Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

281. De bokkepruik ophebben.

Deze uitdrukking dateert uit den tijd, dat men algemeen pruiken droeg, dus uit de 18de eeuw. Het op een bepaalde wijze dragen van die pruik of ook van den hoed werd als kenteeken beschouwd der stemming van den drager. Zat de pruik netjes, had men veel zorg aan het toilet besteed, dan maakte men daaruit op, dat de drager van dat hoofddeksel goed gehumeurd was. Stond daarentegen de pruik scheef, zat ze slordig, dan merkte men dat aan als een kenteeken van onverschilligheid, norschheid, ontevredenheid, de stemming van een bok, een norsch mensch, en had hij de bokkepruik op. Vgl. hiermede de uitdr. de pruik zit hem scheefGa naar voetnoot1),

[pagina 110]
[p. 110]

hij is uit zijn humeur; de pruik op krijgen, boos worden (Jord. 89) en goed (of slecht) gemutst zijn. Zie Noord en Zuid XIX, 27; Ndl. Wdb. III, 269; Slop, 25 en vgl. het fri. de bokkeprûk op ha; nd. de Prück steit ämm verkêrt; ha hât de Prük wieder verkieht stonn (Eckart, 400). In de Zaanstreek: een grim ophebben (Boekenoogen, 1313); in de 16de eeuw: de grimmuts opsettenGa naar voetnoot1).

voetnoot1)
Wolff en Deken, De fam. Wijsneus en hun boek: Ja wat zou ons beletten onze pruiken op zestig graden te schuiven?
voetnoot1)
Veelderh. Geneuchl. Dichten (ed. Letterk.), bl. 27.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken