Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

1895. Puf,

in de uitdr. geen puf hebben, geen opgewektheid, geen lust hebben, geen troef hebben, zooals men in de 17de eeuw en thans nog in Zuid-Nederland zegt; geen puf hebben in iemand of iets, geen lust hebben in iemand of iets; 17de eeuw: geen puf hebben in, op of tot iets, er geen lust in hebben, er niet van willen weten, niet vertrouwen; zie Brederoo I, 156, vs. 1622: 'k Heb in myn Man geen puf; Halma, 520; C. Wildsch. VI, 62: Maar dat de Hernhutters niet willen zeggen hoe zij God in hunne verborgenheden dienen, daar heb ik geen puf op; Harreb. II, 204: hij heeft er geen puf op; Weiland, 530: ik heb er geen puf in; fri. pof, levenslust; Bouman, 85: ik heb er geen puf op, ik vertrouw die zaak niet; De Arbeid, 8 Juli 1914, p. 3 k. 3: Dat die arbeiders er weinig

[pagina 194]
[p. 194]

puf in hebben hiervan gebruik te maken, is een vaststaand feit; Kunstl. 113: Potdorie.... ik ben d'r f'r kouwe as 'n meeuw.... daar heb ik nie feul puf in! Nest, 13: Ze had geen ‘puf’ ruzie te maken; Antw. Idiot. 982: poef, moed, lust; op iet geenen poef hebben, er geenen lust toe gevoelen; eng. puff, pralerij, bluf. Het znw. puf, dat samenhangt met puffen, poffen, blazen, beteekent oorspr. in letterlijken zin opgeblazenheid; het zwellen van de borst als teeken van durf, moed; vgl. gri. θυμος, lust, moed, naast θυω, opbruisen. Zie n. 586.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken