Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1115. Te keer gaan,

in de zegsw. iemand of iets te keer gaan, d.i. zich tegen iemand of iets keeren (mnl. hem keeren te enen), zich er tegen verzetten, in welken zin ze voorkomt in de 16de eeuw o.a. bij Despars, 2, 100. Wellicht is ze ontleend aan het schermen of vuistvechten, waarbij men onder keer verstond het keeren, afwenden van een slagGa naar voetnoot1), doch met het oog op het Oostfri. to ker gân, zijn gang gaan, eig. zich in een bepaalde richting bewegen, ook op een bepaalde wijze handelen, te werk gaan, zich gedragenGa naar voetnoot2), komt het mij waarschijnlijker voor, dat de uitdr. moet worden verklaard als: zich tegen iemand keeren, en vandaar tegen hem uitvaren (mnl. enen oplopen), razen, tieren, tegen hem aangaan, mnl. enen anegaen, Zie verder Pers, 156 b: Malkanderen te keer gaen (ook bij Vondel, Joseph in Egypte, 889); 336 a: Dese stad te keere te gaen; vgl. Vondel, Virg. II, 42: Nu laetze voor den dagh komen al die het hart hebben, om met gevoederde en lootzware osseleere wanten elck andere te keer te gaen; bl. 259: Vader Latinus zagh twee mannen elckandere met den stalen degen te keer gaen; Halma, 630; Molema, 194; fri. kear krije, te keer gegaan worden; De Bo, 504: iemand te keere vliegen, te keere gaan, zich tegen iemand verzetten, hem aanranden.

voetnoot1)
Mnl. Wdb. III, 1268.
voetnoot2)
Ten Doornk. Koolm. II, 198: hê gung to ker un gaf hör n slag an de hals. Dit gebruik van te keer gaan is ook in Friesland zeer gewoon.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken