Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

57. Iemand eene afroffeling geven.

Het wkw. afroffelen beteekent eigenlijk met een' roffel (d.i. een schaaf, die gebruikt wordt om het ruwste van het hout af te schaven) afschaven; de ruwe oppervlakte van een stuk hout wegnemen. Figuurlijk wordt dit toegepast op personen; ze met woorden ruw aantasten, duchtig doorhalen, een ferme schobbeering geven wegens gepleegd verzuim of verkeerd gedrag; iemand eene afroffeling geven wil dus zeggen: iemand den mantel uitvegen, hem een (af)rammeling geven. Vgl. hiermede iemand afkammen (vgl. Teirl. 25: afkammen, afrossen), afrossen (eig. met de roskam; vgl. fr. étriller), iemand afborstelen; het 17de-eeuwsche afpluizen (= den mantel uitkloppen); afpeluwen; over den hekel halen, enz. Zie Ndl. Wdb. I, 1294 en vgl. Waasch Idiot. 51: afroefelen (ook Antw. Idiot. 140; Teirl. 39); hd. einen Rüffel erteilen, kriegen en dialectisch einen rüffelnGa naar voetnoot1); fr. une raclée; eng. a licking.Ga naar voetnoot2)

voetnoot1)
Hier kan men denken aan een afl. van roffel, kastijding, eig. de kastijding van een soldaat, die onder het slaan van een roffel op de trom door de spitsroeden moet loopen; zie Nal. Wdb. XIII, 852; 856.
voetnoot2)
Iets afroffelen, zuidndl. roefelen, fri. ôfroffelje, iets haastig en slordig afmaken, is natuurlijk op dezelfde wijze te verklaren. Zie Winschooten, 212: ‘Hij loopt 'er maar met de roffel oover’; het welk oneigendlijk beteekend los 'r oover heen loopen.’ Ndl. Wdb. XIII, 850, 854.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken