Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1540. Een grooten mond hebben,

d.w.z. brutaal, ongepast zijn, vooral van kinderen gezegd; zie no. 1539 en vgl. mnl. cleinmondich, bescheiden. Vgl. C. Wildsch. VI, 32: Dat heb ik wel gehoord, dat hij haar, haar assurante grooten mond verweten heeft; Multatuli I, 208: En zal niet.... ieder.... zeggen: het is goed, dat Saïdjah stierf, want hij heeft een grooten mond gehad tegen Adinda? Vgl. het vroegere iemand een vuilen mond geven; het vroegere en thans nog dial. bekende mondig, een grooten mond hebbende (Hoeufft, 394; Ndl. Wdb. IX, 1071); thans iemand een brutalen bekGa naar voetnoot1), mond geven, waarmede te vergelijken is W. Leevend IV, 268: Je behoeft my zoo een bakkes niet te geven. In het fri. immen in wize bek jaen, iemand kwaad bescheid geven, waarin mond (bek, bakkes) de beteekenis heeft van ‘wat gesproken wordt’. Vgl. hd. ein groszes Maul haben (Wander III, 515); Afrik. Hy het 'n mond soos 'n wawiel.

voetnoot1)
Vgl. Ndl. Wdb. II1, 1557, waar o.a. uit Hooft, Ned. Hist. 791 wordt aangehaald: De Hopluiden gaaven aan d'Ommelandsche gemaghtighden een spytighen bek.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken