Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8,97 MB)

ebook (6,37 MB)






Genre
sec - taalkunde

Subgenre
non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett

Vorige Volgende

2064. Met den (of een) Franschen slag,

d.w.z. niet degelijk, niet grondig, onnauwkeurig, slordig en half. In de 17de en 18de eeuw was de uitdrukking bekend als term in de rijkunst. Vgl. Gew. Weeuw. III, 6: Zy verstaan de Fransche slag, d.i. het klappen

[p. 267]

van de zweep; Van Effen, Spect. I, 30: Wy leiden 'er de Fransche slag eens over, en lieten hem de hielen van onze ruintjes zien; bl. 56: Ik ben tegenwoordig bezig met een Tractaatje te schryven, over de Konst van een Sweep wèl te handelen, beneffens een nauwkeurige beschryvinge van een nieuwe Fransche slag, die ik zelfs heb uitgevonden; bl. 80: Dat je maar een broddelaar bent, en de Fransche slag niet eens weet ter degen te slaan; Bartelink, Beemst. Kermis (1774), bl. 3: Men hoort (op eene paardenmarkt) den franschen zweepslag kletsen, door vaardig slingeren, terwijl de kooplien zwetsen; E. Wolff, Walcheren (1769), bl. 198: Jan slaat den Franschen slag en doet het (schoone span) lustig springen; zie ook Nav. III, bijbl. CXCI en Harreb. I, 195: Hij legt er de Fransche zweep overheen of hij slaat den Franschen slag; Jord. 133: Tusschen het gepel en gekook, beredderde ze de grienende kinderen, met franschen slag. Onder een Franschen slag zal men dus een bepaalden slag met een lange zweep moeten verstaan, wellicht een die los en zwierig is; vandaar kon met den Franschen slag de beteekenis aannemen van: op losse, zwierige wijze1), luchtig, niet degelijk. In het fri.: him er mei in franske slach ôfmeitsje. In Noord-Holland zegt men: ergens een bolstaart van maken, er zich met een Franschen slag afmaken (De Vries, 66); in de Zaansche volkstaal: iets 'en streek van Pauw geven, iets met den Franschen slag doen (Boekenoogen, 7342)).

1)
Vgl. Het Volk, 27 Mei r915, p. 1 k. 1: Het is wel geen bezem, waar de jonge professor mee werkt, het is eerder een zwabber - maar groot is het ding, waar hij mee zwaait, en hij doet het met een Franschen slag.
2)
De beteekenis van ‘handigheid’ heeft Fransche slag bij J.J. Cremer, 't Hart op de Vêluw: Hoe 't zoo geloopen was, kos Bram zich eiges niet verkloaren, maar met 'en wondere Franse slag had die tolboas hum tot den aftocht bewogen.

Vorige Volgende