
werkwoorden enkelvoudsvorm van 't werkwoorden bij meerv. subject 206 opm. II
werkwoordsvorm als znw. 21
zelfstandig nw. als adjectief 23-26
zelfstandig gebruik van allerlei woordsoorten 21
zeugma 365

voetnoot1
De getallen duiden de paragrafen aan.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken