Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1357. Aan den leiband loopen,

d.w.z. zich door anderen laten leiden; niet zelfstandig zijn, niet op eigen beenen gaan. Eig. wordt het gezegd van een kind, dat bij het loopen aan een leiband wordt vastgebonden; vgl. Sewel, 445: Leiband, kinder leiband, a string, whereby children learn to walk by; C. Wildsch. III, 30: Of zoudt gij mij als een kind aan den leiband willen houden? bl. 353: Een leiband noodig hebben; IV, 98: Ik ben, hoop ik, geen kind meer, dat zonder een leiband nog niet loopen kan; VI, 154: Een

[pagina 545]
[p. 545]

lummel van een doet-oor, die bij gebrek van energi altoos aan den leiband loopt; bl. 163: Indien Eva haaren Adam aan den leiband had leeren loopen; Harreb. I, 30; Ndl. Wdb. VIII, 1471; Handelingen der Staten-Gen. 1913, p. 2249: De partij loopt hier aan den leiband van iemand die in de eerste plaats rekening houdt met de belangen der Rijksverzekeringsbank; Handelsblad, 14 Maart (avondbl.) 1914, p. 5 k. 1: Ook in het Duitsche parlement kon geconstateerd worden, dat de zweep van een Ledebour plaats maakte voor den leiband van de andere groote partijen, waaraan de sociaal-democraten zoetjes liepen; hd. einen am Gängelbande führen oder gängeln; fr. mener qqn en laisse ou à la lisière; oostfri.: mit 'en lêband lôpen. Ook zegt men aan (of in) het lijntje loopen, waarmede te vergelijken is het lat. funem sequi en het hd. jemanden an der Leine haben, iemand in zijne macht hebben, aan zijn snoer hebben, aan den leiband houden, dat voorkomt in C. Wildsch. I, 288.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken