Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1288. Iemand de kroon van het hoofd nemen,

d.w.z. hem zijn eerekrans ontnemen, hem schandvlekken, onteeren ‘iemand door quaadspreken berooven van zyn eere, en goeden naam, die zyn kroon en çieraad is (Tuinman I, 202). Vgl. het 17de-eeuwsche iemands kroon te na zijn, iemands eer te na zijn; Job XIX, 9: Mijne eere heeft hy van my afgetrocken, ende de kroone mijnes hoofts heeft hy wechgenomen; Potgieter, Blauw bes: De kroon is ons toch van het hoofd gevallen, onze eere is weg! O.K. 43: Je zou mijn knecht of den jongen de kroon van d'r hoofd nemen; B.B. 53: Dat is puur alleenig, meneer, om mijn de kroon van het hoofd te rukken; Mgdh. 241: Ik zal m'n stinkende zoon niet kenne, die me de kroon van het hoofd het gestole, die m'n fatsoendelike naam op straat smijt; vgl. ook Sjof. 28: Ze hield d'r vent de kroon op z'n kop (d.w.z. zij hield zijn eer op). In 't fri. immen de kroan fen 'e holle nimme; hd. einem die Krone abstoszen (oder an die Krone greifen). In de 17de eeuw ook iemand de kruin van 't hoofd spreken, hem van zijn eer berooven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken