Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

562. Faliekant uitkomen (of uitloopen),

d.i. verkeerd uitkomen, nl. van verwachtingen en berekeningen. Het znw. faliekant (van het fr. faille en ndl. kant), dat reeds in de middeleeuwen moet hebben bestaanGa naar voetnoot2), beteekent volgens Kiliaen: ‘angulus non aequalis, non quadratus aut rectus’, dus een niet rechte hoek, een scheeve kant. Vandaar dat wij ‘faliekant uitkomen’ gebruiken voor: niet goed uitkomen, verkeerd of zooals wij ook zeggen met een pannestuk (niet met een geheele (dak)pan) uitkomen. Zie het Mnl. Wdb. II, 777; Stallaert I, 415 a en

[pagina 224]
[p. 224]

Tuinman II, 131: t' Is falikant, dat is, het feilt, 't is mis, 't is niet zo 't moest zyn; Halma, 142: Falikant, falikantig, ontrouw, valsch; iemand ergens falikant of trouwloos in vinden, trouver que quelqu'un n'agit pas rondement dans une affaire; Harreb. I, 190 a: Het komt falikant uit; B.B. 326: Dat loopt toch falikant uit; Het Volk, 8 Nov. 1913 p. 1 k. 4: Dat is faliekant uitgekomen; Bouman, 26; fri. faeljekant útkomme. In de 15de eeuw zeide men ook sonder falikant in den zin van zonder bedrog, zonder mankeeren, zekerGa naar voetnoot1), evenals thans nog in het Friesch: sonder faeljekant; in het Groningsch zegt men nog: doar is gijn foaliekant bie = de zaak is goed in orde, dat zal niet verkeerd uitvallen (Molema, 110 b); evenzoo in het Oostfri.: dâr was gên falikant bi naast dat kwam falikant ût. In Zuidnederland kent men valekant, valkant en valekantig; zie De Cock1, 153.

voetnoot2)
Men kende ook een dijc faliecanten, een dijk schuins glooiend afwerken, schuins afsteken (o.a. Vierl. 138). In het Land v. Waas is een faliekant een ‘plankzijde die ongelijk is’ (Waasch Idiot. 212); De Bo, 1236: valkant schuins (Schuerm. Bijv. 352).
voetnoot1)
Tijdschr. XXXIX, 112.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken