Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1319. Het is maar lak,Ga naar eind1319

d.w.z. het is maar gekheid, bedrog, fopperij, larie. Vgl. Lvl. 11: 't Leven is niks, lak, larie; Nkr. V, 24 Juni p. 4: Zijn sociale wetten zijn allemaal maar lak; VII, 29 Maart p. 2: Al heb ik hooren verkondigen, dat de principes maar lak zijn; Onderm. 12: Het is allemaal lak dat rijmen, dat lijmen; in 't fri. it wier lak, de boel is lak (= mis). Lak hebben aan iemand of iets, om iemand of iets niets geven, er maling aan hebben;

[pagina 528]
[p. 528]

vgl. Dievenp. 46: Tot-ie er ten laatste uitflapt, dat hij lak heeft aan de heele zaak van den ander; Sprotje, 40: Ze het lak aan de jongens, ze kan d'r krijge zooveel ze maar wil; Köster Henke, 38; Het Volk, 13 Sept 1913, p. 6 k. 4; Handelsblad, 28 Oct. 1913, p. 6 k. 1; Prikk. V, 26: Jouw ridderordes hebben we anders braaf lak aan.

In het mnl. bestaat een bijv. naamw. lak, laf, flauw, loszinnig, eene beteekenis, die ook in het mnd. en thans nog dialectisch in het hd. voorkomt. De oorspr. bet. kan, evenals bij de stammen laf, lef, maf en makGa naar voetnoot1), die van slap, moede geweest zijn, waaruit zich die van flauw (vgl. fri. lakswiet, flauw zoet), zouteloos, zot heeft ontwikkeld. Hoogstwaarschijnlijk heeft lak die oorspr. beteekenis van slap, uitgeput nog in luilak,Ga naar voetnoot2) in Westphalen lûlapp (Woeste, 165 a), d.i. iemand, die lui en lak is (vgl. bij Hooft: luiledig); die van zouteloos, flauw heeft het nog o.a. te Deventer en in Twente, waar men spreekt van 't èten is te zolt of te lak (Draaijer, 23). Vgl. verder het fri. it is lakmoes, mis, vergeefs; het gron. da's moar lak mit ouweltjes (Molema, 235 b; Harreb. II, 3; Sprotje II, 98), voor welk achtervoegsel men vergelijke ‘iemand zijn feilen (fouten) en boenders aantoonen’; het 's-Gravenhaagsche ‘daar was een heele foelie (fr. foule) en notenmuskaat’Ga naar voetnoot3), het Zuidndl. aantjes, hinnekes en kieskes smijten (keilen), waar de twee laatste woorden door de verkeerde opvatting van aantjes als haantjes en niet als eendjes er aan zijn toegevoegd (Kinderspel III, 15). Volgens het Ndl. Wdb. VIII, 927 evenwel hebben we met een fig. toepassing van lak, vernis te doen; 't is maar lak zou dan eigenlijk zijn: 't is maar vernis, 't is maar een uiterlijke schoone schijn; terwijl Franck- v. Wijk, 367 als waarschijnlijk aanneemt, dat we er een overdrachtelijke bet. van lak, gebrek, valsche beschuldiging in moeten zien.

eind1319
Vgl. Ndl. Wdb. VIII, 3240, waar de hier gegeven gissing omtrent den oorsprong van luilak weinig aannemelijk wordt geacht ‘daar luilak blijkbaar nooit een adj. is geweest’.
voetnoot1)
Vgl. mnd. mak und mode; 17de eeuw: moe en mack (Kluchtspel I, 141); in Limb. is mak weer syn. van het fri. lak waer = laf, maf weer, wanneer het lakwaerm (fri.) is; een makke vlieg = een loome vlieg; Schuermans, Bijv. 192 b citeert een znw. mak in den zin van een slag, dat dus weer met een lap, een lik te vergelijken is. Wanneer we deze volkomen analoge beteekenissen waarnemen die de stammen laf, lak, maf vertoonen, dan mogen we zeker wel het tot nu duistere adjectief maf houden voor een wisselvorm van mak, dat van denzelfden stam is als gemak en het wkw. maken. Vgl. slof, slop, slok; doffen en dokken; boffen, bokken (Opprel, 83 en Franck-v Wijk, 408).
voetnoot2)
Een zoogenaamde historische verklaring wordt gegeven in het Handelsblad, 7 Aug. 1916 (A) p. 5, k. 3. De nachtwacht van het stadhuis te Amsterdam, Piet Lak, zou bij de nadering der Franschen in 1672 geslapen hebben. Hierdoor kreeg Lak den bijnaam van ‘luie Lak’. Inderdaad komt de verbinding luie lak voor in Besteedster (anno 1728), 22; 26.
voetnoot3)
Zie voor dergelijke toevoegsels J. Verdam, Uit de Geschiedenis der Ned. Taal3, 170.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken