Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

402. Dalles

beteekent armoede, hebr. dallus (poolsch), dalluth (portugeesch). Vgl. Uit één pen, 131: Vroeger hadden die menschen de dalles, - notabene dat is een d meer dan alles en dalles beteekent niets: 'n raar woord, hé? Het Volk, 18 Oct. 1913, p. 5, k. 2: 't Was omstreeks 1894 dat ik aan 't gezelschap Kreukniet en Poolman verbonden was en daar in die dagen een reuzendalles meemaakte; Köster Henke, 13: Hij heb de dalles, hij is aan lagerwal. Zie ook Diamst. 44; Nkr. 16 Aug. 1913, p. 3: Wat hebben we de dalles, de leden deserteeren, wij staan te debatteeren, geen mensch die naar ons hoort; Handelsbl. 6 Febr. 1918 (A.) p. 5 k. 6: Als ze zelf maar even ‘in de centen’ zitten, zijn ze spontaan naar hun aard, dadelijk klaar hun minder fortuinlijke collega's uit de dalles te helpen; 11 Febr. 1920 p. 13 k. 1 (A.): Maar ik heb nog nooit zoo'n tijd van dalles geleje asse justement daar; Van Schothorst, 115: den dalles hebben, het verloren hebben, niets meer bezitten na een spel; Molema, 66: ik kreeg 'n dalles, niets. Ook in de verwensching: krijg de dalles!, hoepel op (zie Ghetto, II, 15). Een dallesdekker, een armoedzaaier (Köster Henke, 13; Groningen IV, 196; Landl. 36)Ga naar voetnoot3); gedallest zijn, aan lagerwal zijn; vgl. Köster

[pagina 157]
[p. 157]

Henke, 19: Ik ben (of ik sta) gedallist. Schei uit, ik ben net zoo gedallist als jij; Jord. II, 401: Zoo'n gedalliste gooser (arme kerel) als hij nu was; Landl. 3; 13; 319; vgl. Zondagsblad van Het Volk, 1905 p. 255: Immers der liberalen leus was steeds: Liever alles voor ons en voor het volk de dalles; bl. 260: De oudste jongen mag volgend jaar van school en verdienen gaan. 't Is dalles thuis; 1906, bl. 36; 143; Handelsblad, 31 Aug. (ochtendbl.) 1915 p. 2 k. 5; Het Volk, 17 Febr. 1914 p. 4 k. 1; Het Volk, 15 Nov. 1913 p. 5 k. 1; De Amsterdammer, 13 Dec. 1914 p. 7 k. 1: 't Gerucht wil dat hij in een dalles-tijd voor portier heeft gespeeld; Zoek. 216; 228; 276; Nkr. II, 8 Maart p. 5:

 
Dus landsverdediging gaat ons voor alles,
 
Al is ons vaderland nog zoo in dalles.

Nkr. V, 2 Sept. p. 4; Jord. II, 55: Een dallesjager van niks (een armoedzaaier); 253: Ze minachtte de eerlijke en openhartige dalles van haar moeder; dallesdekker in Jord. II, 256 en 275; Groot-Nederland, 1914 (Oct.) p. 430; Kluge, Rotw. 349; 375; 425; 430; Günther, 53: Dalles ist Rittmeister, der Geldmangel ist sehr grosz; Voorzanger en Polak, 111: Baron van dalleshausen, grootdoener die niets bezit. Evenzoo in 't hd. in den Dalles kommen, in armoede geraken; ich bin im Dalles, ik ben arm; der hat wohl den Dalles, die is getikt; der kat den Dalles, mit dem ist es vorbei: Dallesmann, een armoezaaier; bedallest, in geldverlegenheid zijn; Dalleskrämer, iemand die aan lagerwal geraakt is.

voetnoot3)
Volgens Woordenschat, 171: Een kleedingstuk, dat bij gebrek aan een ander bij allerlei gelegenheden dienst moet doen; wijde mantel of ander kleedingstuk, waarmede men zijn armoedige onderkleeding bedekt. Zoo ook Onze Volkstaal, III, 255.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken