Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1748. Een overvlieger.

Een in de late middeleeuwen bij Froissart I, 65 voorkomende benaming van iemand, die boven anderen uitmuntGa naar voetnoot2). Zie ook Kiliaen: Overvliegher, perceler, velox et agilis supra modum: strenuus in primis; Plantijn: Een overvlieger, un voleur, qui vole de vistesse, homme habile; Sart. I, 9, 89: Ghy sult een overvlieger werden, evades in virum praecellentem et eximium; De Brune, Bank. II, 186; Halma, 490: Overvlieger, een uitsteekend man in eenige kunst; Sewel, 624; Ndl. Wdb. XI, 2170; Schuerm. Bijv. 250 a: overvlieger, die gemakkelijk leert; oostfri. aferflêger; fri. oerfleaner, oerfljugger. Vgl. ook het 17de-eeuwsche syn. overkijker en ons hoogvlieger, gewoonlijk in de uitdr. hij is geen hoogvlieger, hij timmert niet hoogGa naar voetnoot3).

voetnoot2)
Bij Froissart in het slechte; aldaar beteekent het volgens Mnl. Wdb. V, 2327 waarschijnlijk belhamel; in de 16de eeuw komt het eveneens in eene ongunstige beteekenis voor, namelijk in die van bedrieger, wellusteling (zie Taal- en Letterbode IV, 214; Oudemans V, 532).
voetnoot3)
Een hoogvlieger is eigenlijk een soort (tamme) duif, die zeer hoog vliegt; in Zuid-Nederland ook een leeuwerik (Schuermans, 193; Bijv. 126).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken