Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2182. Een stoethaspel,

d.i. een onhandig mensch; ook: iemand die weinig verstand heeft en toch gaarne alleen aan 't woord is; een kwibus, een haspel, een halve gek (Halma, 208 en Ndl. Wdb. VI, 106). De oorsprong is onbekend; het komt voor in de 18de eeuw in W. Leevend II, 59, waar sprake is van ‘den Jonker stoethaspel’; en in Sara Burgerhart, 305: Misselijke stoethaspels van mannen; zie ook Harreb. II, 307; Molema, 407; 567; Sprotje II, 38; Nest, 6; Lev. B. 6: Leelijke stoethaspels van dieren; Gunnink, 216; Handelsblad, 27 Febr. 1915 (avondbl.), p. 11 k. 2: Nico

[pagina 321]
[p. 321]

de Jong had den dokter min of meer als een rare snoeshaan, nogal stoethaspelig opgevat; fri. stuthaspel (-hispel), warhoofd, die alles door zijn stijfhoofdigheid, onverstand of onhandigheid in de war brengt. Volgens Franck-v. Wijk, 669 is stoethaspel wellicht een contaminatievorm van stoeter, stoetel en haspel, die dial. ieder afzonderlijk = ‘stoethaspel’ voorkomen. Vgl. het Noordh. stoetel, stoethaspel, onredzaam mensch, een dom werkman (Bouman, 103); fri. stutel, stutich; het Zaansche stoeter, stoethaspel, domkop; stoeterig, stoetelig, dom, onredzaam (Boekenoogen, 1013); fri. stutelich, onvast, wankelend; syn. van een stoffel stootgaren of muurbrekerGa naar voetnoot1), dat de vraag doet rijzen of we stoethaspel mogen verklaren als ‘iemand die den haspel steeds doet stooten en stuiten, onhandig haspelt’.

voetnoot1)
Ook te Amsterdam is stoffel stootgaren bekend.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken