Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

59. Aftakelen.

Dit wordt gezegd van een schip: het van takelage, staand en loopend want, ontdoen, het onttakelen, het aftuigen; daarna kreeg van iets aftakelen de beteekenis van: een hoeveelheid, een gedeelte van iets afnemen, het in omvang doen verminderen; later evenals aftuigen bij overdracht, intr. gebruikt, van een mensch, wiens krachten verminderen, afnemen. Het tegenovergestelde noemt men toetakelen,Ga naar voetnoot1) door Winschooten, 307 verklaard als ‘het schip van touwwerk versien, om see te kunnen kiesen,’ dat thans ironisch gebruikt wordt voor ‘iemand afranselen’; waarbij dus dezelfde begripsovergang is waar te nemen als bij iemand havenen en er deerlijk gehavend uitzien, welk ‘havenen’ oorspr. beteekende: in orde brengen, van het noodige voorzien. Zie Ndl. Wdb. I, 1626; De Jager, Frequ. II, 114; Molema, 294 b; Harreb. III, 4 a; Ten Doornk. Koolman II, 676 b; fri. ôftakelje, zich van kleeren, die men alleen buiten 's huis of als opschik draagt, ontdoen, en vgl. hd. abtakeln; ein abgetakeltes Frauenzimmer, ein abgetakelter Mann.

Het tegenovergestelde optakelen (uitdossen, opsieren) is ook in het hd. bekend: ein aufgetakeltes Weib, ein Weib das sich mit gar vielfachem Putz und Fliter behangen hat.

voetnoot1)
In den zin van ‘uitdossen’, 17de eeuw toetakelen, kent Conscience aantakelen (zie Antw. Idiot. 111), waarvoor wij zeggen optakelen, hd. auftakelen; fr. appareiller; De Bo, 37 b; Schuermans Bijv. 10 b; Waasch Idiot. 51 b. Het Antw. Idiot. 14 en Teirl. 49 vermelden aftakelen in den zin van afrossen, waarvoor wij zeggen iemand aftuigen (vgl. o.a. Jord. 25).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken